32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

32 847 Integrale visie op de woningmarkt

Nr. 94 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2019

In het Algemeen Overleg van 11 april jl. over circulaire economie is door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Uw Kamer een brief toegezegd over circulair bouwen en hoe dit verder te bevorderen en knelpunten weg te nemen.1 Circulair bouwen is een van de onderdelen van het uitvoeringsprogramma Circulaire economie 2019–2023 (UPCE).2 Doel is te komen tot een volledige circulaire economie in de bouw in 2050. Naar aanleiding van het Algemeen Overleg op 25 april jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 80, item 19) heeft uw Kamer twee moties aangenomen met betrekking tot circulair bouwen.3 Met deze brief licht ik als verantwoordelijk Minister voor circulair bouwen, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat toe hoe ik deze toezegging en de moties uit zal voeren.

Daarnaast heb ik het afgelopen jaar overleg gevoerd met betrokken partijen uit de bouw om te inventariseren wat hun behoeften en verwachtingen zijn. Partijen geven aan met name behoefte te hebben aan een uniforme methode om circulariteit van gebouwen te kunnen berekenen en aan de ontwikkeling van een minimum wettelijk basisniveau voor de circulariteit van gebouwen.

Met de in deze brief beschreven maatregelen vul ik deze behoefte in.

Maatregelen bouwregelgeving

Mijn beleid op het gebied van de bouwregelgeving heeft drie hoofdlijnen:

  • 1. Een uniforme berekening van circulaire maatregelen in de milieuprestatie voor gebouwen;

  • 2. Een strengere milieuprestatie-eis in 2021 en verdere aanscherping hiervan richting 2030;

  • 3. De uitbreiding van het toepassingsgebied van de milieuprestatie.

Hierna geef ik een toelichting op deze maatregelen. Met deze maatregelen heb ik ook motie met Kamerstuk 32 852, nr. 86 uitgevoerd.4

Uniforme berekening van circulaire prestaties in de milieuprestatie voor gebouwen

Het kabinet heeft eerder uitgesproken dat de wettelijke milieuprestatie-eis in de bouwregelgeving een goed instrument is om circulair bouwen te bevorderen.5 Met de Milieuprestatie van gebouwen en GWW-werken (MPG) kunnen de milieueffecten van gebouwen worden berekend en zichtbaar worden gemaakt. Deze methode wordt gedragen door de belanghebbende partijen in de bouw en zorgt voor uniformiteit in de berekening van de milieuprestatie. Door deze methode uit te breiden met circulaire prestaties realiseer ik de behoefte van partijen in de bouw aan een uniforme meetmethode voor circulariteit. Ook kan ik op deze manier eisen stellen aan de circulariteit van gebouwen, zowel wettelijk via de bouwregelgeving als via aanbesteding van overheidsopdrachten.

In de huidige versie van de MPG wordt het effect van gebruik van hernieuwbare en secundaire grondstoffen en producten al berekend. Zo resulteert een gebouw met secundaire grondstoffen in een betere (lagere) MPG-score dan een gebouw waarbij het materiaal volledig met primaire grondstoffen is gemaakt. De komende periode zal ik de ontwikkeling van aanvullende indicatoren voor hoogwaardig hergebruik en recycling voor de MPG stimuleren en ondersteunen, zodat maatregelen die leiden tot hoogwaardig hergebruik en recycling kunnen worden meegerekend in de milieuprestatie van een gebouw. Ik zal uw Kamer in de eerste helft van 2020 over de uitkomst hiervan informeren.

Ontwikkeling milieuprestatie-eis tot 2030 en strengere eis per 1 januari 2021

Sinds 1 januari 2018 is er als basisniveau een minimum milieuprestatie-eis opgenomen in de bouwregelgeving. De minimumeis dwingt partijen om stappen te zetten om milieuvriendelijker en meer circulair te bouwen. De eis zorgt tevens voor een gelijk speelveld op dit terrein.

Mijn doel is om de eis tot 2030 stapsgewijs scherper te stellen, te beginnen in 2021, en uiterlijk in 2030 te halveren. In de eerste helft van dit jaar heb ik met partijen uit de bouw verkennende gesprekken gevoerd over het mogelijke niveau van de milieuprestatie-eis in 2030. De partijen gaven aan dat zij mijn ambitie van halvering van de huidige eis uiterlijk in 2030 op hoofdlijnen ondersteunen. Ik zal de uitwerking van deze ambitie in een plan van aanpak de eerste helft van 2020 aan u aanbieden.

Als eerste stap naar 2030 laat ik nu onderzoek uitvoeren hoeveel ik de milieuprestatie-eis per 1 januari 2021 strenger kan stellen. Ik zal hiervoor een voorstel opnemen in een wijziging van de bouwregelgeving die naar verwachting begin 2020 bij uw Kamer wordt voorgehangen.

In mijn brief van 11 juni jongstleden over bijna energieneutrale nieuwbouw (BENG) heb ik toegezegd dat ik nader in zou gaan op de relatie tussen BENG en circulair bouwen.6 Ik heb uw wens als volgt ingevuld. Bij het onderzoek naar het mogelijke niveau van de strengere milieuprestatie-eis in 2021 neem ik de uitgangspunten en het verwachte niveau van BENG als basis voor de berekeningen. Op deze manier is mijn voorstel voor de verdere ontwikkeling van de milieuprestatie-eis in lijn met BENG. Daarnaast loopt er op dit moment onderzoek naar een integrale benadering van de energieprestatie en milieuprestatie, waar ik een financiële bijdrage aan lever. De verwachting is dat de resultaten van dat onderzoek aan het einde van dit jaar beschikbaar zijn. Ik zal u na de afronding van het onderzoek over de resultaten informeren.

Uitbreiden toepassingsgebied milieuprestatie-eis

De milieuprestatie-eis geldt nu alleen voor nieuwe woningen en kantoren (groter dan 100 m2). Hiermee wordt een groot deel van de bouwproductie gedekt, maar er ligt ook nog een groot potentieel open. Ik zal uw Kamer in de eerste helft van 2020 informeren over de mogelijkheden voor de uitbreiding van de toepassing van de milieuprestatie-eis voor de nieuwbouw van andere gebruiksfuncties, zoals onderwijs, zorg, sport, winkels, horeca en bedrijfshallen en voor verbouw en transformatie.

Circulair bouwen en klimaatbeleid

In het voornoemde Algemeen Overleg over circulaire economie heeft uw Kamer aandacht gevraagd voor de samenhang tussen maatregelen voor het klimaatbeleid en circulair bouwen. Samen met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zie ik in navolging van het standpunt van uw Kamer mogelijkheden om deze twee transities met elkaar te verbinden en elkaar te laten versterken. Mede daarom is in het Klimaatakkoord voor de gebouwde omgeving een afspraak opgenomen over de waardering van circulaire maatregelen in de milieuprestatie-eis. Daarnaast neem ik circulair bouwen waar mogelijk mee in de uitvoering van het Klimaatakkoord. In het Programma Aardgasvrije Wijken bijvoorbeeld zal in de tweede uitvraag voor proeftuinen aandacht worden besteed aan de relatie met circulair bouwen.7

Overig beleid voor de bevordering van circulair bouwen

In motie met Kamerstuk 32 852, nr. 91 van de leden Van Eijs en Agnes Mulder vraagt u de regering om te onderzoeken hoe ook kleine innovatieve startende bouwbedrijven die actief zijn op het terrein van circulair bouwen, in staat kunnen worden gesteld om deel te nemen aan waarborg- en garantieregelingen zoals Woningborg en Bouwgarant. Dit is een private aangelegenheid tussen de betreffende bouwbedrijven en de waarborginstellingen. De regering speelt hierin geen rol en ambieert die ook niet. Ik ben wel bereid om dit punt aan de orde te stellen in mijn reguliere gesprekken met betreffende partijen.

Naast de bouwregelgeving heb ik nog andere maatregelen tot mijn beschikking, zoals de voorbeeldrol van het Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat en ProRail als opdrachtgever, ondersteuning van kennisontwikkeling en kennisoverdracht, (financiële) middelen en het maken van afspraken met marktpartijen, zoals het Betonakkoord. Deze maatregelen zijn samen met medeoverheden, de wetenschap en markpartijen uitgewerkt in het UPCE en door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in februari 2019 aangeboden aan uw Kamer.8 Daarin is ook aangegeven wat andere betrokkenen dan het Rijk aan acties en instrumenten in kunnen zetten. Het kabinet zal de over de uitvoering van het UPCE jaarlijks rapporteren. Tot slot worden in het kader van de uitvoering van het Urgenda-vonnis via de MIA/Vamil middelen beschikbaar gesteld voor financiële ondersteuning voor circulaire innovatie die uiterlijk 2020 CO2-reductie opleveren.9 Ondernemingen die maatregelen voor circulair bouwen nemen, kunnen hiervan ook gebruik maken.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 92. Ik heb deze toezegging later zelf bevestigd: Kamerstuk 32 847, nr. 547.

X Noot
2

Kamerstuk 32 852, nr. 76

X Noot
3

Kamerstuk 32 852, nrs. 86 en 91.

X Noot
4

In motie met Kamerstuk 32 852, nr. 86, ingediend door de leden Agnes Mulder, Ziengs, Van Eijs en Dik-Faber vraagt u de regering om in overleg te gaan met de bouwsector en de recyclebranche om te onderzoeken op welke wijze bij bouwen en renoveren van gebouwen maximaal kan worden ingezet op recyclebaar bouwen.

X Noot
5

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 59.

X Noot
6

Kamerstuk 30 196, nr. 651.

X Noot
7

Kamerstuk 30 196, nr. 675

X Noot
8

Kamerstuk 32 852, nr. 76.

X Noot
9

Deze middelen zijn opgenomen in de regelingen milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil). Voor meer informatie zie www.rvo.nl/miavamil.

Naar boven