32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 132 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2018

Op verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 juli 2018 en naar aanleiding van de toezegging die ik uw Kamer tijdens het mondelinge vragenuur van 12 juni jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 92) met betrekking tot de aanpassing van de Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten deed, stuur ik u, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, een brief over het afluisteren van een journalist door het Openbaar Ministerie (hierna: OM) en de bronbescherming van journalisten. Daarnaast heb ik ook schriftelijke vragen van de leden Van Oosten en Yesilgöz-Zegerius (beiden VVD) en Groothuizen en Sneller (beide D66) over dit onderwerp beantwoord. U ontvangt deze antwoorden separaat aan deze brief (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nrs. 3103 en 3104).

In deze brief zal ik ten eerste ingaan op de bronbescherming van journalisten en vrije nieuwsgaring in het algemeen. Vervolgens zal ik nader ingaan op de specifieke zaak die de aanleiding van het eerdergenoemde verzoek is geweest, namelijk het afluisteren van een journalist door het OM in de moordzaak op de broer van een kroongetuige en op een tweetal andere incidenten waarbij de bronbescherming van journalisten in het geding is geweest. Ik zal afsluiten met de maatregelen die naar aanleiding van deze incidenten zijn getroffen, waarbij ik ook het wetsvoorstel bronbescherming in strafzaken kort zal aanhalen.

Bronbescherming en vrije nieuwsgaring

Bronbescherming is een groot goed in onze democratische samenleving.

De vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in artikel 10 EVRM en artikel 7 Grondwet, is een belangrijke pijler onder een democratische rechtsstaat. Een journalist heeft op grond van artikel 10 EVRM het recht om zijn bronnen te beschermen en het is overheden in beginsel niet toegestaan daarop een inbreuk te maken. Journalisten zijn afhankelijk van hun bronnen om hun werk goed te kunnen doen, en daarom is bronbescherming een zwaarwegend recht. Het recht op bronbescherming is echter niet absoluut. Uitgangspunt in de huidige Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten (hierna: de Aanwijzing) is dat in verband met de bronbescherming in strafzaken in de praktijk slechts sprake kan zijn van toepassing van strafvorderlijke dwangmiddelen, als dit het enige denkbare effectieve middel is om een zeer ernstig delict op te sporen en te voorkomen. Het moet gaan om misdrijven waarbij het leven, de veiligheid of de gezondheid van mensen ernstig kan worden geschaad of in gevaar kan worden gebracht. Het kán derhalve gerechtvaardigd zijn om onder bijzondere omstandigheden, zoals hiervoor beschreven, strafvorderlijke dwangmiddelen, waaronder begrepen het opnemen van communicatie door middel van een technisch hulpmiddel, toe te passen tegen journalisten.

Incidenten

Tijdens het mondelinge vragenuur van 12 juni jl. heb ik met uw Kamer gesproken over de zaak waarin het OM belgegevens van een journalist van het Brabants Dagblad heeft opgevraagd, om uit te vinden wie informatie lekte over de burgemeestersbenoeming in Den Bosch. Ik heb toen aangegeven dat het OM zelf heeft verklaard dat er niet volgens de regels is gehandeld en dat het maatregelen zou treffen om dit in de toekomst te voorkomen. Op de maatregelen die sindsdien getroffen zijn, kom ik later in deze brief terug.

Tijdens het dertigledendebat over de aanval op de vrijheid van meningsuiting en de vrije pers van 19 juni jl. heeft het lid Westerveld (GroenLinks) aan mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de vraag gesteld of de rechter-commissaris in de zaak van de burgemeestersbenoeming wist dat hij toestemming gaf tot het afluisteren van een journalist. In antwoord op deze vraag merk ik op dat deze zaak momenteel nog onder de rechter is. Derhalve kan ik op dit aspect op dit moment niet ingaan.

Korte tijd nadat bovengenoemde zaak omtrent de burgemeestersbenoeming in Den Bosch bekend werd, kwam naar buiten dat het OM een journalist had afgeluisterd in de moordzaak op de broer van een kroongetuige op 29 maart 2018 in Amsterdam.

In deze zaak is, nadat daartoe een vordering was gedaan bij de rechter-commissaris en deze een machtiging had verleend, een bevel gegeven om in een openbare ruimte een gesprek op te nemen tussen een journalist en een andere persoon. Aan het bevel is weliswaar uitvoering gegeven, maar de betreffende opname is nog diezelfde dag, toen de handelwijze bekend werd bij de parketleiding, in een kluis gelegd. De betreffende opname is, ondanks de opdracht van de rechter-commissaris daartoe, nooit uitgeluisterd en uiteindelijk na overleg met het College van procureurs-generaal in opdracht van de hoofdofficier van justitie in Amsterdam vernietigd. Voorafgaand aan het bevel ten aanzien van dit middel heeft niet de vereiste interne toetsing plaatsgevonden en het OM was van oordeel dat in dit specifieke geval de opname een ontoelaatbare inbreuk was op de bronbescherming van journalisten.

