Besluit van 24 oktober 2005 tot verlenging van het Transactiebesluit milieudelicten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 14 september 2005, directie Wetgeving, nr. 5373254/05/6;

Gelet op artikel 37, eerste lid, van de Wet op de economische delicten;

De Raad van State gehoord (advies van 28 september 2005, nr. W03.05.0403/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 17 oktober 2005, directie Wetgeving, nr. 5379453/05/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Transactiebesluit milieudelicten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 12, eerste en tweede lid, vervalt: voor de periode van 1 november 2000 tot en met 31 december 2005.

B

Artikel 13 vervalt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 24 oktober 2005

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de derde november 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit bewerkstelligt een verlenging van de werkingsduur van het Transactiebesluit milieudelicten. Het Transactiebesluit milieudelicten legt voor eenvoudige en veel voorkomende milieudelicten een strafrechtelijke transactiebevoegdheid in handen van het bestuur. De verlenging houdt verband met het volgende.

Enkele wettelijke regelingen voorzien thans in een bevoegdheid voor het bestuur een strafrechtelijke transactie aan te bieden. Deze bevoegdheid wordt kortheidshalve wel aangeduid als bestuurlijke transactie. Artikel 37 van de Wet op de economische delicten (WED) biedt een basis om bij algemene maatregel van bestuur de bevoegdheid te verlenen een bestuurlijke transactie aan te bieden. Deze bevoegdheid is voor enkele eenvoudige en veelvoorkomende milieudelicten verleend in het Transactiebesluit milieudelicten. Ook bijvoorbeeld de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) voorziet in een bestuurlijke transactie. Artikel 76 AWR verleent aan het bestuur der belastingen de bevoegdheid om ter zake van fiscale delicten een strafrechtelijke transactie aan te bieden.

Door de Tweede Kamer is het wetsvoorstel OM-afdoening aanvaard (Kamerstukken I 2004/05, 29 849, A). In dat wetsvoorstel wordt voorgesteld de grondslag voor de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten te veranderen, en wel door de transactiebevoegdheid om te vormen tot een de bevoegdheid een strafbeschikking uit te vaardigen. In het wetsvoorstel OM-afdoening worden de hiervoor genoemde regelingen inzake de bestuurlijke transactie omgevormd tot regelingen die de bevoegdheid scheppen een bestuurlijke strafbeschikking uit te vaardigen. In dat wetsvoorstel wordt voorgesteld artikel 37 WED te laten vervallen en daarvoor een algemene regeling in de plaats te stellen, en die op te nemen in het Wetboek van Strafvordering (artikel 257ba Sv). Dit betekent dat aan het Transactiebesluit milieudelicten de wettelijke basis zal komen te ontvallen, indien het wetsvoorstel OM-afdoening tot wet wordt verheven en in werking treedt.

Ter uitvoering van het wetsvoorstel OM-afdoening zal, in samenspraak met de betrokken departementen, zo nodig stapsgewijs, regelgeving worden voorbereid. Onderdeel van deze voorbereiding is te bezien aan welke bestuursorganen onder de werking van artikel 257ba Sv de bevoegdheid wordt verleend een strafbeschikking uit te vaardigen. Het ligt voor de hand om de inhoud van het Transactiebesluit milieudelicten, in aan de strafbeschikking aangepaste vorm, in deze uitvoeringsregelgeving te incorporeren.

Ervan uitgaande dat het wetsvoorstel OM-afdoening tot wet wordt verheven, is als voorlopig moment van inwerkingtreding september 2006 voorzien. Op dat moment zal het Transactiebesluit milieudelicten worden ingetrokken en zal meer algemeen opgezette regelgeving ter uitvoering van het wetsvoorstel OM-afdoening worden doorgevoerd op de wijze zoals hiervoor is omschreven. Dat betekent materieel gezien dat de verlenging van de werkingsduur van het Transactiebesluit milieudelicten neerkomt op een periode van iets meer dan een half jaar. Het is om die reden dat ervoor gekozen is in dit besluit de horizonbepaling uit het Transactiebesluit milieudelicten weg te halen.

De werking van het Transactiebesluit milieudelicten in de praktijk is door onafhankelijke onderzoekers in 2002 geëvalueerd (A. B. Blomberg, S. Verberk en F. C. M. A. Michiels, Een gunstig aanbod, Een onderzoek naar de werking van het Transactiebesluit milieudelicten). Uit deze evaluatie blijkt dat het besluit ten dele aan de verwachtingen heeft voldaan. De onderzoekers bevelen aan door te gaan met het instrument van de bestuurlijke transactie onder wijziging van enkele randvoorwaarden, onder andere in het Transactiebesluit milieudelicten. In verband met het voornemen een plan van aanpak voor te bereiden dat mede op de uitkomsten van dit onderzoek zou worden gebaseerd, werd het Transactiebesluit milieudelicten tweemaal eerder verlengd, laatst bij besluit van 11 december 2003, Stb. 515. Met de voorgenomen invoering van de OM-afdoening is een nieuwe situatie ontstaan. Het ligt om een aantal redenen voor de hand om de uitkomsten van het onderzoek naar de bestuurlijke transactie voor milieudelicten te betrekken bij de regelgeving die ter uitvoering van het wetsvoorstel OM-afdoening zal worden ter hand genomen.

In de eerste plaats zijn veel van de conclusies die de onderzoekers hebben getrokken uit de evaluatie van het Transactiebesluit milieudelicten relevant voor de vraag onder welke voorwaarden in het algemeen bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid zou kunnen worden verleend, voor welke delicten deze bevoegdheid zou moeten gelden, aan welke organen deze bevoegdheid zou kunnen worden verleend, wat de hoogte van de geldboetebedragen zou moeten zijn, en wat de verhouding zou moeten zijn tot de regeling van de door opsporingsambtenaren uit te vaardigen strafbeschikking, de opvolger van de politietransactie.

In de tweede plaats zal de strafbeschikking juridisch op andere wijze worden ingekaderd dan de transactie. Bij de voorbereiding van de regelgeving die noodzakelijk is ter uitvoering van het wetsvoorstel OM-afdoening moet bezien worden wat de invloed daarvan is op de voorwaarden waaronder en de gevallen waarin bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid wordt verleend. Dat zal ook het geval zijn bij de vormgeving van de bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid ter zake van de milieudelicten die thans in de bijlage bij het Transactiebesluit milieudelicten zijn genoemd.

In de derde plaats zou een doelmatige inzet van de wetgevingscapaciteit er niet mee gediend zijn fors te investeren in een herijking van het Transactiebesluit milieudelicten waar dit besluit naar verwachting september 2006 wordt ingetrokken.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven