Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 april 2016
Tijdens het plenair debat op 2 maart jongstleden (Handelingen II 2015/16, nr. 59, item 3) over de wet ter implementatie van de hypothekenrichtlijn1 is de motie Ronnes en Aukje de Vries2 aangenomen over het toestaan van modelmatige onderbouwing van de woningwaarde bij
minder risicovolle hypotheken in een algemene maatregel van bestuur. Ik heb toegezegd
uw Kamer te informeren over de wijze waarop deze motie wordt uitgevoerd. Door middel
van deze brief geef ik invulling aan die toezegging.
De hypothekenrichtlijn schrijft voor dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat bij het
bepalen van de waarde van een woning ten behoeve van het verlenen van een hypothecair
krediet aan consumenten betrouwbare normen moeten worden gehanteerd. Ter implementatie
van de hypothekenrichtlijn is er, naast de implementatiewet, een concept algemene
maatregel van bestuur (hierna: concept besluit) voorbereid. In het concept besluit
worden de mogelijkheden voor waardebepaling ten behoeve van het bepalen van de zogenoemde
loan to value (LTV) geregeld. Voor het bepalen van de waarde van een woning mag na implementatie
van de richtlijn gebruikt worden: een door een deskundig taxateur opgemaakt taxatierapport;
of ingeval van nieuwbouw, de aanneemsom. Daarnaast wordt de mogelijkheid toegevoegd
om een waardebepaling op basis van de Wet waardering onroerende zaken of op grond
van een vergelijkbare modelmatige waardering te hanteren. In lijn met bovengenoemde
motie is deze mogelijkheid beperkt tot minder risicovolle hypotheken.
Modelmatige wijzen van waardebepalingen gaan uit van verschillende objectieve factoren,
zoals de ligging, de grootte en het type van de woning. Het voordeel van deze modellen
voor consumenten is dat het goedkoper is dan het laten opstellen van een taxatierapport.
Het nadeel is dat er geen rekening wordt gehouden met de staat van de individuele
woning. Wanneer een woning in een slechte staat verkeert, bestaat er een risico dat
de modelmatige taxatie te hoog uitvalt wat tot gevolg kan hebben dan meer geleend
kan worden dan de daadwerkelijke waarde van de woning. Om de consument hiertegen te
beschermen is tevens in het besluit geregeld dat het kredietbedrag niet meer mag bedragen
dan 80% van de waarde van de woning, wanneer een waardebepaling van de woning op modelmatige
wijze tot stand is gekomen. Bij een kredietbedrag lager dan 80% van de waarde van
de woning wordt voldoende ondervangen dat de staat van de individuele woning kan afwijken
van de gemiddelde staat van de woningen met vergelijkbare objectieve factoren. Deze
grens is in overleg met de Autoriteit Financiële Markten bepaald en biedt een voldoende
mate van bescherming tegen overkreditering. Bovendien geldt, net als bij andere wijzen
van waardebepaling, dat gebruik gemaakt moet worden van waarderingen die aan betrouwbare
normen voldoen.
De concept algemene maatregel van bestuur is in de ministerraad behandeld en wordt
ter advisering aan de Raad van State voorgelegd.
De Minister van Financiën,
J.R.V.A. Dijsselbloem