Het OM heeft aangegeven dat, voor zover nu duidelijk is, er geen andere lopende onderzoeken zijn waarin dwangmiddelen tegen journalisten zijn toegepast. Binnen het OM is tevens onderzocht of er ook afgesloten zaken zijn die betrekking zouden kunnen hebben op bronbescherming. Hieruit is naar voren gekomen dat er een onderzoek van het parket Rotterdam naar schending van het ambtsgeheim door een politieambtenaar is geweest, waarin in oktober 2017 en februari 2018 de historische printgegevens van een telefoon van een fotojournalist zijn opgevraagd. Toen bleek dat hierbij de interne richtlijnen niet waren gevolgd, heeft het parket Rotterdam het onderzoek stopgezet en de printgegevens laten vernietigen.

Maatregelen

Naar aanleiding van bovengenoemde incidenten waarbij de bronbescherming van journalisten in het geding is geweest, heeft het OM een aantal maatregelen getroffen om dit in de toekomst te voorkomen. Daarbij merk ik op dat de betreffende incidenten hebben plaatsgevonden, vóórdat ik op 12 juni jl. uw Kamer heb toegezegd dat er maatregelen zullen worden getroffen om dergelijke incidenten te voorkomen.

Aanpassing Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten

De Aanwijzing wordt op dit moment aangepast en in lijn gebracht met het aangenomen Wetsvoorstel bronbescherming in strafzaken. Het is de bedoeling dat de aangepaste Aanwijzing tegelijk met de Wet bronbescherming in strafzaken op 1 oktober a.s. in werking zal treden. Ook wordt de Aanwijzing verder verduidelijkt, om elke interpretatieruimte weg te nemen. Het moet voor iedereen binnen het OM duidelijk zijn hoe te oordelen en te handelen in situaties waarbij journalisten betrokken zijn. De aangepaste Aanwijzing zal te zijner tijd in de Staatscourant worden gepubliceerd.

Opleidingstrajecten OM

Het OM heeft mij laten weten dat binnen de opleidingstrajecten van het OM, zowel in de leergang voor nieuwe officieren van justitie als in de permanente educatie (nog) meer ruimte wordt gemaakt voor het onderwerp «journalistieke bronbescherming». Ook zal de aangepaste Aanwijzing in de werkpraktijk en de opleiding tot officier van justitie een nog prominentere plek krijgen.

Het wetsvoorstel bronbescherming in strafzaken

Het wetsvoorstel bronbescherming in strafzaken1 is op 3 juli jl. aangenomen in de Eerste Kamer en de wet zal op 1 oktober a.s. in werking treden. Deze wet codificeert in de eerste plaats dat journalisten en publicisten zich op een recht op bronbescherming kunnen beroepen. Deze wet regelt dat bij de toepassing van dwangmiddelen tegen journalisten en publicisten, altijd vooraf een machtiging moet worden gevraagd aan de rechter-commissaris. De rechter-commissaris zal deze machtiging alleen kunnen verlenen als het algemeen belang bij het verkrijgen van de informatie evident zwaarder weegt dan het belang van de vrije nieuwsgaring en het belang van de bronbescherming.

Voor het opvragen van verkeersgegevens van journalisten en publicisten is bijvoorbeeld expliciet bepaald dat dergelijke vorderingen alleen kunnen worden gedaan op vordering van de officier van justitie met machtiging, te verlenen door de rechter-commissaris. Dit is een toevoeging aan de artikelen 126n, tweede lid en 126u, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, die bepalen dat de officier van justitie opdracht kan geven aan aanbieders van communicatiediensten om gegevens te verstreken over het communicatieverkeer van een gebruiker van die dienst.

Tot slot wil ik nogmaals benadrukken dat het recht op bronbescherming een groot goed is en dat journalisten in alle vrijheid hun beroep moeten kunnen uitoefenen. Daarbij merk ik op dat Nederland wereldwijd gezien een uitstekende reputatie heeft wat betreft persvrijheid.

Nederland staat op dit moment op de 3e plaats in de World Press Freedom Index, wat onder meer te danken is aan de onafhankelijke positie van de Nederlandse media en de recente codificering van de bronbescherming in strafzaken.

Ik ga ervan uit dat de recente wetswijziging en de getroffen maatregelen een belangrijke bijdrage zullen leveren aan de positie van journalisten in het algemeen en het recht op bronbescherming in het bijzonder.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 34 032

Naar boven