Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 november 2012
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft mij tijdens de procedurevergadering
van 24 oktober jl. verzocht om de commissie te informeren over de bevindingen van
de commissie voor de milieueffectrapportage (MER) ten aanzien van de Rijnlandroute
en de gevolgen daarvan voor dit project.
Alvorens ik in ga op dit verzoek van de vaste commissie schets ik de stand van zaken
omtrent de (provinciale) besluitvorming over het project Rijnlandroute.
De Provincie Zuid-Holland heeft het voornemen om de Rijnlandroute te realiseren. Eind
juni dit jaar hebben Provinciale Staten ingestemd – met in achtneming van enkele moties
– met het Voorkeursalternatief, genoemd «Zoeken naar Balans Optimaal». Deze moties
hebben als doel om de inpassing van de Rijnlandroute conform «Zoeken naar Balans Optimaal»
verder te verbeteren.
De provincie werkt momenteel aan de uitvoering van deze moties. Naar aanleiding van
de quick scan naar de mogelijkheden van een boortunnel in het tracégedeelte tussen
de A44 en de A4 heeft Gedeputeerd Staten inmiddels besloten tot het realiseren van
een boortunnel van ruim 2 kilometer in dit tracégedeelte.
Ten behoeve van de besluitvorming in het kader van de Wro procedure heeft de provincie
een MER opgesteld, waarin de milieugevolgen van de alternatieven «Zoeken naar balans
Optimaal» en «Churchill Avenue» in beeld zijn gebracht.
De provincie heeft de commissie MER gevraagd het MER te toetsen. De commissie MER
heeft op 17 oktober jl. een voorlopig advies uitgebracht. De provincie heeft de commissie MER inmiddels van nadere informatie
voorzien en is in afwachting van het definitieve advies van de commissie MER.
De Rijnlandroute is een regionaal/lokaal infrastructureel project, waarvoor de provincie
verantwoordelijk is. Het is daarom aan de provincie om een oordeel te vormen over
het definitieve advies van commissie MER. Ook is het aan de provincie om te besluiten
wat het definitieve advies moet betekenen voor het project Rijnlandroute.
Zodra het advies van de commissie MER definitief is zal de commissie MER het advies
op haar website publiceren.
Ik ben bereid u desgewenst te zijner tijd het definitieve advies van de commissie
MER toe te zenden.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister van Infrastructuur en Milieu,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus