33 650 Subsidiebeleid Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)

Nr. 50 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2015

Hierbij voldoe ik aan de toezegging uit het Algemeen Overleg d.d. 8 april jl. (Kamerstuk 33 650, nr. 48) om een brief te sturen naar aanleiding van de vraag van het lid Lucas (VVD) waarom de erkenning van uitzendbureaus als leerbedrijf is ingetrokken waardoor zij geen aanspraak kunnen maken op de regeling praktijkleren.

Tot 1 augustus jl. waren de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven belast met de erkenning van leerbedrijven. Enkele kenniscentra hadden de erkenning van een uitzendbureau als leerbedrijf ingetrokken. Omdat over deze intrekking enkele beroepsprocedures liepen, heb ik met mijn brief van 17 september jl. Uw Kamer laten weten u de toegezegde brief te sturen na de uitspraak van de Raad van State hierover (Kamerstuk 33 650, nr. 49). Woensdag 28 oktober 2015 jl. heeft de Raad van State uitspraak gedaan.1

De Raad van State heeft de kenniscentra in het gelijk gesteld. De Raad overwoog daarbij dat ingevolge artikel 7.2.8, derde lid, van de Wet Educatie Beroepsonderwijs (Web) het bedrijf dat de beroepspraktijkvorming verzorgt, zorg draagt voor de begeleiding van de deelnemers binnen het bedrijf en dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever daarbij de situatie voor ogen heeft gehad, waarin een erkend leerbedrijf op de eigen bedrijfslocatie de beroepspraktijkvorming verzorgt. De Raad overwoog verder dat dit niet betekent dat de Web een werkwijze waarin de beroepspraktijkvorming op een andere dan de eigen bedrijfslocatie wordt verzorgd, geheel uitsluit. lndien de beroepspraktijkvorming geschiedt in het kader van een opleiding tot een beroep dat naar zijn aard op een andere locatie – doorgaans bij de klant – wordt uitgeoefend, zoals bijvoorbeeld bij beroepen als hovenier, timmerman of schilder het geval is, kan dit niet in strijd met de Web worden geacht. De beroepspraktijkvorming vindt dan weliswaar plaats op een andere locatie, maar binnen de arbeidsorganisatie en onder volledige verantwoordelijkheid van het erkende leerbedrijf.

Deze uitspraak bevestigt mijn visie op de rol van uitzendbureaus bij de beroepspraktijkvorming op basis van de Web en daarmee de huidige vormgeving van de regeling praktijkleren. De regeling is zo opgesteld dat het leerbedrijf dat de beroepspraktijkvorming verzorgt in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming. Ik zet hieronder de consequenties voor uitzendorganisaties nog eens nader uiteen.

Uitzendbureaus als leerbedrijf

In gevallen waar een uitzendbureau de werkzaamheden in de eigen bedrijfsvoering biedt die passen bij de opleiding van de mbo-student kan een erkenning als leerbedrijf worden verstrekt. Een organisatie die erkend leerbedrijf wil worden moet voldoen aan een aantal criteria. De organisatie moet in de eigen bedrijfsvoering de werkzaamheden bieden die passen bij de kwalificatie waarvoor de student wordt opgeleid. Daarnaast moet deze organisatie zorgen voor voldoende en deskundige begeleiding. Tot slot moet het leerbedrijf een (sociaal) veilige leerplaats bieden aan de student en bereid zijn tot samenwerking met de school en de adviseur praktijkleren van SBB (voor 1-8-2015 de kenniscentra). Deze uitgangspunten, die gebaseerd zijn op de Web, zijn vastgelegd in de Erkenningsregeling leerbedrijven van SBB. In de praktijk zijn al diverse uitzendbureaus erkend als leerbedrijf voor de opleidingen tot secretaresse, commercieel medewerker binnendienst (intercedent), marketing medewerker of administratief medewerker.

Uitzendbedrijven die erkend zijn als leerbedrijf kunnen vanzelfsprekend in aanmerking komen voor financiële tegemoetkoming op grond van de subsidieregeling praktijkleren. De subsidie op grond van de regeling praktijkleren is bedoeld voor bedrijven die het onderricht in de praktijk van het beroep voor de deelnemer verzorgen (artikel 4, lid 1 van de Subsidieregeling Praktijkleren 31 oktober 2013, nr WJZ/560472 (10352).).

Uitzendbureaus als intermediair (gemachtigde)

Vanuit de historie kent het mbo met name in de bouw en techniek collectieve opleidingsbedrijven, opgericht door sociale partners, die leerlingwerknemers detacheren en praktijklessen verzorgen. De laatste jaren zijn ook uitzendorganisaties steeds meer gaan optreden als intermediair voor het daadwerkelijke leerbedrijf.2

Uitzendbureaus kunnen net als andere intermediaire organisaties (denk ook aan pay roll bedrijven en detacheerders) bij de aanvraag van de subsidie praktijkleren als gemachtigde optreden namens het erkende leerbedrijf. In die rol kunnen ze de subsidieaanvraag regeling praktijkleren indienen en eventuele vragen beantwoorden. Vervolgens wordt na vaststelling van het subsidiebedrag het geld uitgekeerd aan het erkende leerbedrijf dat de verzorging van de begeleiding in de praktijk heeft uitgevoerd. Uitzendbureaus zullen vanzelfsprekend afspraken gemaakt hebben met de erkende leerbedrijven over o.a. de begeleiding, duur van het contract en de tarieven. Ook de verrekening van de subsidie en de kosten voor het aanvragen van de subsidie kunnen in die zelfde afspraken worden meegenomen.

In de praktijk is ook zichtbaar dat intermediaire organisaties een rol spelen als gemachtigde bij de aanvraag voor de regeling praktijkleren. Ook uitzendbedrijven behoren daartoe.

Door de gewijzigde indiensystematiek in 2015 is het eenvoudiger geworden om voor meerdere deelnemers een aanvraag in te dienen. In 2014 moest per deelnemer namelijk een aanvraag ingediend worden. Vanaf dit jaar kan, middels het importeren met een voorgeschreven bestand, per erkend leerbedrijf één aanvraag voor maximaal 250 deelnemers tegelijk worden ingediend. Hierdoor kost het indienen van een aanvraag voor meerdere deelnemers veel minder tijd. December 2015 zal ik Uw Kamer een monitoringrapportage over de regeling praktijkleren doen toekomen waarin ik hier nader op zal in gaan.

Conclusie

Uitzendbureaus kunnen alleen als leerbedrijf erkend worden voor opleidingen die bij hun eigen bedrijfsvoering passen. Voor andere opleidingen kunnen zij heel goed een bemiddelende rol vervullen bij het plaatsen van een werknemer op een leerwerkplek. Uitzendbureaus kunnen gemachtigd worden door leerbedrijven om hun aanvraag voor de subsidieregeling praktijkleren te verzorgen. In de praktijk gebeurt dit ook. De regeling praktijkleren kent als vertrekpunt dat de subsidie gekoppeld moet zijn aan het leerbedrijf dat de begeleiding verzorgt, maar tegelijkertijd is de aanvraagprocedure zo vereenvoudigd dat uitzendorganisaties zonder rompslomp als gemachtigde een aanvraag namens leerbedrijven kunnen doen. Ik verwacht dat op deze wijze de uitzendbedrijven in het mbo een goede rol van betekenis kunnen blijven spelen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Zie hiervoor de uitspraken van de Raad van State: 201 409698/1 I A2, 20140850 1 I 1 I A2 20140468 I I 1 I A2.

X Noot
2

In dit verband is het goed om op te merken dat de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven onderzoekt of intermediairs, die niet erkend zijn als leerwerkbedrijf, op basis van zelfregulering een aantal kwaliteitsafspraken kunnen maken. Deze afspraken beogen voor studenten, onderwijsinstellingen en inlenende leerbedrijven de transparantie vergroten over welke partijen zich inzetten voor een kwalitatief goede beroepspraktijkvorming.

Naar boven