Wij
Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen,
die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te
weten:
Alzo Wij in overweging genomen
hebben, dat het wenselijk is dat de verplichting om advies te vragen
over de reinigbaarheid van verontreinigde grond vervalt, dat de overige
taken van het Service Centrum Grond worden opgedragen aan Onze Minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en dat het
noodzakelijk is daarvoor enige bepalingen in de Wet bodembescherming
aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij
deze:
ARTIKEL I
De Wet
bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt de begripsomschrijving van
«servicecentrum».
B
De artikelen 21 tot en met 26
vervallen.
C
Artikel
27, tweede lid, komt te luiden:
2. In een geval als
bedoeld in het eerste lid kunnen gedeputeerde staten aanwijzingen geven
met betrekking tot de te nemen maatregelen. Gedeputeerde staten kunnen
tevens een aanwijzing geven tot het laten beoordelen van de
reinigbaarheid van de verontreinigde grond op een bij die aanwijzing te
bepalen wijze. Tenzij de geboden spoed zich daartegen verzet, geven
gedeputeerde staten geen aanwijzing tot het afgraven van verontreinigde
bodem, dan nadat zij kennis hebben genomen van het resultaat van de
beoordeling van de reinigbaarheid van die
bodem.
D
Artikel 28, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij de melding,
bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens
verstrekt:
a. de resultaten van onderzoek met betrekking tot de
kwaliteit van de bodem;
b. de
resultaten van nader onderzoek, indien dat is uitgevoerd;
c. het tijdstip waarop met de handelingen, bedoeld in
het eerste lid, zal worden aangevangen;
d. indien verontreinigd grondwater zal worden
onttrokken, de bestemming van dat grondwater;
e. indien verontreinigde bodem zal worden afgegraven,
de bestemming van de grond en of de verontreinigde grond zal worden
gereinigd;
f. indien de verontreinigde
bodem geheel of gedeeltelijk niet zal worden gereinigd, wordt tevens
een beoordeling van de reinigbaarheid van de verontreinigde grond
overgelegd.
E
Na artikel 28 wordt een nieuw artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 28a
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld
omtrent:
a. de beoordeling van de reinigbaarheid van
verontreinigde grond, bedoeld in de artikelen 27 en 28 van deze wet of
in een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 8.44 van de Wet
milieubeheer;
b. de wijze van indeling
in partijen van de verontreinigde bodem op de te ontgraven
locatie.
F
In artikel 29, derde lid, vervalt onderdeel a,
onder verlettering van de onderdelen b en c tot a en
b.
G
In artikel 32,
eerste lid, vervalt na «inspecteur»: , het
servicecentrum.
H
In
artikel 43, eerste lid, vervallen de tweede en derde
volzin.
ARTIKEL II
Op het tijdstip waarop deze
wet in werking is getreden, draagt het Service Centrum Grond alle
archiefbescheiden, met betrekking tot de taken die het Service Centrum
Grond bij de Wet bodembescherming waren opgedragen tot het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet, over aan Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
ARTIKEL III
Indien het bij koninklijke boodschap van 11 maart 2004 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet bodembescherming en enkele
andere wetten in verband met wijzigingen in het beleid inzake
bodemsaneringen (Kamerstukken II 2003/04, 29 462, nr. 2) tot wet
wordt verheven en in werking treedt voor het tijdstip waarop deze wet
in werking treedt, komt artikel I, onderdeel A, van deze wet te
luiden:
A
In artikel 1
vervalt de begripsomschrijving van «servicecentrum»,
onder vervanging van de puntkomma aan het slot van de voorgaande
begripsomschrijving door een
punt.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking
met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin zij wordt
geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.