Besluit van 16 januari 2004, houdende wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 15 december 2003, nr. 5261054/03/6;

Gelet op de artikelen 34, vierde lid, en 37, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand;

De Raad van State gehoord (advies van 8 januari 2004, nr. W03.03.0535/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 12 januari 2004, nr. 5264839/04/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Artikel 3, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 20001 komt te luiden:

  • 1. Het basisbedrag bedraagt € 93,84.

Artikel II

Op 1 januari 2005 wordt het basisbedrag vermeerderd met een bedrag dat ontstaat door € 3,61 te vermenigvuldigen met de norm, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000.

Artikel III

Artikel 10 van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand2 wordt «bedraagt de eigen bijdrage bij de eerstvolgende toevoeging veertig procent van de eerst opgelegde eigen bijdrage, afnemend met telkens tien procent bij elke daaropvolgende toevoeging» vervangen door: bedraagt de eigen bijdrage bij de eerstvolgende en de daarop volgende twee toevoegingen vijftig procent van de eerst opgelegde eigen bijdrage.

Artikel IV

  • 1. Indien voor het moment van inwerkingtreding van dit besluit een afgifte van een toevoeging heeft plaatsgevonden of rechtsbijstand is verleend in een piketzaak, wordt bij de vaststelling van de vergoeding uitgegaan van het basisbedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, zoals dat gold ten tijde van de afgifte van de toevoeging.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de afgifte van een toevoeging of de verlening van rechtsbijstand in een piketzaak voor 1 januari 2005.

Artikel V

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2004.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 16 januari 2004

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de tweeëntwintigste januari 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige wijzigingen van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand zijn aangekondigd in de brief van 21 oktober 2002 van de Minister van Justitie aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2002/03, 28 600 VI, nr. 7), en de vervolgbrief aan de Kamer van 16 december 2002 (Kamerstukken II 2002/03, 28 600 VI, nr. 118). Een concept van dit besluit is ter uitvoering van de voorhangprocedure op 18 december 2002 gezonden aan de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer. Bovendien is in ditzelfde kader op 24 december 2002 een concept van dit besluit gepubliceerd in de Staatscourant (nr. 248). Naar aanleiding van de discussie die is gevoerd naar aanleiding van deze voorhangprocedure in de Tweede Kamer, is het onderhavige besluit uiteindelijk aangepast.

In het eerste lid van artikel 3 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 wordt de in voornoemde brieven aangekondigde verhoging van de uurvergoeding van rechtsbijstandverleners van € 7,00 in twee tranches doorgevoerd. Ten gevolge van tussentijdse indexeringen is dit bedrag thans € 7,22. Op 1 januari 2004 wordt de uurvergoeding verhoogd met € 3,61 en op 1 januari 2005 wordt eenzelfde, maar wel geïndexeerde, verhoging doorgevoerd. De gefaseerde invoering is noodzakelijk met het oog op het creëren van mogelijkheden om de budgettaire gevolgen binnen het beleidsterrein van de rechtsbijstand op te vangen. De verhoging leidt ertoe dat het basisbedrag van de uurvergoeding met ingang van 1 januari 2004 wordt verhoogd tot € 85,95.

Bij deze verhoging wordt gevoegd de verhoging van de uurvergoeding met € 7,89 die wordt verleend aan rechtsbijstandverleners die voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen waarover overeenstemming is bereikt met de Nederlandse Orde van Advocaten. Immers, vanaf 1 januari 2004 kunnen rechtsbijstandverleners slechts deelnemen aan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand c.q. ingeschreven zijn bij een raad voor rechtsbijstand, indien zij voldoen aan bovengenoemde kwaliteitseisen. Hiermee wordt de kwaliteitstoeslag integraal onderdeel van het basisbedrag zoals genoemd in het eerste lid van artikel 3 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Per 1 januari 2004 wordt de uurvergoeding dan € 93,84.

Aangezien niet bekend is wat de hoogte zal zijn van het per 1 juli 2004 toe te passen indexeringscijfer, kan niet nauwkeurig worden aangegeven wat de hoogte van het bedrag van de uurvergoeding met ingang van 1 januari 2005 zal zijn. Afgezien van deze indexering per 1 juli 2004 zal het basisbedrag dan € 97,45 zijn.

Er zijn twee redenen voor deze nieuwe verhoging. Ten eerste is in het rapport van het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO Rechtsbijstand) aangegeven dat een reële uurvergoeding ligt tussen de € 95 en € 100 (Kamerstukken II 2001/02, 28 372, nr. 1, blz. 3 en 4) (prijspeil 2002). Op grond van de voorgestelde verhogingen zal een rechtsbijstandverlener met ingang van 1 januari 2005 een basistarief ontvangen van € 97,45 (prijspeil 2003) welk bedrag nagenoeg overeenkomt met het in het rapport van het IBO Rechtsbijstand als wenselijk genoemde bedrag (rekening houdend met de indexering in 2003, waardoor de door het IBO genoemde bedrag van € 95 moet worden opgehoogd naar circa € 98 voor een reële vergelijking).

Ten tweede ligt aan de verhoging van de uurvergoeding ten grondslag de noodzaak om voldoende rechtsbijstandverleners te motiveren om deel te nemen aan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand, opdat aldus een goede toegang tot het recht wordt gewaarborgd.

De verhoging van het basisbedrag zal tot een verhoging van de uitgaven leiden van ongeveer € 21 miljoen. In de hierboven aangehaalde brieven is uiteengezet dat deze financiering moet worden opgevangen met de middelen die beschikbaar zijn voor het beleidsterrein van de gesubsidieerde rechtsbijstand. Bij brief van 6 en 7 november 2003 is een wijziging van de eerder voorgestelde dekkingsmaatregelen aangekondigd (Kamerstukken II, 2002/03, 29 200 VI, nrs. 96 en 97). Daarin is voorgesteld om de zogenoemde anticumulatieregeling niet af te schaffen, maar anders in te richten. Deze regeling hield in dat een rechtzoekende die binnen een half jaar meer dan één toevoeging ontvangt waarvoor een eigen bijdrage is betaald, voor de tweede en volgende toevoeging een steeds lagere eigen bijdrage betaalt. De wijziging van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand brengt nu met zich dat de eigen bijdrage voor de tweede, derde en vierde vervolgtoevoeging die binnen zes maanden nadat de eerste toevoeging is verleend, altijd vijftig procent van de verschuldigde eigen bijdrage is. Voor een vijfde toevoeging binnen het half jaar moet opnieuw het volle bedrag van de eigen bijdrage worden betaald.

Een andere dekkingsmaatregel is opgenomen in het Besluit aanpassing eigen bijdragen rechtsbijstand. Daarin worden de eigen bijdragen van rechtzoekenden in het kader van de verlening van een toevoeging verhoogd. De rechtzoekende heeft belang bij een voldoende aanbod van toe te voegen rechtsbijstandverleners, welk aanbod naar verwachting gewaarborgd zal zijn indien de uurvergoeding wordt opgetrokken. De voorgestelde verhoging van de eigen bijdrage is een belangrijk element in de financiering hiervan. Voor de beschrijving van de dekkingsmaatregelen verwijs ik naar mijn brief aan de Tweede Kamer van 16 december 2002 (Kamerstukken II, 2002/03, 28 600 VI, nr. 118) en mijn hierboven aangehaalde brieven van 6 en 7 november 2003.

Artikelsgewijs

Artikel I

De wijziging van artikel 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 brengt met zich dat op 1 januari 2004 het basisbedrag wordt vermeerderd met de voorgestelde verhoging van € 3,61 en de verhoging € 7,89 in verband met het opnemen van de kwaliteitstoeslag in de basisvergoeding met als gevolg dat het basisbedrag uitkomt op € 93,84. Per 1 juli 2004 wordt dit bedrag overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 geïndexeerd. Dit betekent dat ook de verhogingen van de uurvergoeding waardevast zijn.

Artikel II

Op 1 januari 2005 wordt het basisbedrag zoals dat met toepassing van de indexering op 1 juli 2004 is vastgesteld verhoogd met iets meer dan € 3,61. Het precieze bedrag kan niet worden aangegeven, aangezien deze verhoging ook wordt geïndexeerd.

Artikel III

De aanpassing van de anticumulatieregeling is toegelicht in het algemeen deel.

Artikel IV

In artikel IV is bepaald op welk moment het nieuwe basisbedrag wordt gehanteerd. Daarbij wordt aangesloten bij het vierde lid van artikel 3 van het Besluit. Dit betekent dat het oude basisbedrag wordt gehanteerd, indien de toevoeging wordt afgegeven voor het moment van inwerkingtreding van dit besluit. Daarbij maakt het niet uit of een voorlopige of voorwaardelijke toevoeging wordt afgegeven.

Voor de aanpassing van de anticumulatieregeling geldt onmiddellijke werking. Dit houdt in dat na inwerkingtreding van dit besluit een nieuwe aanvraag om een toevoeging moet worden aangemerkt als een eerste toevoeging voor de toepassing van de anticumulatieregeling.

Artikel V

In artikel V is bepaald dat de regeling terugwerkende kracht heeft tot 1 januari 2004. Deze terugwerkende kracht hangt samen met de reeds in 2002 aankondiging van de verhoging van de vergoeding voor rechtsbijstandverleners. Het is niet langer wenselijk deze verhoging nog langer uit te stellen. Daarbij speelt een rol dat de verhoging van de vergoeding in het voordeel van de rechtsbijstandverlener is.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1999, 580, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 augustus 2003, Stb. 330.

XNoot
2

Stb. 1994, 33, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 10 oktober 2003, Stb. 388.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven