Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel V wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «het belastingtijdvak dat aanvangt op 1 januari 2018» vervangen
door: een belastingtijdvak dat aanvangt in 2018.
2. In het derde lid wordt «het belastingtijdvak dat aanvangt op 1 januari 2018» vervangen
door: een belastingtijdvak dat aanvangt in 2018, maar uiterlijk over het belastingtijdvak
waarin het goed of de dienst in gebruik is genomen,.
TOELICHTING
Mede naar aanleiding van het verzoek van de Tweede Kamer om het overgangsrecht in
het wetsvoorstel te versoepelen, stelt het kabinet voor om de landbouwers meer tijd
te geven bij de toepassing van dat overgangsrecht. De toepassing van het overgangsrecht
betekent voor landbouwers immers, dat zij aankoopfacturen van vóór 1 januari 2018
moeten verzamelen en dat zij de aftrek in één keer moeten vaststellen. Dit kan in
voorkomende gevallen een behoorlijke administratieve last zijn. Daarom wordt voorgesteld
dat de landbouwer die onder de btw-landbouwregeling viel niet slechts het eerste kwartaal van 2018 maar het hele jaar 2018
de tijd heeft om zijn recht op aftrek in één keer te effectueren.
In het wetsvoorstel is vastgelegd dat de landbouwer die op 31 december 2017 gebruikmaakt
van de landbouwregeling van de Wet op de omzetbelasting 1968, de btw die in rekening
is gebracht wegens de aanschaf van zijn investeringsgoederen die op 1 januari 2018
bij hem in gebruik zijn, voor de resterende herzieningsperiode in één keer in aftrek
moet brengen. Voorwaarde is in dat kader dat aannemelijk is gemaakt dat deze goederen
voor de resterende herzieningsperiode voor belaste handelingen gebruikt zullen worden.
Deze aftrek «in-één-keer» moet de landbouwer op grond van het wetsvoorstel doen op
de btw-aangifte over het belastingtijdvak dat aanvangt op 1 januari 2018. Hetzelfde
is van toepassing voor alle goederen en diensten die de hiervoor genoemde landbouwer
vóór 1 januari 2018 heeft aangeschaft, maar op 1 januari 2018 nog niet in gebruik
heeft genomen. Ook hier moet de aftrek van de ter zake van de aanschaf van deze goederen
en diensten in rekening gebrachte btw op grond van het wetsvoorstel in het eerste
belastingtijdvak van 2018 plaatsvinden overeenkomstig de als gevolg van de afschaffing
van de btw-landbouwregeling gewijzigde bestemming van deze goederen en diensten.
Met deze nota van wijziging wordt het wetsvoorstel aangepast in die zin dat de bovengenoemde
landbouwer de btw die in rekening is gebracht wegens de aanschaf van zijn investeringsgoederen
die op 1 januari 2018 bij hem in gebruik zijn voor de resterende herzieningsperiode
in één keer in aftrek moet brengen op een btw-aangifte over een door de landbouwer
zélf te kiezen belastingtijdvak dat aanvangt in 2018. Hierdoor kan deze landbouwer
er bijvoorbeeld voor kiezen om de herziening in één keer te doen in de aangifte van
het laatste kwartaal van 2018. Hierdoor heeft hij veel meer tijd heeft om zich voor
te bereiden. Om dezelfde reden wordt het wetsvoorstel in die zin gewijzigd dat de
bovengenoemde landbouwer met betrekking tot de daar bedoelde goederen en diensten
die op 1 januari 2018 nog niet in gebruik zijn genomen, eveneens de aftrek van de
ter zake van de aanschaf van deze goederen en diensten in rekening gebrachte btw moet
aangeven op een aangifte over een door de landbouwer zélf te kiezen belastingtijdvak
dat aanvangt in 2018 overeenkomstig de als gevolg van de afschaffing van de landbouwregeling
gewijzigde bestemming van deze goederen en diensten. De landbouwer moet de btw uiterlijk
in aftrek brengen in de btw-aangifte over het belastingtijdvak waarin de landbouwer
de goederen en diensten in gebruik neemt.
Uitvoeringskosten Belastingdienst
De voorstellen in deze nota van wijziging zijn beoordeeld met de uitvoeringstoets
nieuwe stijl. Voor de wijzigingen geldt dat de eerder uitgebrachte uitvoeringstoets
onverkort van kracht is. De nota van wijziging heeft geen gevolgen voor de uitvoeringskosten
van de Belastingdienst.
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel