33 440 (R1990) Wijziging van de Paspoortwet in verband met een andere status van de Nederlandse identiteitskaart, het verlengen van de geldigheidsduur van reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten, een andere grondslag voor de heffing van rechten door burgemeesters en gezaghebbers en het niet langer opslaan van vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie (Wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart)

E NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 27 november 2013

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het nader voorlopig verslag dat de verschillende fracties op 26 november 2013 hebben vastgesteld. De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks dank ik voor hun vragen. Ik ga gaarne in op de door deze leden gestelde vragen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of zij goed hebben begrepen dat het burgerservicenummer voortaan niet meer op de voorkant van de houderpagina van het paspoort komt te staan, maar op de achterzijde. Tevens vragen zij hoe groot de regering de kans acht dat het hiermee (nog steeds) mogelijk is dat kwaadwillende onbevoegde derden dit persoonsnummer zich eigen kunnen maken. Ook vragen zij hoe groot de regering de kans acht dat onbevoegde derden via het uitlezen van de machineleesbare zone op de houderpagina aan het persoonsnummer kunnen komen dat immers onderdeel blijft uitmaken van die zone.

De leden van de PvdA-fractie hebben inderdaad goed begrepen dat het burgerservicenummer op de achterzijde van de houderpagina van het paspoort zal worden vermeld. Echter het burgerservicenummer blijft ook op de houderpagina staan, te weten in de zogenaamde machineleesbare zone van die pagina. Hier is voor gekozen zodat instanties zoals de politie, die het burgerservicenummer geautomatiseerd verwerken door het uitlezen van de machineleesbare zone, dit kunnen blijven doen. Het kabinet heeft dit uiteengezet in de brief aan de Tweede Kamer van 11 september 20131. Opgemerkt wordt nog dat op grond van Europese voorschriften de machineleesbare zone op de (voorkant van de) houderpagina moet staan. Waar het burgerservicenummer ook wordt vermeld op het paspoort is de kans aanwezig dat door derden van het nummer kennis wordt genomen indien het document uit handen wordt gegeven. Het is om die reden verstandig om de houderpagina van het document niet door anderen te laten kopiëren. Beter is het thuis een kopie van de houderpagina te maken en het burgerservicenummer daarop onleesbaar te maken. Deze kopie kan dan, indien een kopie wordt verlangd, worden overhandigd. Het op kopieën onleesbaar maken van het burgerservicenummer wordt ook als maatregel tegen identiteitfraude geadviseerd2.

De leden van de PvdA-fractie merken voorts op dat de regering in de Memorie van antwoord aangeeft dat «een andere oplossing is dat de burger een ander document overlegt waarop zijn burgerservicenummer staat vermeld». Deze leden vragen of een dergelijk document niet veel minder fraudegevoelig is, omdat het niet een identificatie- of reisdocument is dat men vaak bij zich moet dragen en veelvuldig moet overleggen.

Om een mogelijk misverstand weg te nemen; met de genoemde passage in de Memorie van antwoord is bedoeld dat indien het burgerservicenummer niet op het paspoort of identiteitskaart vermeld zou worden, door het Rijk een nieuw, beveiligd document zou moeten worden uitgegeven. Dat document, waarop het burgerservicenummer samen met een aantal andere persoonsgegevens vermeld moet zijn, kan dan worden gebruikt indien het burgerservicenummer aan een instantie moet worden overlegd. Indien een dergelijke «BSN-kaart» in de plaats komt van het vermelden van het burgerservicenummer op het paspoort en de identiteitskaart, wordt het door kwaadwillenden verkrijgen van dat nummer wellicht bemoeilijkt. Daar staat tegenover dat het voor kwaadwillenden aantrekkelijk wordt dergelijke kaarten in handen te krijgen. Van een kaart die niet dagelijks gebruikt wordt, wordt de vermissing wellicht minder snel opgemerkt. Ook wordt het wellicht door de houder als minder waardevol gezien waardoor minder snel melding van vermissing wordt gedaan. Daarnaast zal een heel aanvraag- en uitgifteproces van dergelijke, fraudebestendige kaarten moeten worden ingericht, met alle bijkomende kosten. Een dergelijk kaart ziet het kabinet niet als een reële oplossing om identiteitsfraude met behulp van het burgerservicenummer te beperken.

De leden van de PvdA-fractie vragen tot slot of de regering kan aangeven welke andere documenten er reeds bestaan (bijvoorbeeld een belastingformulier) waarin zowel het burgerservicenummer als de nodige persoonsgegevens staan, en die in plaats van een paspoort of identiteitsbewijs kunnen worden overlegd, bijvoorbeeld bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst of het openen van een bankrekening.

Mensen zijn verplicht een paspoort of identiteitskaart te overleggen indien regelgeving dat voorschrijft. Met het overleggen van een ander document waarop de persoonsgegevens en het burgerservicenummer staan, bijvoorbeeld een belastingformulier, wordt niet aan de voorschriften voldaan. Dat heeft tot gevolg dat bijvoorbeeld een overeenkomst niet mag plaatsvinden. Er zijn dan ook geen andere documenten waarin zowel burgerservicenummer als de nodige persoonsgegevens staan die in plaats van een paspoort of identiteitsbewijs kunnen worden overlegd.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het de bedoeling van de regering is een database in te richten waarin vingerafdrukken worden opgenomen gedurende de zeer korte periode tussen aanvraag en aanmaak van een paspoort, en dat deze gegevens dan gebruikt kunnen worden voor opsporingsdoeleinden. Zij vragen naar de waarde van zo’n database.

Ook vragen deze leden hoe het genoemde artikel 4b zich verhoudt tot het Schwarz-arrest van het Europese Hof van Justitie, waarin een database expliciet wordt verboden.

Voorts vragen de leden van GroenLinks of de huidige technologische stand van zaken met betrekking tot de vingerafdrukken meer kwaliteit kan garanderen dan het eerder genoemde foutpercentage van ruim 20 procent, of dat er perspectief is op meer betrouwbaarheid in de nabije toekomst. Indien dat niet het geval is, is dat niet (ook) een reden om van wat voor soort data base af te zien, zo vragen deze leden. Tenslotte vragen deze leden of de regering het met hen eens is dat er goede redenen zijn om de mogelijkheid voor een database van vingerafdrukken en het gebruik daarvan voor opsporingsdoeleinden zoals opgenomen in artikel 4b van de paspoortwet te schrappen, en zij vernemen graag van de regering of zij hiertoe bereid is.

Het is niet de bedoeling een centrale database in te richten waarin vingerafdrukken tijdelijk worden opgeslagen opdat deze gebruikt kunnen worden voor opsporingsdoeleinden. Het door de leden van de GroenLinks-fractie genoemde artikel 4b van de Paspoortwet is met de wet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie in de Paspoortwet opgenomen3 en ziet op de vorming van een centrale reisdocumentenadministratie waarin vingerafdrukken worden opgenomen. Artikel 4b is echter nog niet in werking getreden. Dit omdat met het realiseren van een centrale reisdocumentenadministratie een pas op de plaats is gemaakt. Het onderliggende wetsvoorstel voorziet er in dat het vierde lid van het nog niet in werking getreden artikel 4b komt te vervallen4. Dit lid ziet op mogelijkheid tot het verstrekken van de vingerafdrukken aan de officier van justitie. Tevens wordt artikel 4b zo gewijzigd dat beoogde centrale opslag van vingerafdrukken vervalt5. Er wordt dus geen centrale database met vingerafdrukken gevormd.

Het onderhavige wetsvoorstel laat slechts de bestaande situatie van het tijdelijk bewaren van de vingerafdrukken in de decentrale reisdocumentenadministraties in stand. Het bewaren van de vingerafdrukken vindt nu zijn grondslag in artikel 65, eerste lid, van de Paspoortwet. Dat de vingerafdrukken tijdelijk bewaard worden is thans geregeld in paspoortuitvoeringsregelingen. Het kort bewaren van de vingerafdrukken wordt met onderliggend wetsvoorstel op het niveau van de wet verankerd. Tevens wordt hierbij uitdrukkelijk bepaald dat ze uitsluitend verwerkt mogen worden ten behoeve van de verstrekking en uitreiking van het reisdocument6.

Overigens zij opgemerkt dat ik de uitleg van de leden van de fractie van GroenLinks van het Schwarz-arrest niet deel. Deze leden stellen dat in de zaak Schwarz zou zijn bepaald dat het in een database bewaren van de vingerafdrukken die bij de aanvraag van een paspoort zijn opgenomen, naar Europees recht niet is toegestaan. Naar mijn mening heeft het Hof in Luxemburg geoordeeld dat de verordening als zodanig geen basis biedt voor het bewaren van de vingerafdrukken in databases. Het Hof verwijst echter eveneens naar punt 5 van de considerans van verordening nr. 444/2009. Dit punt geeft aan dat de verordening de mogelijkheid van ander gebruik of andere opslag van biometrische gegevens overeenkomstig nationale wetgeving onverlet laat, en dat het opzetten of bijhouden van gegevensbestanden voor de opslag van de betreffende biometrische gegevens een louter nationale aangelegenheid blijft. Nederland heeft het bewaren van vingerafdrukken geregeld met de eerder genoemde wet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie. Zoals gezegd wordt met het onderhavige wetsvoorstel het nog niet inwerking getreden artikel 4b van de Paspoortwet in die zin gewijzigd dat ook bij een eventuele invoering van de centrale reisdocumentenadministratie, daarbij geen sprake zal zijn van een centrale opslag van vingerafdrukken.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Kamerstukken II, 2013–2014, 25 764, nr. 70.

X Noot
4

Artikel II, onderdeel D, onder 1, van het onderhavige wetsvoorstel.

X Noot
5

Artikel II, onderdeel C, onder 2, van het onderhavige wetsvoorstel.

X Noot
6

Artikel I, onderdeel C, onder 4, van het onderhavige wetvoorstel.

Naar boven