35 026 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019)

Nr. 7 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 oktober 2018

Tijdens het Wetgevingsoverleg van 6 november 2017 is met uw Kamer gesproken over de Nederlandse regeling voor het btw-nultarief van zeeschepen die moet worden gewijzigd naar aanleiding van een aanwijzing van de Europese Commissie (Kamerstuk 34 785, nr. 24). Daarbij heeft uw Kamer de motie van het lid Aukje de Vries c.s. (Kamerstuk 34 785, nr. 10) aangenomen. Deze motie verzoekt de regering om in overleg te treden met de betrokken partijen in de scheepvaartsector en maritieme sector en op korte termijn te zoeken naar een goed uitvoerbare oplossing voor de sector. Voorts vraagt de motie de regering om in overleg met de besturen van de Waddeneilanden en betrokken rederijen te komen tot een plan met concrete maatregelen die rekening houden met de situatie van de eilandbewoners. Allereerst wil ik opmerken dat dit van belang is, en dat het daarom goed is dat de Kamer hier aandacht voor heeft gevraagd.

In mijn brief van 5 juli jongstleden (Kamerstuk 34 785, nr. 100) heb ik u geïnformeerd over de gesprekken met de maritieme sector. Inmiddels zijn deze gesprekken afgerond en heb ik de verkregen informatie gebruikt bij het wijzigen van het Voorschrift Tabel II1. In dit voorschrift worden nadere aanwijzingen gegeven omtrent de uitleg van het btw-nultarief. Het wijzigingsbesluit zal binnenkort gepubliceerd worden. In het wijzigingsbesluit wordt een toelichting gegeven op de regeling btw-nultarief voor zeeschepen, zoals die vanaf 1 januari 2019 zal gelden. Hierbij is nadrukkelijk rekening gehouden met de (vraag)punten die door de maritieme sector zijn aangedragen.

In mijn eerdere brief heb ik u tevens geïnformeerd over de verschillende stappen die zijn ondernomen om, in overleg met de besturen van de Waddeneilanden en de betrokken rederijen, de precieze gevolgen van de maatregel voor de eilandbewoners in kaart te brengen. Mijn vertrekpunt is dat veranderingen in fiscale wet- en regelgeving vanwege de scheiding tussen inkomsten en uitgaven op de rijksbegroting niet leiden tot compensatie aan de uitgavenzijde.

Inmiddels zijn de vervoerplannen van twee van de drie rederijen bekend geworden, waardoor de precieze gevolgen op de ticketprijzen bekend zijn. Over deze vervoerplannen wordt u apart geïnformeerd door mijn collega van IenW. De derde rederij, Teso, die Texel bedient, is niet gebonden aan een vervoerconcessie en daarmee niet verplicht tot het indienen van een vervoerplan. Er is daarom nog niet te zeggen wat de exacte gevolgen voor de eilandbewoners zullen zijn die reizen met de schepen van Teso. Op basis van de gesprekken die met Teso zijn gevoerd valt wel een onderbouwde inschatting te maken van de gevolgen van de maatregel voor de eilandbewoners.

Uit de vervoerplannen en de gesprekken met de rederijen blijkt dat het totale financiële nadeel voor de bewoners van alle vijf de eilanden opgeteld op jaarbasis € 150.000 bedraagt. Hierbij moet opgemerkt worden dat de bewoners van Vlieland en Terschelling geen nadeel ondervinden. De rederij die deze eilanden bedient zal de tarieven namelijk niet verhogen als gevolg van de maatregel. Bij dit genoemde bedrag is bovendien geen rekening gehouden met eilandbewoners die voor hun werk gebruikmaken van de veerdiensten en deze reiskosten vergoed krijgen door hun werkgever. Daardoor kunnen de effecten voor de eilandbewoners nog lager uitvallen dan het genoemde bedrag.

Daarnaast is ook gekeken naar de gevolgen voor de niet-eilandbewoners. Zij zullen het merendeel van de financiële gevolgen van deze maatregel dragen, aangezien het merendeel van de passagiers van de veren bestaat uit niet-eilandbewoners. In het onderzoek dat het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) heeft uitgevoerd naar prijselasticiteit bij personenvervoerdiensten is ook gekeken naar de Waddenveren. Uit dat onderzoek blijkt dat de vraag naar tickets voor de Waddenveren zeer inelastisch is, waardoor het bezoek aan de eilanden naar verwachting slechts in zeer beperkte mate afneemt als gevolg van de maatregel. Dit onderzoek van het KiM is u reeds toegezonden door mijn collega van IenW.

Op basis van het bovenstaande gaat de Minister van BZK in overleg met de Waddenbesturen over de gevolgen voor de eilandbewoners.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel


X Noot
1

besluit van 28 maart 1993, nr. VB 93/575, zoals dit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 31 december 1998, nr. VB 98/2970.

Naar boven