Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel II, onderdeel B, komt te luiden:
Artikel 184, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt na «openbare lichamen» ingevoegd: , bedrijfsvoerings-organisaties.
2. In onderdeel b wordt «de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal
houdt» twee maal vervangen door: de gemeente, alleen of samen met andere gemeenten,
meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt.
3. In onderdeel c wordt «waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico
van de gemeente» vervangen door: waaraan de gemeente, alleen of samen met andere gemeenten,
of een of meer derden voor rekening en risico van de gemeente of gemeenten.
B
Artikel III, onderdeel B, komt te luiden:
Artikel 185, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt na «openbare lichamen» ingevoegd: , bedrijfsvoerings-organisaties.
2. In onderdeel b wordt «de provincie meer dan vijftig procent van het geplaatste
aandelenkapitaal houdt» twee maal vervangen door: de provincie, alleen of samen met
andere provincies, meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt.
3. In onderdeel c wordt «waaraan de provincie of een derde voor rekening en risico
van de provincie» vervangen door: waaraan de provincie, alleen of samen met andere
provincies, of een of meer derden voor rekening en risico van de provincie of provincies.
Toelichting
Met de eerste nota van wijziging bij dit wetsvoorstel is reeds geregeld dat de bevoegdheden
van de rekenkamercommissie gelijk zijn aan die van de rekenkamer (Kamerstukken II
2013/14, 33 597, nr. 7). Deze derde nota van wijziging beoogt de onderzoeksbevoegdheden van de rekenkamer
(en daarmee ook de rekenkamercommissie) in geval van privaatrechtelijke samenwerkingsverbanden
uit te breiden. De Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies
(NVRR) vestigde onlangs de aandacht op een dreigend controlegat ten aanzien van de
bevoegdheid tot onderzoek naar privaatrechtelijke samenwerkingsverbanden. Naar aanleiding
hiervan heeft overleg plaatsgevonden met de NVRR.
De rekenkamer is thans bevoegd onderzoek te doen naar NV’s en BV’s waarvan de gemeente
meer dan 50% van de aandelen bezit, over de periode dat de gemeente meer dan 50% van
die aandelen bezit (artikel 184, eerste lid, onder b, Gemeentewet). Voorts is de rekenkamer
bevoegd tot onderzoek naar andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente
of een derde voor rekening en risico van de gemeente een subsidie, lening of garantie
heeft verstrekt voor meer dan 50% van de baten van deze instelling, over de jaren
waarop die subsidie, garantie of lening betrekking heeft (artikel 184, eerste lid,
onder c, Gemeentewet). De NVRR heeft erop gewezen dat vanwege de samenwerkingsvorming
en schaalvergroting de grens van 50% steeds minder wordt bereikt op het niveau van
de afzonderlijke gemeenten. Voorgesteld wordt om het gezamenlijk belang van de deelnemende
gemeenten als uitgangspunt te nemen. Dat betekent concreet dat rekenkamers bevoegd
worden onderzoek te doen naar NV’s of BV’s waarvan de deelnemende gemeenten gezamenlijk
meer dan 50% van de aandelen bezitten, over de periode dat de deelnemende gemeenten
gezamenlijk meer dan 50% van die aandelen bezitten. Voorts worden rekenkamers bevoegd
tot onderzoek naar andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de deelnemende
gemeenten gezamenlijk dan wel een of meer derden voor rekening en risico van die deelnemende
gemeenten een subsidie, lening of garantie hebben verstrekt voor meer dan 50% van
de baten van deze instelling, over de jaren waarop die subsidie, garantie of lening
betrekking heeft.
Met deze voorgestelde wijziging is op het niveau van de wetgeving sprake van een dekkend
stelsel van controle door rekenkamers en rekenkamercommissies. Eerder sprak de Tweede
Kamer bij motie-Van Toorenburg c.s. hiervoor haar steun uit (Kamerstukken II 2013/14,
33 750 VII, nr. 25); met deze nota van wijziging wordt invulling gegeven aan die motie. Het is van belang
dat rekenkamers en rekenkamercommissies met voldoende bevoegdheden zijn bekleed om
de hen toebedeelde taken te kunnen vervullen. In het licht van de decentralisaties
zal de regering ook het feitelijk functioneren van rekenkamers en rekenkamercommissies
blijven volgen en waar nodig gericht stimuleren.
De wijziging betreft zowel de Gemeentewet als de Provinciewet, dit in lijn met de
eerder voorgestelde wijzigingen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk