33 533 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IX) voor het jaar 2013 (Incidentele suppletoire begroting staatsinterventie)

Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 april 2013

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 14 maart 2013 voorgelegd. Bij brief van 17 april 2013 zijn ze door de minister van Financiën beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De adjunct-griffier van de commissie, Maas

Vraag 1

Waarom is de resolutieheffing van 1 miljard niet verwerkt in deze begrotingswijziging?

Antwoord

De ingediende incidentele suppletoire begroting heeft als doel om de begroting 2013 aan te passen. De resolutieheffing zal worden opgelegd in 2014. Derhalve is deze mutatie niet relevant voor deze incidentele begroting.

Vraag 2

Wanneer wordt de resolutieheffing verwerkt in de begroting?

Antwoord

De resolutieheffing zal in de meerjarige raming van de Voorjaarsnota en de 1ste suppletoire begroting IX worden meegenomen. De autorisatie van de resolutieheffing gaat middels de begroting IX voor 2014.

Vraag 3

Hoeveel krediet kunnen banken minder verlenen door de resolutieheffing van 1 miljard euro?

Antwoord

Voor een inschatting van de mogelijke gevolgen van de resolutieheffing voor de kredietverlening door banken verwijs ik naar de toegezonden analyse van DNB1.

Vraag 4

Waarom vindt de regering de hoogte van de resolutieheffing redelijk en/of verantwoord?

Vraag 18

Hoe wordt onderbouwd dat de eenmalige resolutieheffing die de banken moeten bijdragen, 1 miljard euro bedraagt? Welke afwegingen zijn gemaakt bij het vaststellen van de hoogte van de eenmalige resolutieheffing? Wanneer wordt het wetsvoorstel over deze resolutieheffing naar de Kamer gezonden?

Vraag 20

Om welke reden is er niet voor gekozen om de financiële sector meer aan te slaan voor de verliezen als gevolg van het nationaliseren van SNS, bijvoorbeeld door de resolutieheffing in delen op te leggen, verspreid over een langere periode? Is nagedacht over een mogelijkheid om de banken voor een groter deel aan te slaan?

Antwoord op 4, 18 en 20

In haar advies heeft DNB duidelijk aangegeven dat met een heffing van € 1 miljard en de bijbehorende compensatie via uitstel van DGS-bijdragen de grens van het verantwoorde is opgezocht. Een hogere bijdrage zou met het oog op de mogelijke consequenties voor de kredietverlening en de reële economie volgens DNB onwenselijk zijn geweest. De regering heeft dit advies van DNB gevolgd. Het streven is om het wetsvoorstel over de resolutieheffing nog voor het zomerreces bij de Kamer in te dienen.

Vraag 5

Hoe hoog zal het bedrag zijn dat vergoed gaat worden aan de houders van participatiecertificaten en is dit bedrag al verwerkt in de voorstellen die nu voorliggen? Zo nee, wanneer wordt dit dan verwerkt in de begroting?

Antwoord

In mijn brief van 1 februari jl. over de nationalisatie van SNS REAAL heb ik aangegeven dat ik het management van SNS REAAL heb verzocht het aanbieden van en/of het adviseren over de participatiecertificaten te onderzoeken en, indien nodig, een voorstel te doen voor compensatie van gedupeerden. Tevens heb ik de AFM verzocht dit onderzoek te monitoren. Op haar website heeft SNS Bank aangegeven ernaar te streven om uiterlijk 23 juni 2013 meer duidelijkheid te geven.

In het bedrag van de herkapitalisatie is geen rekening gehouden met een voordeel uit de onteigening van de participatiecertificaten. In het geval dat de houders van de participatiecertificaten vergoed zouden worden door SNS Bank heeft dit dus geen nadelige consequentie voor de omvang van de kapitaalinjectie en dus voor de begroting.

Vraag 6

Kan het verschil tussen de 3,7 mld. die volgens de brief van de minister van 1 februari jl. ten laste komt van het EMU-saldo en de 3,8 mld. aan uitgaven in de suppletoire begroting staatsinterventie worden toegelicht?

Antwoord

Het verschil ontstaat doordat de begroting en het EMU saldo verschillende concepten zijn.

Zo worden in de begroting alle kasuitgaven (nominaal) bij elkaar opgeteld. Bij het saldo worden alleen posten die relevant zijn voor het saldo bij elkaar opgeteld. Een aantal posten hebben niet het karakter van een kasstroom maar tellen wel mee in het EMU-saldo, te weten de toerekening van vastgoed aan de vastgoedbeheerorganisatie en de afboeking van de CT-1 securities. Omgekeerd zijn er posten die wel het karakter hebben van een kasstroom maar niet meetellen in het EMU-saldo, te weten de lening aan SNS van 1,1 mld. euro. De navolgende tabel omvat een uitsplitsing van de bedragen van 3,7 mld. euro en van 3,8 mld. euro.

 

Begroting IX

EMU saldo

Herkapitalisatie SNS bank

1,9 mld.

1,9 mld.

Herkapitalisatie SNS holding

0,3 mld.

0,3 mld.

Kapitalisatie vastgoedbeheerorganisatie)

0,5 mld.

0,5 mld.

Toerekening vastgoed aan de vastgoedbeheerorganisatie

0,2 mld.

Lening aan SNS Holding

1,1 mld.

Afboeking CT1-securities

0,8 mld.

Opgeteld:

3,8 mld.

3,7 mld.

Vraag 7

Waarom is het deel van de vastgoedportefeuille van circa 0,2 miljard euro dat op basis van de Europese regels ten laste komt van het EMU-saldo (totaal 0,7 miljard euro) niet opgenomen onder post uitgaven in de suppletoire begroting? (Zie brief Minister van Financiën van 1 februari 2013; p. 12)

Vraag 36

Kan worden aangegeven hoe de kapitaalinjectie van 500 miljoen euro in verhouding staat tot het eerder genoemde bedrag van 0,7 miljard euro ten behoeve van het isoleren van de vastgoedportefeuille in de brief van 1 februari 2013?

Antwoord op vragen 7 en 36

Het EMU-saldo wordt uit hoofde van de vastgoedorganisatie belast met 0,7 miljard euro. Dit bedrag omvat 2 componenten. De Staat gaat een kapitaalinjectie doen in de vastgoedbeheerorganisatie van 0,5 mld. euro. Deze kapitaalinjectie is opgenomen in de incidentele suppletoire begroting. Voorts komt nog 0,2 miljard euro ten laste van het EMU-saldo uit hoofde van een bijzondere boekhoudkundige toerekening van uitgaven voor vastgoed aan de vastgoedbeheerorganisatie. Aan deze 0,2 mld. euro is geen uitgave van de Staat verbonden. Daarom is deze 0,2 mld. euro niet opgenomen in de incidentele suppletoire begroting. Het betreft dus toerekening aan de vastgoedorganisatie die neerslaat in het EMU-saldo van de vastgoedbeheerorganisatie. Omdat de vastgoedbeheerorganisatie volgens de EMU-regels naar verwachting onderdeel is van de sector overheid, moet deze 0,2 mld. euro wel meegerekend worden in het EMU-saldo.

Vraag 8

Hebben het CBS en Eurostat reeds een oordeel gegeven over de toerekening van de staatsinterventies aan het EMU-saldo? Daarbij ook lettend op de mogelijkheid dat deelnemingen in een levensvatbare organisatie, nu de vastgoedtak op afstand is geplaatst, aan de EMU-schuld en niet het EMU-saldo worden toegerekend?

Antwoord

Het CBS gaat in de periode april–juni 2013 de interventies in SNS onderzoeken voor de mogelijke effecten op EMU-saldo en EMU-schuld. Daarna zal het CBS de resultaten van het onderzoek en de effecten op saldo en schuld ter verificatie voorleggen aan Eurostat. CBS en Eurostat zullen bij de toepassing van de regels de relevante mogelijkheden in beschouwing nemen.

Vraag 9

Zullen er in 2013 inkomsten uit de rentevergoeding voor het overbruggingskrediet en de premie voor de garantie vastgoedbeheerorganisatie worden ontvangen?

Antwoord

Rente op overbruggingskrediet

Aan SNS REAAL is een overbruggingskrediet toegekend van in totaal EUR 1,1 mrd. Dit krediet bestaat uit 3 verschillende leningen met looptijden van 6, 9 en 12 maanden. Voor de periode dat de leningen betrekking hebben op het jaar 2013 zullen navenant rente-inkomsten worden geboekt. De rentevergoeding die de staat voor elk van deze leningen ontvangt bestaat uit twee componenten:

  • 1. Het maximum van de leenkosten van de Staat of het Euribor tarief voor de betreffende looptijd.

  • 2. Een aanvullende premie ter grootte van 110 basispunten per jaar.

De (aanvullende) vergoeding van 110 basispunten is afgeleid van de vergoedingen die zijn gehanteerd bij het Garantieregeling. Onder deze regeling heeft SNS eerder staatsgegarandeerde leningen uitgegeven. De vergoeding die hiervoor werd betaald bedroeg eveneens 110 basispunten en is gebaseerd op de looptijd van de lening en rating van uitgevende instelling.

Premie op garantie

Er wordt momenteel gewerkt aan het apart zetten van de Property Finance portfolio in een afzonderlijke vastgoedbeheerorganisatie. De oprichting hiervan, alsmede de meest efficiënte organisatiestructuur en vaststelling van de afbouwstrategie voor de portefeuille vereisen aanzienlijke voorbereiding. De exacte voorwaarden voor de garantie vormen hier onderdeel van. Zodra de premie voor de garantie bekend is wordt u hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

Vraag 10

Heeft de onteigening van aandeelhouders en andere achtergestelde crediteuren van SNS REAAL de verwachte opbrengst gegenereerd, ook met het oog op de mogelijke compensatie van houders van participatiecertificaten?

Antwoord

Ja. Als gevolg van mijn besluit van 1 februari 2013 zijn alle aandelen en Stichting Beheer SNS REAAL Core Tier 1 capital securities uitgegeven door SNS REAAL en alle achtergestelde schulden ten bedrage van ongeveer 1 miljard euro van SNS REAAL en SNS Bank onteigend. Op 25 februari 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de rechtmatigheid van deze onteigening bevestigd. De aandelen behoorden reeds tot het kapitaal van SNS REAAL, de achtergestelde schulden echter nog niet. Door de onteigening van de achtergestelde schulden kunnen deze schulden worden omgezet in 1 miljard euro aan kapitaal, waarmee de solvabiliteit van de SNS REAAL groep wordt versterkt. Hierdoor wordt zoals verwacht het kapitaaltekort van de SNS REAAL groep 1 miljard euro kleiner dan zonder onteigening en omzetting van de achtergestelde schulden.

Naar aanleiding van de onteigening loopt momenteel een procedure bij de Ondernemingskamer over de schadeloosstelling voor de onteigenden. Op 4 maart 2013 heb ik bekendgemaakt dat het aanbod tot schadeloosstelling 0 euro bedraagt voor alle onteigende effecten en vermogensbestanddelen, omdat in een faillissementsscenario niets zou resteren voor de achtergestelde schuldeisers en de aandeelhouders. Diezelfde dag heb ik de Ondernemingskamer verzocht de schadeloosstelling overeenkomstig mijn aanbod vast te stellen. De Ondernemingskamer zal de schadeloosstelling vaststellen overeenkomstig het aanbod, tenzij zij aannemelijk acht dat het aanbod geen volledige vergoeding vormt voor de door de onteigende geleden schade. Ik heb er vertrouwen in dat de Ondernemingskamer de schadeloosstelling overeenkomstig mijn aanbod zal vaststellen, maar niet kan worden uitgesloten dat zij de schadeloosstelling hoger vaststelt.

De mogelijke compensatie van houders van participatiecertificaten naar aanleiding van de berichtgeving dat er in het verleden mogelijk onjuist is gehandeld bij het aanbieden en/of adviseren van deze certificaten, staat echter los van de onteigening. Ik heb het management van SNS REAAL verzocht de feiten van destijds op korte termijn te onderzoeken en, indien nodig, een voorstel te doen voor compensatie. Een eventuele compensatie zal door SNS REAAL zelf worden betaald, niet door de Nederlandse Staat.

Vraag 11

Om welke redenen waren ambtenaren van het ministerie van Financiën tegen de nationalisatie van SNS REAAL?

Antwoord

Nationalisatie moet als laatste redmiddel worden gezien, als al het andere niet meer werkt. Zo zien mijn ambtenaren, net als ik, dit ook. Dat betekent dat alle andere mogelijke oplossingsrichtingen onvoldoende soelaas bieden om de problemen het hoofd te bieden. Zeker gezien het feit dat mijn ambtenaren zeer intensief aan een alternatieve oplossing hebben gewerkt, was het ook teleurstellend dat er toch overgegaan moest worden tot een nationalisatie.

Vraag 12

Had een eerder besluit over de toekomst van SNS REAAL kunnen schelen in de kosten voor de maatschappij als geheel, omdat de beurswaarde van SNS REAAL ten tijde van die besprekingen hoger was dan op het moment waarop werd besloten tot nationalisatie?

Vraag 13

Hoe hoog waren de kosten voor het nationaliseren van SNS REAAL bij benadering uitgevallen indien dit besluit op 1 augustus 2012 zou zijn genomen? Hoe hoog waren de kosten bij benadering uitgevallen indien dit besluit op 1 februari 2012 zou zijn genomen?

Antwoord op vraag 12 en 13

Ik kan niet aangeven hoe hoog de kosten zouden zijn geweest indien op 1 februari of op 1 augustus 2012 tot nationalisatie zou zijn besloten. Ik kan wel aangeven dat deze kosten zeer waarschijnlijk niet lager zouden zijn geweest dan dat deze thans zijn.

De twee voornaamste redenen die hieraan ten grondslag liggen zijn de volgende:

  • Op 1 februari 2012, noch op 1 augustus 2012 was sprake van een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de stabiliteit van het financiële stelsel, het criterium om van mijn bevoegdheden uit de Interventiewet gebruik te kunnen maken. Een onteigening van aandelen en achtergestelde schulden zou toen niet mogelijk zijn geweest. Een nationalisatie of andere oplossing zou dan anders hebben moeten worden vormgegeven, bijv. door middel van een aandelenuitgifte aan de Staat. De achtergestelde schulden zouden ongemoeid zijn gebleven, of slechts door middel van een Liability Management Exercise beperkt hebben bijgedragen een de herkapitalisatie. Het overgrote deel van de € 1 mld. herkapitalisatie door onteigende achtergestelde schulden om te zetten in eigen vermogen zou niet zijn gerealiseerd.

  • Het voornaamste probleem van SNS REAAL dat tot de nationalisatie heeft geleid, was de vastgoedportefeuille van Property Finance. De waarde van deze vastgoedportefeuille verloopt ongeacht op welk moment zou zijn besloten tot nationalisatie of welke andere oplossing dan ook. De waarde van de vastgoedportefeuille is onder andere afhankelijk van de waarde van het vastgoed, de kwaliteit van de huurder en de kwaliteit van de leningnemer. Deze elementen worden niet beïnvloed door een nationalisatie of andere oplossing. Dus ongeacht wanneer tot nationalisatie zou zijn besloten, zou het verlies op de vastgoedportefeuille van de genoemde omvang zijn geweest.

De beurswaarde van SNS REAAL geeft overigens de marktverwachting weer, niet zozeer de intrinsieke waarde van de onderneming.

Vraag 14

a) Kan worden aangegeven op welke punten de stresstesten, zoals uitgevoerd door de EBA en waarvoor SNS REAAL in 2011 nog slaagde, tekortschieten?

b) Kan worden verklaard waardoor deze stresstest als uitkomst had dat SNS REAAL een kapitaalinjectie van slechts 120 miljoen Euro nodig had?

Antwoord

a) De stresstest die EBA in de zomer van 2011 heeft uitgevoerd had als doel het testen van het weerstandsvermogen van het Europese bankwezen voor een macro-economisch zwaar weer scenario. Deze stresstest had niet als doel om instellingsspecifieke risico’s te toetsen. Het uitrollen van een uniform zwaar scenario onder circa 91 banken verschaft inzicht in de stabiliteit van het Europese bankwezen en maakt een vergelijking tussen het weerstandvermogen van banken voor een specifiek uniform scenario mogelijk. Kanttekening die hierbij dient te worden geplaatst is dat in deze methode instellingsspecifieke risico’s niet of nauwelijks kunnen worden meegenomen. Dergelijke instellingsspecifieke kenmerken en risico’s worden wel getoetst in de niet publieke ICAAP2 stresstesten getoetst. Een stresstest is slechts één van de instrumenten die een toezichthouder tot zijn beschikking heeft om de risico’s en gevoeligheden van een bank te beoordelen.

Voor het testen van het zwaar weer scenario is gebruik gemaakt van een scenario met een horizon van 2 jaar dat rekening hield met sombere vooruitzichten voor de economische situatie in de gehele Europese Unie en de financiële crisis wereldwijd. Dergelijke vooruitzichten betroffen o.a. stijgende rentes voor banken, een oplopende werkloosheid en een krimp van het bruto binnenlands product. De vastgoedprijzen zijn in deze stresstest ook verlaagd.

SNS Bank is geslaagd voor de EBA 2011 stresstest. Een bank slaagde voor de EBA test als ze na twee jaar stress een core tier-1 ratio had van meer dan 5%. Voor SNS blijken zich in de praktijk een aantal specifieke variabelen nog slechter hebben ontwikkeld dan verondersteld was in het gebruikte scenario. Zo was bijvoorbeeld aangenomen dat de commercieel vastgoedprijzen in het zwaar weer scenario twee jaar lang met 10% per jaar zouden dalen (totaal 20% prijsdaling), terwijl alleen al in 2011 de onderpandwaarde van de Nederlandse non-core commercieel vastgoedportefeuille van SNS met circa 14% is gedaald.

SNS Bank mocht bij de stresstest veronderstellen dat de property finance portfolio zou worden afgebouwd. Zowel met als zonder afbouw bleef SNS na twee jaar stress boven de 5% (7,0% met afbouw van de property finance vastgoedportefeuille, 5,9% zonder afbouw). Een dergelijk verschil laat zien dat de solvabiliteit van SNS gevoelig was voor de commercieel vastgoed markt. De gevoeligheid voor commercieel vastgoed was eerder in de ICAAP stresstesten ook al vastgesteld.

EBA zal in de tweede helft van 2013 een nieuwe Europe-brede stresstest uitvoeren. DNB streeft naar het verbeteren van de vormgeving van deze stresstest door in aanvulling op het macro-economisch scenario verschillende gevoeligheidsanalyses op te nemen, waarmee instellingsspecifieke problemen beter in beeld komen. De nadruk zal in de uitkomsten niet moeten liggen op slagen of falen (voldoen aan een minimum core tier 1-ratio), maar in het blootleggen van risico’s en kwetsbaarheden van de bank.

b) In het licht van de schuldencrisis heeft EBA in de tweede helft van 2011 de zogenoemde «herkapitalisatie exercitie» uitgevoerd. Het doel van deze exercitie was om de kapitaalbuffers van het Europese bankensysteem te versterken na waardering van alle overheidsuitzettingen op marktwaarde. Dit was geen stresstest, omdat er geen macro-economisch stress-scenario is doorgerekend. Het vastgoed en andere macro-economische variabelen zijn in deze exercitie dus ook niet gestrest.

In de herkapitalisatie exercitie moesten de overheidsuitzettingen op de balans van de bank per 30-9-2011 op marktwaarde gewaardeerd worden, waardoor potentiële (ongerealiseerde) verliezen op deze uitzettingen in beeld zouden worden gebracht. Na deze correctie moest een bank een core tier-1 ratio van 9% hebben, wat hoger is dan de wettelijke minimumeis. Banken die hier niet aan voldeden moesten plannen indienen om alsnog aan de 9% eis te voldoen per juni 2012.

SNS had relatief weinig uitzettingen op de risicovolle landen. Desalniettemin was er een negatieve herwaarderingsreserve van 183 miljoen euro op de overheidsuitzettingen. Het aanwezige core tier 1 (CT1) kapitaal kapitaal is volgens de door EBA vastgestelde methodologie verminderd met deze negatieve herwaarderingsreserve. Dit heeft geleid tot een CT1-kapitaal ratio van 8,2%.

Het kapitaaltekort van SNS Bank op basis van de EBA 9%-eis bedroeg daarmee per september 2011 159 miljoen euro. Als onderdeel van de herkapitalisatie exercitie heeft SNS Bank begin 2012 een plan aangeleverd om per juni 2012 op de vereiste CT1-kapitaal ratio van 9% uit te komen.

Dit plan betrof onder meer een kapitaalinjectie van SNS REAAL NV, verdere afbouw van de PF portefeuille/SME portefeuille, winstinhouding over 2011 en een omruilactie van achtergestelde schuld naar obligaties.

Vraag 15

Kan het feit dat obligatiehouders momenteel niet worden aangeslagen wanneer banken dreigen te failleren, worden gezien als een soort van impliciete overheidssteun? Kan worden aangegeven hoe groot deze impliciete overheidssteun is?

Antwoord

In het geval van SNS REAAL zijn aandelen en achtergestelde schulden onteigend, maar concurrente schulden niet. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 1 februari 2013 over de nationalisatie van SNS REAAL, is ervan afgezien concurrente schulden van SNS REAAL te onteigenen vanwege de negatieve gevolgen voor de financiële stabiliteit. Hierdoor was de Nederlandse Staat gedwongen meer bij te dragen aan de noodzakelijke nationalisatie van SNS REAAL. In de toekomst zouden ook de concurrente schulden, voor zover deze ongedekt of onverzekerd zijn, betrokken moeten kunnen worden bij de herkapitalisering van een noodlijdende bank, zonder dat dit onverantwoorde negatieve gevolgen heeft voor de financiële stabiliteit. Momenteel wordt hierover in Brussel gesproken in het kader van de zogeheten Recovery and Resolution Directive, de richtlijn inzake herstel en afwikkeling van banken.

Vraag 16

Hoe kan worden verklaard dat DNB een verklaring van geen bezwaar heeft verstrekt voor de overname van de vastgoedportefeuille, die ten opzichte van het balanstotaal relatief groot is, terwijl commercieel vastgoed traditioneel erg gevoelig is voor economische schommelingen?

Vraag 17

Waarom is ten tijde van het verstrekken van de verklaring van geen bezwaar geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat de vastgoedmarkt sterk kan verslechteren?

Antwoord

In mijn brief van 5 maart jl. (Kamerstukken II 2012/13, 33 532, nr. 25) heb ik u geïnformeerd over de evaluatie die zal worden uitgevoerd naar de nationalisatie van SNS REAAL en hetgeen daaraan vooraf ging. De evaluatie vangt voor DNB aan bij de voorbereiding en verlening van de verklaring van geen bezwaar (vvgb) voor de aankoop van Bouwfonds Property Finance B.V. Door de Raad van Commissarissen van DNB is de onderzoeksvraag nader uitgewerkt. In de bijlage bij voornoemde brief zijn onder meer bijzondere aandachtspunten en hulpvragen geïdentificeerd. Belangrijke hulpvragen in het kader van de verlening van de vvgb zijn de volgende:

  • Heeft DNB bij de beoordeling van de beursgang en aankoop van property finance de gevolgen voor het bedrijfsmodel, de strategie, het gedrag en de cultuur van SNS meegewogen in haar toezicht?

  • Was er een goede juridische en economische onderbouwing voor de vvgb verlening van property finance op basis van de toen geldende criteria? Was er een afgewogen besluitvorming met betrekking tot de vvgb verlening van property finance?

Voorts heb ik recentelijk het verzoek van de Tweede Kamer aan de evaluatiecommissie overgebracht in de evaluatie expliciet aandacht te laten besteden aan o.a. het risicobeheer van SNS en het toezicht daarop. De evaluatie zal dus ingaan op de vvgb-verlening in 2006 en de overwegingen die daaraan ten grondslag lagen. Ik zal u te zijner tijd informeren over de uitkomsten van deze evaluatie en daar dan nader met u van gedachten over wisselen.

Vraag 19

Hoeveel dragen de banken bij die momenteel in overheidshanden zijn bij aan de resolutieheffing?

Antwoord

DNB doet momenteel een data-uitvraag om beter inzicht te verkrijgen in de gevolgen van de heffing voor de bankensector.

Vraag 21

In hoeverre speelt het verschijnsel «double leverage» in de Nederlandse financiële sector? Kan worden aangegeven hoe groot de risico’s voor Nederland zijn, als gevolg van de «double leverage»?

Antwoord

Double leverage komt zowel in Nederland als internationaal voor en doet zich in principe voor bij alle financiële groepen waarbij sprake is van een holdingstructuur. Aanvullend groepstoezicht stelt regels ten aanzien van de kapitaalpositie van de groep als geheel. Daarbij geldt dat op het niveau van de holding voldoende eigen vermogen aanwezig moet zijn om ook op het niveau van de individuele entiteiten aan de minimum kapitaalvereisten te blijven voldoen. Het groepstoezicht stelt echter geen eisen aan de wijze waarop het surplus aan kapitaal boven de minimumeisen gefinancierd wordt. Holdings kunnen derhalve – zolang ze blijven voldoen aan de minimum kapitaalvereisten – vreemd vermogen gebruiken om eigen vermogen bij deelnemingen te financieren.

Het gebruik van double leverage vertekent het beeld van de kapitaalpositie van de individuele entiteiten. Dit komt met name tot uiting in het geval van een opsplitsing, wanneer de verkoop van een groepsonderdeel minder opbrengt dan de boekwaarde van de deelneming. DNB kijkt daarom ook met een kritische blik naar de double leverage ratio van holdings. Voor wat betreft de omvang van de double leverage bij Nederlandse instellingen kan gezien de veelal toezichtsvertrouwelijke aard van deze informatie geen totaalbeeld ten aanzien van individuele instellingen worden geven.

Vraag 22

Hoeveel tijd is genomen voor het zoeken naar een nieuwe bestuurder voor SNS? Met hoeveel kandidaten is over de functie gesproken en om welke reden hebben zij de functie niet aanvaard? Hoe is de beloning van de nieuwe topman van SNS tot stand gekomen?

Antwoord

Ondanks alle onzekerheid rondom het vinden van een alternatieve oplossing voor SNS REAAL, heb ik al wel voorbereidingen moeten treffen voor het geval dat er toch onverhoopt genationaliseerd zou moeten worden. Er was slecht een beperkte periode beschikbaar om te zoeken naar een nieuwe CEO. Dit is geen proces dat te lichtvaardig moet worden opgevat. Op het moment dat extern duidelijk zou worden dat Financiën op zoek was naar een mogelijke bestuurder zou dit echter een zeer grote impact op de markt hebben gehad. De kring van geïnformeerden was hierdoor zeer beperkt. Ik heb via een professioneel bureau een long list gekregen met namen en op basis daarvan is vervolgens een short list opgesteld. Vervolgens heb ik met de meest gerede kandidaat voor de functie gesproken, dhr. Van Olphen. Ik wilde dat, indien het zover zou komen, het bedrijf in handen gegeven kon worden aan iemand wie ik dit kon toevertrouwen; een capabele en ervaren kandidaat die de functie gelijk voortvarend op kon pakken. Dhr. Van Olphen gaf naar aanleiding van het gesprek aan beschikbaar te zijn voor de functie.

Ten aanzien van het salaris leek het me niet meer dan redelijk dat de kandidaat in kwestie minder zou gaan verdienen dan diens voorganger. Tegelijkertijd moest ik ook rekening houden met de beloningen in de voor SNS REAAL relevante sector en de relevante codes en normen die sinds het ontstaan van de financiële crisis in dat verband zijn ontwikkeld. Ook zou de Dhr. Van Olphen aanzienlijk in salaris achteruit zou gaan. Uiteindelijk is een salaris van 550.000 Euro overeen gekomen.

Vraag 23

Hoe is het bedrag van 5 miljard Euro aan garanties aan SNS tot stand gekomen?

Antwoord

Zie ook vraag 35. Uitgaande van een vastgoedportefeuille met een boekwaarde van 8,3 miljard euro, een additionele afschrijving ten tijde van de overdracht van 2,8 miljard euro, en een kapitaalinjectie van 500 miljoen euro, kent de beheerorganisatie een financieringsbehoefte van 5 miljard euro. Ervan uitgaande dat deze 5 miljard euro de eerstkomende tijd nog steeds zal worden gefinancierd door SNS Bank, en omdat het raadzaam is SNS Bank te isoleren van vastgoed risico’s, heeft DNB de Nederlandse Staat geadviseerd om het gehele bedrag van 5 miljard euro te garanderen.

Vraag 24

Hoe is het bedrag van 1,1 miljard Euro aan leningen aan SNS tot stand gekomen? Waarop is de mededeling van de minister, dat hij verwacht dat de lening op middellange termijn al kan worden terugbetaald, gebaseerd? Voor hoe lang dekt deze lening de liquiditeitsbehoefte van SNS REAAL?

Antwoord

Dit is het bedrag dat nodig is om de holding op ordentelijke wijze te financieren, ervan uitgaande dat de holding vooralsnog geen toegang heeft tot de obligatiemarkt. Met het bedrag van 1,1 miljard kan een intragroep lening van de verzekeraar aan de holding (650 miljoen) worden afgelost. Verder dient er voor circa 450 miljoen aan externe schuld te worden afgelost die in verschillende tranches opeisbaar wordt. Terugbetaling van de lening a 1,1 miljard zal kunnen plaatsvinden uit de opbrengst van verkoop van bedrijfsactiviteiten of, indien eerder, SNS REAAL in staat is zichzelf te financieren.

Vraag 25

Kan een opsomming worden gegeven van de maatregelen die DNB vanaf 2008 heeft genomen om de financiële positie van SNS te versterken? Welke verklaring is er voor het feit dat deze niet hebben geleid tot een voldoende afbouw van de vastgoedportefeuille? In hoeverre is de afbouw van de vastgoedportefeuille geslaagd?

Antwoord

DNB heeft zich in eerste instantie gericht op reductie van het risicoprofiel van SNS Bank. In 2009 besluit SNS tot een «turnaround» die door DNB nauwlettend wordt gemonitord. Deze turnaround bestaat onder andere uit afbouw van de internationale projectfinancieringen en vervanging van de directievoorzitter van SNS Property Finance. Tevens wordt in 2009 de commercieel vastgoedportefeuille gestrest als onderdeel van de «DNB stress test» en hanteert DNB het principe dat geen kernkapitaal de bank uit kan zolang de commercieel vastgoedrisico’s niet significant zijn afgenomen.

In de eerste helft van 2010 verzoekt DNB SNS om exitplannen op te stellen voor het op dat moment meest risicovolle deel van de commercieel vastgoedportefeuille (internationale portefeuille). Eind 2010 legt DNB SNS maatregelen op m.b.t. de voortgang van de afbouw van de internationale vastgoedportefeuille en hanteert DNB het principe dat er ook geen kernkapitaal de Groep uit kan zolang de risico’s van de commercieel vastgoedportefeuille niet significant zijn afgenomen. In de eerste helft van 2011 verzoekt DNB SNS om tevens exitplannen op te stellen voor het af te bouwen Nederlandse deel van de commercieel vastgoedportefeuille.

Begin 2011 bleek dat SNS Bank ondanks de afbouw kwetsbaar bleef en is SNS in april 2011 door DNB om een plan van aanpak gevraagd betreffende de gehele balans. De realisatie van de hierin opgenomen kapitaalversterkingen bleken echter onzeker en tevens onvoldoende. Dit gold ook voor de gevraagde aanvullende plannen. Eind 2011 kwam DNB tot de conclusie dat SNS REAAL niet langer in staat kon worden geacht om op eigen kracht haar financiële positie voldoende op peil te brengen.

SNS heeft de door DNB gevraagde exitplannen opgesteld. De snelheid van afbouw van de vastgoedportefeuille hing echter samen met de mogelijkheden van de voortdurend verslechterende vastgoedmarkt. Desondanks is SNS Bank erin geslaagd deze portefeuille sinds 2009 met circa de helft te reduceren. Dit is echter niet voldoende gebleken om nationalisatie te voorkomen.

Vraag 26

Kan met zekerheid worden gesteld dat de garantie van 5 miljard die de staat heeft verstrekt voldoende is?

Antwoord

Ja, naar alle waarschijnlijkheid wel, omdat het volledige vreemd vermogen van de vastgoedbeheerorganisatie wordt gegarandeerd en het restant met eigen vermogen (0,5 miljard euro) wordt gefinancierd is dit het geval.

Vraag 27

Waarop baseert DNB dat het nieuwe krediet zo'n 0,2% duurder wordt als de extra lasten van de heffing direct worden doorberekend aan nieuwe klanten?

Antwoord

DNB heeft berekeningen uitgevoerd met behulp van haar macro-economische model en is daarbij uitgekomen op een opslag van circa 17 basispunten op de rentes van nieuwe leningen en leningen waarvan de rente in 2013 of 2014 opnieuw wordt vastgesteld.

Vraag 28

Hoe komt DNB tot de conclusie dat de heffing, in het geval deze niet direct kan worden doorberekend aan de klant, zou leiden tot 17 miljard minder kredietruimte?

Vraag 29

In hoeverre wordt er in de berekening van DNB voor de maximale hoogte van de resolutieheffing rekening gehouden met de mogelijkheid dat dit niet alleen ten koste van buffers of klanten gaat, maar ook ten koste van winsten of overbodige kosten?

Antwoord op vraag 28 en 29

Voor het antwoord op de vragen 28 en 29 verwijs ik graag naar de toegezonden analyse van DNB.

Vraag 30

Is er empirisch bewijs dat er een direct verband is tussen belastingen bij banken en de groei van de kredietverlening?

Antwoord

Ons zijn weinig empirische studies bekend die het verband tussen belastingen bij banken en de groei van de kredietverlening analyseren. In een simulatiestudie vinden De Nicolò, Gamba en Lucchetta (2012)3 een negatief verband tussen belastingen bij banken en de kredietverlening.

Omdat de belasting ten koste gaat van de winst en de solvabiliteitspositie van de bank, is ook de literatuur relevant die het verband onderzoekt tussen de kapitaalspositie van de bank en de kredietverlening. Albertazzi en Marchetti (2010)4 vinden dat banken met een minder goede solvabiliteitspositie minder krediet verstrekken.

Vraag 31

Wat wordt verstaan onder een marktconforme vergoeding voor de garantie die de beheerorganisatie aan de Staat zal betalen?

Antwoord

De vergoeding die de Staat zal ontvangen voor het op zich nemen van (een deel van) de verliesrisico’s zal worden vastgesteld in overeenstemming met de beginselen die de Europese Commissie heeft beschreven in de «Mededeling betreffende de behandeling van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa in de banksector» (ook wel impaired-assetsmededeling genoemd).

De Commissie acht het van belang dat de gesteunde instelling een passende vergoeding betaalt voor een maatregel inzake activaondersteuning, om een lastenverdeling (burden sharing) tussen de Staat en de instelling te garanderen.

De hoogte van de vergoeding is op dit moment nog niet bekend en hangt samen met de waarde waartegen de betrokken activa worden overgedragen aan een beheerorganisatie. In het algemeen is de Commissie van mening dat een hogere passende vergoeding noodzakelijk is als de steunintensiteit groter is, bijvoorbeeld als de activa worden overgedragen tegen een waarde die hoger is dan de reële waarde in het economische verkeer.

Vraag 32

Waarom zijn de ontvangsten in de vorm van een rentevergoeding, overbruggingskrediet en premie garantie vastgoedbeheersorganisatie nog niet bekend en kan een indicatie gegeven worden van de vergoedingen en premies en de ramingen van de opbrengsten?

Antwoord

Zie antwoord vraag 9. Naar verwachting zullen de voorwaarden van de garantie in de komende maanden uitgewerkt worden.

Vraag 33

Wat zijn de financiële gevolgen voor SNS en de Staat nadat er een kapitaalinjectie van 1,9 miljard heeft plaatsgevonden bij SNS ter versterking van het kernkapitaal en 565 miljoen aan core-tier-1 securities van SNS van de Staat is omgezet in regulier aandelenkapitaal en hoe ziet het kernkapitaal van SNS eruit na de huidige voorstellen en in hoeverre voldoet daarmee aan de internationale eisen voor kernkapitaal en kan SNS daarmee voldoen aan de kapitaalseisen van Basel III en CRD IV?

Antwoord

Bij het bepalen van de benodigde omvang van de kapitaalinjectie in SNS Bank is aangenomen dat de portefeuille van Property Finance tegen een additioneel verlies van 2,8 miljard euro wordt overgedragen. Dit bedrag volgt uit de Real Economic Value van de portefeuille van Property Finance die is berekend door Cushman & Wakefield; een door Financiën ingehuurd onafhankelijk adviesbureau dat is gespecialiseerd in de waardering van onder meer vastgoedportefeuilles. Ook is uitgegaan dat door middel van burden sharing door houders van achtergestelde schulden van de Bank ruwweg 700 miljoen euro aan «nieuw kapitaal» wordt gegenereerd. Daarnaast is een inschatting gemaakt van de toekomstige winsten van SNS Bank.

Bij de herkapitalisatie is de zogenoemde EBA-norm als minimum gehanteerd. Dit betekent dat de Core Tier 1 ratio van SNS Bank op de korte termijn ten minste 10,4% dient te zijn (zodat de Core Tier 1 ratio de minimum vereiste 9% is na correctie voor het landenrisico in SNS Bank). Om enige buffer boven de EBA-norm in te bouwen, en in lijn te zijn met vergelijkbare banken, dient de Core Tier 1 ratio 11% te zijn, oplopend tot 13% in 2019. De 1,9 miljard euro injectie in de bank, dat kwalificeert als Core Equity Tier 1, zorgt ervoor dat SNS Bank in deze periode met een redelijke mate van zekerheid aan bovengenoemde minima kan voldoen.

Om volledig compliant met Bazel III en CRD IV te zijn, zou SNS Bank over tijd (prognose: 2016) naast de onmiddellijke behoefte van 1,9 miljard euro aan Core Equity Tier 1 kapitaal nog aanvullende kapitaal (Tier 1 en Tier 2) ten bedrage van 565 miljoen euro moeten aantrekken. Dit zou geen probleem moeten zijn voor een stabiele bank.

De Staat heeft de CT1 securities afgeboekt op het moment van nationalisatie. Dit omdat de stukken op het moment van de nationalisatie nagenoeg geen economische waarde meer vertegenwoordigen. Ze zijn om die reden afgeboekt van 565 miljoen euro naar 0 euro. De afboeking wordt – uit hoofde van transparantie – inzichtelijk gemaakt in het departementaal jaarverslag 2012 op begrotingshoofdstuk IXB.

Vraag 34

Waarom is een kapitaalinjectie van 300 miljoen op holdingniveau nodig en wat is de onderbouwing van dit bedrag?

Antwoord

Dit bedrag is nodig om de double leverage ratio van de holding onder de gangbare norm van 115% te houden. Tevens wordt hiermee voorzien in ontvlechtingskosten en kosten gerelateerd aan immateriële activa en passiva (zoals pensioenaanspraken) van SNS REAAL.

Vraag 35

Kan worden aangegeven waarom een bedrag van 0,5 miljard euro volgens DNB benodigd is voor het oprichten van de vastgoedbeheerorganisatie en waarop is dat bedrag gebaseerd?

Antwoord

Het uitgangspunt is dat Property Finance (PF) apart wordt gezet en wordt omgevormd tot een afbouw-/beheerorganisatie. Hiertoe heeft het kapitaal nodig, bijvoorbeeld voor het geval de verliezen uiteindelijk toch meer gaan in de richting van het negatief scenario van Cushman. Bovendien beschikt PF op dit moment over een bankvergunning waardoor er een minimale kapitaalseis van 8% geldt. Ervan uitgaande dat PF na afschrijving over 5,5 miljard euro aan activa beschikt (dat is boekwaarde 8,3 miljard euro minus een «discount» van 2,8 miljard euro), is hiervoor 440 miljoen euro kapitaal nodig. Om enige buffer te hebben heeft DNB geadviseerd om de beheerorganisatie te kapitaliseren met 500 miljoen euro.

Vraag 37

Kan worden aangegeven of er duidelijke signalen zijn dat SNS door de onteigening van de vermogensbestanddelen op korte termijn moeilijk aan financiering zou komen en zo ja, kunnen deze signalen nader geduid worden?

Antwoord

De Holding van SNS REAAL kon zich sinds de kredietcrisis zeer moeilijk extern financieren. Een overbruggingskrediet was wenselijk omdat het niet uitgesloten kon worden dat de holding in het tumult direct na de nationalisatie feitelijk nog steeds geen toegang tot de financieringsmarkt zou hebben. Door de nationalisatie is SNS REAAL uiteraard in veiliger vaarwater gekomen, waardoor zij zich weer zou moeten kunnen financieren. De toegang tot de kapitaalmarkt is nog niet getest. (zie ook vraag 24).

Vraag 38

Waarom is een overbruggingskrediet van 1,1 miljard nodig en wat is de onderbouwing van dit bedrag?

Antwoord

Zie vraag 24

Vraag 39

Wat zijn de verwachte financieringskosten voor de staatsinterventie bij SNS Reaal en zijn deze meegenomen in het totaalbedrag van € 3,8 miljard aan uitgaven?

Antwoord

In het totaalbedrag van 3,8 miljard euro is geen rekening gehouden met de verwachte financieringskosten van de verschillende maatregelen.

Om een inschatting te maken van de financieringskosten is het van belang een onderscheid te maken tussen de kosten van het overbruggingskrediet (1,1 miljard euro) en de kapitaalinjectie (2,7 miljard euro).

Kosten overbruggingskrediet

Voor het overbruggingskrediet geldt dat de staat hiervoor een vergoeding ontvangt van (1) het maximum van de leenkosten van de staat of het Euribortarief voor de betreffende looptijd en (2) een aanvullende premie van 110 basispunten op jaarbasis. Op het overbruggingskrediet zal de Staat dus in ieder geval 110 basispunten op jaarbasis verdienen. De totale opbrengst voor de Staat hangt af van de periode waarvoor SNS gebruik zal maken van de faciliteit. Tot het moment dat SNS zelf weer toegang heeft tot de markt (of wanneer de verzekeraar verkocht wordt) zal gebruik worden gemaakt van deze faciliteit

Kosten injecties

De totale kapitaalinjectie valt uiteen in een injectie in bank en holding (2,2 miljard euro) en een injectie in de vastgoedbeheerorganisatie (0,5 miljard euro). De extra financieringsbehoefte als gevolg van beide wordt door de Staat in het reguliere financieringsbeleid meegenomen. Dat impliceert dat door de uitgifte van leningen en het gebruik van rentederivaten hierop effectief een 7-jaars tarief wordt betaald.

De injectie aan bank en holding is reeds verstrekt, de injectie in de vastgoedbeheerorganisatie zal naar verwachting op relatief korte termijn (de komende maanden) plaatsvinden. De financieringskosten van deze injectie zijn dus afhankelijk van het (toekomstige) 7-jaars tarief. Dit tarief wordt verondersteld gelijk te zijn aan het huidige niveau (1,3%). Op grond hiervan zullen de jaarlijkse kosten ca. 35 miljoen euro bedragen. Als de rente in de toekomst stijgt, zullen kosten navenant hoger uitvallen.

Bij een exit van de bank en/of het opheffen van de vastgoedbeheerorganisatie zal (een deel van) de kapitaalinjectie worden terugbetaald. De termijn waarop dit zal gebeuren is echter hoogst onzeker.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

ICAAP: Internal Capital Adequacy Assesment Process. De ICAAP is het proces waarmee instellingen de toereikendheid van hun kapitaal beoordelen. Binnen de ICAAP vindt een risicoanalyse van de bank plaats. Per risico stelt de bank vast hoeveel kapitaal er wordt aangehouden. Een belangrijk onderdeel van de ICAAP is stresstesten. Banken stellen de ICAAP op, DNB beoordeelt de ICAAPs in het zogenaamde SREP (Supervisory Review and Evaluation Process). Indien DNB van mening is dat er voor een bepaald risico niet voldoende kapitaal wordt aangehouden, zal DNB een kapitaalopslag aan de bank opleggen in termen van vereist kapitaal.

X Noot
3

De Nicolò, Gamba en Lucchetta (2012), Capital Regulation, Liquidity Requirements and Taxation in a Dynamic Model of Banking, IMF Working Paper 12/72.

X Noot
4

Albertazzi en Marchetti (2010), Credit crunch, flight to quality and evergreening: an analysis of bank-firm relationships after Lehman, Bank of Italy, Working Paper 756.

Naar boven