De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering in de Miljoenennota een begroting voor 2016 aan de Tweede
Kamer heeft aangeboden waaruit per saldo een begrotingstekort van 1,4% van het bbp
blijkt;
overwegende dat dit correspondeert met een bedrag van circa 10 miljard dat méér wordt
uitgegeven dan er aan inkomsten binnenkomt bij de rijksoverheid;
overwegende dat duurzame en robuuste overheidsfinanciën voor toekomstige generaties
van het grootste belang zijn en dat hiervoor begrotingsevenwicht de aangewezen weg
is;
overwegende dat meerdere Europese landen waaronder Duitsland een begrotingsevenwicht
wettelijk hebben verankerd en Duitsland al drie jaar een begrotingsoverschot vertoont;
overwegende dat in recente discussies over het overheidstekort telkens de 3%-norm
uit het Europese Stabiliteits- en Groeipact het overheersende thema was;
overwegende dat een begrotingstekort door mondiale financieel-economische ontwikkelingen
zomaar weer uit de hand kan lopen en dat mede hierdoor een focus op hoeveel tekort
je volgens een norm mag hebben, een afbreukrisico met zich meebrengt;
verzoekt de regering, uit te spreken dat het bereiken van een begrotingsevenwicht c.q. een begrotingsoverschot het belangrijkste streven is bij het opstellen
van een begroting in plaats van te bekijken hoeveel tekort je mag hebben,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Vliet