Vragen van het lid Van der Ham (D66) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de hoogte van de collegegelden voor tweede studies na wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) (ingezonden 10 september 2010).

Vraag 1

Kunt u toelichten hoe de collegegelden voor tweede bachelor- en masteropleidingen zich sinds de wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) hebben ontwikkeld?

Vraag 2

Hoeveel opleidingen vragen een hoger collegegeld voor een tweede bachelor of master en hoeveel hoger ligt dit collegegeld?

Vraag 3

Zijn er verschillen zichtbaar in het collegegeld voor een tweede studie tussen gelijke opleidingen bij verschillende instellingen?

Vraag 4

Wat zijn de gevolgen voor het aantal studenten dat een tweede bachelor of master volgt? Kunt u uiteenzetten hoe het aantal aanmeldingen zich heeft ontwikkeld?

Vraag 5

Deelt u de mening dat het maximaal te lenen bedrag van vijf keer het wettelijk collegegeld niet toereikend is voor de hogere instellingstarieven? Bent u bereidt hiervoor een oplossing te vinden?

Vraag 6

Zijn er instellingen die hun studenten vragen het collegegeld in één keer over te maken? Zo ja, bent u van mening dat studenten voldoende mogelijkheden hebben aan deze eisen te voldoen?

Vraag 7

Is het waar dat onderwijsinstellingen per jaar hun instellingscollegegeld bepalen? Zo ja, hoe groot mag dan wat u betreft de ontwikkeling zijn in het collegegeld van het ene op het andere jaar voor bestaande studenten?

Vraag 8

Is het u bekend of studenten zijn gestopt met een tweede studie vanwege een stijging van het collegegeld?

Vraag 9

Is het waar dat de compensatieregeling voor studenten die tijdens hun eerste studie met een tweede studie begonnen en deze na afronden van de eerste studie afmaken tegen wettelijk tarief slechts drie jaar geldt? Zo ja, wat betekent dit voor de studenten die als tweede studie een vierjarige hbo-bachelors volgen?

Naar boven