Besluit van 6 mei 2003, houdende wijziging van het
Vergoedingenbesluit Kamer voor de Binnenvisserij 1975 (aanpassing vergoedingen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij van 4 december 2002, no. TRCJZ/2002/12396, Directie Juridische
Zaken;
Gelet op artikel 53, tweede lid, van de Visserijwet 1963;
De Raad van State gehoord (advies van 24 januari 2003, no. W11.02.0555/V);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij van 28 april 2003, no. TRCJZ/2003/3369, Directie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Vergoedingenbesluit Kamer voor de Binnenvisserij 19751
wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt het bedrag «€ 58,99» vervangen
door: € 90,76.
B
Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2
Voor het bijwonen van zittingen of andere bijeenkomsten van de Kamer voor
de Binnenvisserij wordt aan de leden een vergoeding toegekend van € 90,76
per dag.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1
januari 1998.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 6 mei 2003
Beatrix
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
B. J. Odink
Uitgegeven de derde juni 2003
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
Het Vergoedingenbesluit Kamer voor de Binnenvisserij 1975 (Stb. 564)
regelt de vergoedingen voor de plaatsvervangende voorzitter en de leden van
de Kamer voor de Binnenvisserij.
Bij het onderhavige besluit worden de vergoedingen van de plaatsvervangende
voorzitter en de leden van de Kamer voor de Binnenvisserij verhoogd tot hetzelfde
niveau als de vergoedingen die de plaatsvervangende voorzitter en de leden
van de grondkamers ontvangen. Concreet gaat het om de vergoedingen die de
plaatsvervangende voorzitter c.q. de leden ontvangen voor het leiden c.q.
het bijwonen van zittingen of andere bijeenkomsten van de Kamer voor de Binnenvisserij.
Voor de volledigheid zij erop gewezen dat de relevante werkzaamheden van beide
instanties van vergelijkbare aard zijn.
Volgens de Nota van Toelichting behorende bij het Vergoedingenbesluit
Kamer voor de Binnenvisserij 1975, zoals gewijzigd bij besluit van 20 januari
1987 (Stb. 27), is het steeds de bedoeling geweest dat bij de vaststelling
van de vergoedingen aangesloten zou worden bij de vergoedingen voor de leden
van de grondkamers. In de praktijk is dit inmiddels niet meer het geval. Met
dit besluit zullen deze ongewenste verschillen opgeheven worden.
Aangezien de verhoging bij de grondkamers is ingegaan per 1 januari 1998,
werkt het besluit terug tot 1 januari 1998.
Verhoging van de vergoedingen zal uiteraard consequenties hebben voor
de hoogte van de tarieven die door de Kamer voor de Binnenvisserij geheven
worden.
Een eerste inventarisatie heeft uitgewezen dat een discrepantie bestaat
tussen de door de Kamer ontvangen bijdragen voor de door haar verrichte diensten
en de door de Kamer in verband met die diensten gemaakte kosten. Deze discrepantie
wordt onder meer veroorzaakt door het feit dat de tarieven al sinds 1993 niet
zijn aangepast aan loon- en prijsontwikkelingen. De verhoging van de vergoedingen
voor de plaatsvervangend voorzitter en de leden van de Kamer voor de Binnenvisserij
zal deze discrepantie nog groter maken. De tarieven, zoals opgenomen in de
Regeling tarieven Kamer voor de Binnenvisserij, zullen dan ook worden verhoogd.
De verhoging van de vergoedingen en de overige loon- en prijsontwikkelingen
zullen in ieder geval in de tarieven worden verdisconteerd.
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
B. J. Odink
XNoot
1Stb. 1975, 564; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 september 2001,
Stb. 415.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging
bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden
opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 juli 2003, nr. 128.