34 638 Dyslexie en dyscalculie

Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2017

In vervolg op de brief van 20 december jongstleden over aantallen dyslexieverklaringen in het onderwijs willen wij u zoals toegezegd informeren over de voortgang van de in gang gezette activiteiten om de aantallen dyslexieverklaringen terug te dringen.1

In deze brief gaan wij in op het ontwikkelen van een brede richtlijn dyslexie door de betrokken beroepsgroepen. Vervolgens informeren wij u over de uitkomsten van het gesprek dat wij met Balans over de vergoeding van hulpmiddelen voor leerlingen en studenten met dyslexie hebben gevoerd en gaan wij in op de eerste analyse van de uitkomsten van de eerder uitgevoerde quick scans naar aantallen dyslexieverklaringen. Ook informeren wij u over het overleg dat heeft plaatsgevonden met de wetenschappers die vorig jaar over het al dan niet voorkomen van dyslexie de publiciteit hebben gezocht.

Brede richtlijn dyslexie

Op verzoek en met steun van de Ministeries van VWS en OCW gaan de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen en het Nederlands Instituut van Psychologen samen met het Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie aan de slag met het ontwikkelen van een brede vakinhoudelijke richtlijn dyslexie. Met deze richtlijn wordt richting gegeven aan de ondersteuning van leerlingen met dyslexie zowel binnen als buiten het onderwijs. De richtlijn gaat deel uitmaken van de professionele standaard waartoe de beroepsgroepen zich verhouden en waarop zij aanspreekbaar zijn. De richtlijn bevordert snelle en goede signalering, ondersteuning, diagnostiek en behandeling van dyslexie en moet voorkomen dat leerlingen en studenten ten onrechte het stempel dyslexie krijgen. Daarbij wordt de transparantie van de hulpverlening versterkt: door een dergelijke brede richtlijn weten niet alleen professionals onderling, maar ook leerlingen, studenten, ouders, scholen en instellingen beter wat zij van elkaar mogen verwachten.

Het ontwikkelen van een dergelijke brede vakinhoudelijke richtlijn duurt gemiddeld drie jaar. Bij de ontwikkeling van de richtlijn wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van reeds bestaande producten, zoals de protocollen leesproblemen en dyslexie die voor alle onderwijssectoren zijn ontwikkeld. Het protocol dyslexie voor het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is recentelijk geactualiseerd. Ook het onderzoek dat nu wordt uitgevoerd naar de kwaliteit van de verklaringen en degene die de verklaring afgeeft, kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de richtlijn. Gedurende de periode van ontwikkeling zullen waar mogelijk deelproducten worden opgeleverd. Onderdeel van het plan van aanpak van de beroepsgroepen is eveneens de implementatie van de richtlijn. Door vanaf het begin zoveel mogelijk partijen uit het onderwijs en de zorg bij de ontwikkeling te betrekken wordt het draagvlak vergroot.

Hulpmiddelen

In het overleg in uw Kamer op 22 februari jongstleden over onder meer dyslexie en dyscalculie (Kamerstukken 34 550 VIII, 27 017 en 34 638, nr. 128) heeft u gevraagd om met Balans (de vereniging voor ouders van leerlingen met ontwikkelingsproblemen) het gesprek aan te gaan over de brief die zij gestuurd hebben over hulpmiddelen voor leerlingen met dyslexie. Dit gesprek heeft inmiddels plaatsgevonden. Wij hebben Balans uitgelegd waarom we het Uitvoeringsbesluit onderwijs voor jongeren met een handicap niet aanpassen. De voorzieningen in dit besluit zijn bedoeld voor leerlingen en studenten met een zodanige beperking dat zij zonder voorzieningen überhaupt niet in staat zijn onderwijs te volgen. Het gaat om een kleine groep leerlingen en studenten die relatief dure voorzieningen nodig hebben, zoals een tolkvoorziening of een brailleregel. Een dergelijke aanschaf doet een onevenredig groot beroep op het budget van de school of instelling. De kosten voor aanpassingen in het onderwijs voor leerlingen met dyslexie kunnen scholen en instellingen zelf dragen. Het is niet nodig daarvoor een landelijke regeling te treffen. In het gesprek met Balans is uitvoerig stilgestaan bij de informatiebehoefte die scholen en instellingen hebben als het gaat om hulpmiddelen voor dyslexie. We hebben Balans gevraagd hier op korte termijn een voorstel voor te doen.

Verkenning

Het Katholiek Pedagogisch Centrum (KPC) heeft op ons verzoek op basis van de eerder uitgevoerde quick scans en de analyse van de inspectie een eerste verkenning uitgevoerd. De rapportage «Dyslexieverklaringen nader verklaard» (april 2017) treft u als bijlage bij deze brief aan2. Het KPC heeft interviews afgenomen op zestien scholen voor primair onderwijs, eenentwintig scholen voor voortgezet onderwijs, zestien instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs en acht instellingen voor hoger of wetenschappelijk onderwijs. Uit de scholen en instellingen die aan de quick scans hebben meegedaan zijn scholen en instellingen gekozen met veel dyslectische leerlingen of studenten en scholen en instellingen met weinig leerlingen met dyslexie. Het gaat om een beperkt onderzoek en het is lastig om hier harde conclusies aan te verbinden. Wij beperken ons in deze brief dan ook tot enkele opvallende signaleringen:

  • Dyslexieverklaringen lijken meer voor te komen op scholen en instellingen met leerlingen en studenten uit welvarender milieus die Nederlands als moedertaal hebben dan op scholen waar leerlingen Nederlands niet als moedertaal spreken en afkomstig zijn uit minder welvarende milieus.

  • Basisscholen met weinig leerlingen met een dyslexieverklaring schrijven dat toe aan de aanpak van de school op het terrein van leesonderwijs.

  • Ouders van leerlingen en studenten uit de minder welvarende milieus lijken minder goed op de hoogte te zijn van dyslexie en nemen in tegenstelling tot ouders uit de welvarender milieus minder vaak het initiatief tot het aanvragen van dyslexieonderzoek.

  • De meeste scholen en instellingen controleren de dyslexieverklaring, maar bij twijfel wordt daar niet altijd de conclusie aan verbonden om geen faciliteiten toe te kennen.

Deze signaleringen onderschrijven het belang van ons ingezette beleid om de aantallen dyslexieverklaringen terug te dringen. De signalering dat leerlingen met een migratieachtergrond en/of afkomstig uit minder welvarende milieus in het primair onderwijs minder vaak een dyslexieverklaring hebben, vraagt echter om nader onderzoek. Het beeld dat uit de analyse naar voren komt wordt bevestigd door onderzoek dat de gemeente Amsterdam heeft laten uitvoeren. Hoe dit tot stand komt, weten wij nog niet. Het kan zijn dat er op scholen met veel kinderen met een migratieachtergrond heel veel aandacht is voor taalonderwijs of dat door een taalachterstand dyslexie niet wordt opgemerkt. Ook kan het zijn dat hoogopgeleide ouders veel actiever zijn om een taalprobleem te verklaren met een diagnose dyslexie. Verschillen in de toegang tot diagnostiek en behandeling van dyslexie op grond van sociale achtergrond zijn niet acceptabel. Wij hadden de Inspectie van het Onderwijs al gevraagd onderzoek te doen naar dyslexie en leesonderwijs in het primair en voortgezet onderwijs. Wij hebben daar nu expliciet de vraag naar de oorzaken van de gesignaleerde verschillen aan toegevoegd. De gemeente Amsterdam laat ook verdiepend onderzoek uitvoeren. De resultaten komen in augustus beschikbaar. Op basis van de conclusies en aanbevelingen van beide onderzoeken kunnen we indien nodig passende maatregelen treffen.

Wetenschappers

Met de wetenschappers die eind vorig jaar de publiciteit hebben gezocht over het al dan niet voorkomen van dyslexie hebben we het gesprek gevoerd. Daaruit is onder meer gebleken dat het leesonderwijs aandacht behoeft. Die constatering willen wij niet los zien van de PISA 2015 resultaten waaruit blijkt dat de leesvaardigheid van met name vmbo-leerlingen gestaag daalt en het aantal laaggeletterde vijftienjarige leerlingen lijkt toe te nemen. Op 22 september praten wij hierover met wetenschappers, leerplankundige experts, de onderzoekers die PISA 2015 hebben uitgevoerd en professionals vanuit het onderwijs. Deze expertmeeting moet concrete handvatten opleveren voor eventueel vervolgonderzoek of aanbevelingen voor vervolgstappen op bijvoorbeeld het terrein van leermiddelen.

In het mbo maakt Nederlandse taal sinds dit jaar deel uit van het centrale examen. Daarmee is er naast aandacht voor de kwaliteit van het taalonderwijs ook gerichter aandacht voor leerlingen met taalachterstanden of dyslexie. De leermiddelen zijn vernieuwd en afgestemd op de referentieniveaus taal die gelden voor het mbo.

Samenwerkingsverbanden

De accountmanagers passend onderwijs van het Ministerie van OCW maken nu opnieuw een ronde langs de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs. En alhoewel de ondersteuning van leerlingen met dyslexie in principe tot de basisondersteuning behoort die elke school moet bieden, kunnen de samenwerkingsverbanden wel een rol spelen in het terugdringen van de aantallen dyslexieverklaringen. Een van de onderwerpen die de accountmanagers aan de orde stellen is het beleid dat het samenwerkingsverband voert op het thema dyslexie en het versterken van de poortwachtersfunctie. Wij hopen daarmee een landelijk beeld te krijgen van de inzet van de samenwerkingsverbanden. Er zijn samenwerkingsverbanden die op dit gebied al een heel gedegen en succesvolle aanpak hebben. Dat bleek ook uit het gesprek met de wetenschappers. Die goede voorbeelden gaan wij gebruiken om samenwerkingsverbanden die minder ver zijn te helpen. Dat doen we via nieuwsbrieven en bijvoorbeeld de website passend onderwijs.

Voorlichting

Het masterplan dyslexie heeft goed werk verricht bij de implementatie van de protocollen dyslexie. Er lijkt nu, in het kader van ontwikkelingen zoals de brede richtlijn, behoefte te zijn aan andere vormen van voorlichting en ondersteuning. Bijvoorbeeld over de hulpmiddelen voor leerlingen en studenten met dyslexie, zoals Balans aangeeft. We gaan de behoefte aan voorlichting en ondersteuning bij de scholen en instellingen peilen om in de communicatie aan te sluiten bij datgene dat scholen en instellingen nodig hebben.

Met de ingezette acties denken wij op termijn de aantallen dyslexieverklaringen te kunnen terugdringen en daarbij die leerlingen en studenten die daadwerkelijk dyslexie hebben gericht goede begeleiding en ondersteuning te bieden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 34 638, nr. 1

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven