2018D37369

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2018

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft verzocht om een reactie op de brief van de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV; d.d. 25 april 2018), waarin de NMV commentaar geeft op de visie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) met betrekking tot landbouwgrond in de gecombineerde opgave (commissieverzoek 23 mei jl.) Hierbij geef ik invulling aan dit verzoek.

Mijn ministerie ontving in oktober 2017 een brief van de NMV (d.d. 29 september 2017). Daarop is op ambtelijk niveau geantwoord per brief van 19 januari 2018. Door een interne procedurefout heeft de beantwoording langer geduurd dan de bedoeling is. In deze brief van mijn ministerie wordt beschreven hoe RVO.nl omgaat met de kaarten van provinciale overheden (de natuurbeheertypenkaarten) inzake de status van natuurterreinen die in het kader van vastgesteld provinciaal natuurbeleid daarop een plaats krijgen. In dezen maakt RVO.nl gebruik van kaarten die openbaar zijn en waarop de ingetekende natuurterreinen een status hebben die van belang is in het kader van het mestbeleid. In de Meststoffenwet (Mw; artikel 3) is namelijk opgenomen dat het stelsel van gebruiksnormen (hoofdstuk III), waaronder ook regels voor derogatie vallen, niet van toepassing is op natuurterreinen met hoofdfunctie natuur vanwege beperkingen voor beweiding en/of bemesting; dit betreft gronden met een zogenaamde N(atuur)-typering. De maximaal te gebruiken hoeveelheden dierlijke meststoffen en compost, uitgedrukt in kilogrammen stikstof en fosfaat per hectare, voor dergelijke natuurterreinen zijn opgenomen in het Besluit gebruik meststoffen (Bgm).

Mijn ministerie heeft de inhoud van deze brief van januari 2018 afgestemd met RVO.nl en de NVWA en bevat als zodanig geen persoonlijke visie. Ik heb geen reden om aan te nemen dat de inhoud gedeeltelijk afwijkt van het juridische kader, zoals de NMV suggereert. In eerste instantie is leidend wat de gebruiker van de grond opgeeft in de Gecombineerde Opgave (GO). In tweede instantie kan tijdens een controle van de NVWA (op het bedrijf) of van RVO.nl (administratief door opvragen van gegevens) blijken dat de feitelijke situatie anders is dan in de GO is opgegeven; dan is de feitelijke situatie leidend.

In het voorjaar van 2018 heeft RVO.nl de natuurbeheertypenkaart gebruikt om na te gaan of de opgave van percelen in overeenstemming is met deze kaart. Dat doet RVO.nl om na te gaan of er eventueel sprake is van natuurterreinen met een N-typering, want die worden in het mestbeleid gezien als natuurterreinen met hoofdfunctie natuur. Gebruikers die niet in overeenstemming met deze kaart een perceel niet als natuurterrein, maar als landbouwgrond hebben opgegeven, krijgen daarvan een melding. Daarvan is de bedoeling dat de gebruiker voor zichzelf nagaat of de opgave van het perceel juist was. Daarmee wil RVO.nl voorkomen dat na een bedrijfscontrole van de NVWA of een administratieve controle van RVO.nl blijkt dat de feitelijke situatie anders is dan is opgegeven en dat RVO.nl vervolgens vanwege een overtreding van de Mw een bestuurlijke boete moet opleggen.

De natuurbeheertypenkaart is dus niet leidend voor het vaststellen van de status van de grond; dat is de feitelijke situatie die pas na nadere controle kan worden vastgesteld. Daarmee wijkt de wijze waarop met natuurterrein wordt omgegaan af van de GLB-casus waaraan de NMV refereert. In deze casus besloot RVO.nl op voorhand op basis van de natuurbeheertypenkaart, maar zonder een controle van de feitelijke situatie, dat er in alle gevallen geen sprake was van landbouwgrond. Daarover oordeelde het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) echter anders. Na deze uitspraak in juli 2017 wordt in het kader van het GLB alleen nog gekeken naar de feitelijke situatie om te beoordelen of sprake is van subsidiabele landbouwgrond voor directe inkomenssteun.

Er is geen sprake van dat RVO.nl de spelregels heeft veranderd ten aanzien van de wijze waarop in het mestbeleid wordt omgegaan met natuurterreinen met hoofdfunctie natuur. In positieve zin heeft RVO.nl wel iets veranderd, namelijk door in de periode dat de gebruikers in het kader van de GO hun percelen registreren, een melding te sturen als er mogelijk sprake is van een onjuiste opgave. Dat kan een hoge boete voorkomen, als bij een controle blijkt dat een perceel geen landbouwgrond maar natuurterrein met hoofdfunctie natuur blijkt te zijn. Dat geldt zeker als blijkt dat men daardoor toch niet in aanmerking komt voor derogatie, omdat de eis van minstens 80% grasland niet wordt gerealiseerd.

De NVWA en RVO.nl maken hun beoordeling van de feitelijke situatie in afstemming met elkaar op basis van de inhoud van de overeenkomst die de gebruiker heeft gesloten met de (natuurbeherende) instantie die het betreffende perceel verpacht of verhuurt. Als blijkt dat sprake is van natuurterrein met hoofdfunctie natuur dan telt deze oppervlakte niet mee voor het stelsel van gebruiksnormen en voor de voorwaarden voor derogatie. Aanvullend is van belang dat voor de betreffende oppervlakte kan blijken dat de feitelijke beschikkingsmacht niet ligt bij de gebruiker; dan behoort deze grond op basis van de mestregelgeving niet tot de landbouwgrond van het bedrijf.

Wat betreft de waterkeringen vindt er inmiddels overleg plaats met betrokken partijen hoe daarop de landbouwkundige functie een plaats moet krijgen, gezien de vaak grote beperkingen die worden gesteld aan de mate van beweiding en/of bemesting. Het laatste beïnvloedt de beoordeling van de feitelijke beschikkingsmacht. Daarvoor liggen er inmiddels enkele gerechtelijke uitspraken die aangeven dat in de beoordeelde situaties deze waterkeringen niet tot de landbouwgrond van het bedrijf behoren.

Tot slot vindt de NMV de achtergrondinformatie op de website van RVO.nl onvoldoende. Mede naar aanleiding hiervan gaat RVO.nl de website aanpassen. Suggesties van de NMV ter verbetering zijn altijd welkom.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven