Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2017
Hierbij bied ik u het advies «Bekostiging forensische zorg» aan1. De forensische zorg heeft kenmerken die afwijken van andere vormen van zorg, zoals
het verplichte karakter van de zorg en het feit dat er maar één inkoper is. Om die
reden heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onderzocht in hoeverre prestatiebekostiging
past binnen het stelsel van forensische zorg.
Per 1 januari 2013 is de bekostiging in de forensische zorg overgegaan van bekostiging
op basis van budgetparameters naar prestatiebekostiging. Bij prestatiebekostiging
worden de zorgaanbieders betaald voor de daadwerkelijk geleverde zorg. Om de financiële
effecten van deze overgang te beperken heeft de NZa, op aanwijzing van de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, tot 1 januari 2016 een overgangsregeling ingesteld.
In 2015 heeft de NZa, vooruitlopend op het eindigen van deze overgangsregeling, de
prestatiebekostiging in DBBC’s (Diagnose Behandeling en Beveiliging Combinatie) geëvalueerd
(Kamerstuk 33 628, nr. 11). Uit deze evaluatie bleek dat Forensisch Psychiatrische Centra een risico lopen
op omzetverlies bij het vervallen van de overgangsregeling. De NZa kon op basis van
de toen beschikbare data niet met zekerheid stellen dat dit risico het gevolg was
van de invoering van de prestatiebekostiging. Naar aanleiding van dit evaluatie-onderzoek
heb ik de NZa gevraagd om een nadere analyse van de redenen voor financiële risico’s
bij de zorgaanbieders, die ontstaan door de invoering van prestatiebekostiging.
In haar advies concludeert de NZa dat de systematiek van prestatiebekostiging passend
is voor de forensische zorg. Door prestatiebekostiging ook in de forensische sector
in te voeren, sluit deze sector aan bij de bekostigingssystematiek van de gespecialiseerde
geestelijke gezondheidszorg (ggz). Dit zal ten goede komen aan de continuïteit van
zorg na afloop van een strafrechtelijke titel en bij de overgang naar de reguliere
zorg. Ook zorgt de samenhang in de wijze van bekostiging met de gespecialiseerde ggz
voor een beperking van de administratieve lasten voor zorgaanbieders. Voor een optimale
werking van prestatiebekostiging is er een aantal randvoorwaarden waaraan de sector
momenteel nog niet volledig voldoet. Onder deze randvoorwaarden vallen bijvoorbeeld
het inzichtelijk maken van de kwaliteit van de forensische zorg en de verbetering
van de zorgprestaties (productstructuur). Momenteel loopt er voor de forensische zorg,
net als voor de gespecialiseerde ggz, een doorontwikkeltraject om de huidige productstructuur
te verbeteren. Hierdoor sluiten de prestaties beter aan bij de zorgvraag van de patiënt.
De streefdatum voor de invoering van een verbeterde productstructuur is 1 januari
2020. Daarnaast verwacht de NZa een leereffect bij de prestatiebekostiging, waardoor
de werking verbetert zodra er meer ervaring is opgedaan met prestatiebekostiging.
De NZa concludeert dat er in de onderzochte periode geen (zorginhoudelijke) factoren
aan te wijzen zijn die bij het invoeren van prestatiebekostiging tot een specifiek
risico voor de zorgaanbieder hebben geleid. Het effect van de overgang van bekostiging
op basis van budgetparameters naar prestatiebekostiging loopt per zorgaanbieder behoorlijk
uiteen. De redenen voor dit risico zijn niet specifiek voor prestatiebekostiging,
maar vooral bedrijfskundig en administratief van aard.
In haar rapport wijst de NZa op enkele kenmerken van de rijksinstellingen die, volgens
de NZa, niet passend zijn binnen een model van prestatiebekostiging. Gezien de voordelen
van prestatiebekostiging adviseert de NZa echter om de prestatiebekostiging niet in
zijn geheel af te schaffen voor de rijksinstellingen, maar de prestaties te gebruiken
voor de financiering van de zorg. Ook ik hecht belang aan het behoud van prestatiebekostiging
voor de rijksklinieken, onder andere vanwege het belang van de aansluiting van deze
klinieken bij andere forensische zorgaanbieders of ggz/vg-aanbieders. Ik zal met de
NZa in gesprek gaan over de ruimte binnen de huidige regelgeving voor instandhouding
van de huidige situatie van bekostiging van de rijksinstellingen.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
K.H.D.M. Dijkhoff