33 149 Inspectie voor de Gezondheidzorg (IGZ)

Nr. 40 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2015

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, onze reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 15 oktober 2015 om opheldering omtrent onduidelijkheid over de openheid van inspectierapporten van de Inspectie Gezondheidszorg (IGZ).

  • 1. Hoe verhoudt uw voor het zomerreces uitgesproken voornemen om Inspectierapporten naar de Kamer te sturen zich met aanwijzing 13, waardoor openbaarmaking van deze rapporten kan worden geblokkeerd? Welk principe is hier leidend?

In mijn brief van 29 oktober 2015 (Kamerstuk 33 149, nr. 39, pag. 9, vraag 26) heb ik aangegeven dat rapporten van de IGZ worden gepubliceerd binnen de kaders van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Dat betekent dat dergelijke rapporten in beginsel actief en integraal openbaar worden gemaakt, als deze geen naar patiënten of andere personen herleidbare informatie en/of bedrijfsgevoelige informatie bevatten en openbaarmaking dus binnen de wettelijke kaders valt. Ook in het AO van 14 april 2015 over de stukkenstroom is over de afhandeling van rapporten gesproken (Kamerstuk 33 000 XVI, nr. 110). De IGZ hanteert het uitgangspunt dat zij rapporten openbaar maakt als er sprake is van verscherpt toezicht, een bevel ingevolge de Kwaliteitswet zorginstellingen/Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg of een advies aan de Minister tot het geven van aanwijzing aan een zorgaanbieder. In het kader van, onder andere, de voorgenomen wijziging van de Gezondheidswet is de IGZ bezig haar openbaarmakingbeleid aan te passen (zie Kamerstuk 34 111, nr. 7). Aanwijzing 13 van de Aanwijzingen voor rijksinspecties kan niet worden gebruikt om openbaarmaking van een inspectierapport tegen te houden, maar alleen om de openbaarmaking uit te stellen met maximaal zes weken. Daarmee krijgt de verantwoordelijke Minister gelegenheid om een beleidsreactie op te stellen, die tegelijk met het rapport kan worden gepubliceerd. Een eventuele aanwijzing van de Minister die inhoudt dat een bepaald rapport niet openbaar wordt gemaakt, is een bijzondere aanwijzing, die schriftelijk moet worden gegeven en waarover de Minister de Staten-Generaal onverwijld informeert (zoals bepaald in aanwijzing 14, tweede en vierde lid, van de Aanwijzingen inzake rijksinspecties).

  • 2. Waarom wordt desalniettemin toch de mogelijkheid gecreëerd publicatie van Inspectierapporten tegen te houden, als het principe was deze rapporten naar de Kamer te sturen?

De Aanwijzingen voor rijksinspecties maken het moeilijker (dan voorheen) om de openbaarmaking van een inspectierapport tegen te houden. Nieuw is dat het kabinet de bevoegdheid van de Minister tot het geven van aanwijzingen (die hij altijd al had) in de Aanwijzingen beperkt en nadrukkelijk aan democratische controle onderwerpt:

  • 1. als een Minister een inspectie opdraagt om een rapport niet openbaar te maken, dan moet hij een (bijzondere) aanwijzing aan de inspectie geven;

  • 2. de Minister mag alleen een schriftelijke aanwijzing geven (geen mondelinge) en hij moet dit zelf doen. Hij mag deze bevoegdheid niet mandateren;

  • 3. zoals bepaald in aanwijzing 14, vierde lid, moet de Minister onverwijld de Staten-Generaal informeren over een dergelijke bijzondere aanwijzing. Dit vereiste maakt de aansturing van de rijksinspecties door de Minister transparant en controleerbaar.

Een bijzondere aanwijzing ligt alleen voor de hand als de inhoud van een inspectierapport van dusdanige aard is, dat publicatie onevenredige schade zou kunnen toebrengen aan het algemeen belang, of aan bepaalde individuele belangen, zoals van patiënten.

  • 3. Welke afweging is gemaakt om deze aanwijzing op te nemen?

Zoals hierboven uiteengezet hebben de Aanwijzingen niet de mogelijkheid gecreëerd om de publicatie van rapporten tegen te houden. De Aanwijzingen beperken juist de ruimte voor de Minister om de openbaarmaking en onderwerpen haar bevoegdheid om te interveniëren nadrukkelijk aan democratische controle. Enerzijds is het belang van transparantie leidend in de vraag of een rapport openbaar gemaakt wordt. Anderzijds moet ruimte zijn om in uitzonderlijke gevallen per individueel rapport rekening te houden met andere belangen die mogelijk geschaad kunnen worden door openbaarmaking. Door in de Aanwijzingen op te nemen dat een Minister mededeling moet doen aan de Staten-Generaal van een bijzondere aanwijzing aan een inspectie om een rapport niet openbaar te maken, wordt die Minister verplicht over een dergelijk besluit verantwoording af te leggen. Zo wordt het gebruik van deze bevoegdheid voor Tweede en Eerste Kamer controleerbaar.

  • 4. Welk afwegingskader past er bij het mogelijk tegenhouden van publicatie van dergelijke rapporten?

In dit verband is uiteraard primair de inlichtingenplicht van bewindslieden jegens de Staten-Generaal ex artikel 68 van de Grondwet van belang, naast de Wet openbaarheid van bestuur (zie over de reikwijdte van artikel 68 van de Grondwet Kamerstuk 28 362, nr. 2). Tevens wordt verwezen naar het antwoord op vraag 3. Welke afwegingskaders precies passen bij het in bijzondere gevallen tegenhouden van publicatie van rapporten, is voorts afhankelijk van de inhoud van het specifieke rapport. Gezien de daarvoor gestelde waarborgen zal het gebruik van deze bevoegdheid naar verwachting slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde komen.

  • 5. Kan geduid worden hoe de ministeriële regeling zich verhoudt tot het bij de Kamer aanhangige wetsvoorstel wijziging van de Gezondheidswet en de Wet op de jeugdzorg teneinde een mogelijkheid op te nemen tot openbaarmaking van informatie over de naleving en uitvoering van regelgeving, besluiten tot het opleggen van sancties daarbij inbegrepen (Kamerstuk 34 111)?

Het Besluit taakuitoefening IGZ past binnen de wens van dit kabinet om transparantie in de aansturing van de rijksinspecties te bevorderen, door duidelijk vast te leggen op welke manier de Inspectie voor de Gezondheidszorg samenwerkt met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Met betrekking tot de openbaarmaking van inspectierapporten sluit het besluit aan bij de doeleinden die worden nagestreefd met het wetsvoorstel, in die zin dat duidelijkheid wordt gegeven over de manier waarop rapporten van de Inspectie voor de Gezondheidszorg openbaar gemaakt worden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven