32 752 Regels inzake de subsidiëring en het toezicht op de financiën van politieke partijen (Wet financiering politieke partijen)

Nr. 50 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2018

Bij brief van 8 mei 2017 bent u geïnformeerd over de instelling en de taakopdracht van de Evaluatie- en Adviescommissie Wet financiering politieke partijen (verder de commissie) (Kamerstuk 32 752, nr. 48). Deze commissie heeft de afgelopen periode de Wet financiering politieke partijen (verder de Wfpp) integraal geëvalueerd en heeft vandaag haar eindrapport aan mij aangeboden. Hierbij bied ik u dit rapport aan1. Tevens zend ik u hierbij een in opdracht van de commissie door de Universiteit Leiden uitgevoerd internationaal vergelijkend onderzoek naar de financiering van politieke partijen toe2.

De commissie heeft conform haar taakopdracht tijdens de evaluatie aandacht besteed aan de vraag of met de Wfpp het beoogde doel wordt bereikt, de vraag of de uitgangspunten van de wet voldoende aansluiten op de rol en positie van politieke partijen op dit moment en of zij voldoende toekomstbestendig zijn en de onderwerpen waarvan aan de Staten-Generaal is toegezegd dat deze betrokken zullen worden bij de evaluatie van de wet. Ik ben voornemens om u kort na het zomerreces van 2018 een integrale kabinetsreactie op het rapport van de commissie aan te bieden. Daarop vooruitlopend ga ik in deze brief alvast in op één onderwerp waar de commissie advies over heeft uitgebracht, waarvan ik in elk geval mede gelet op het regeerakkoord voornemens ben de Wfpp op deze punten aan te passen.

Dit gaat om buitenlandse financiering van Nederlandse politieke partijen. Op dit moment gelden voor giften uit het buitenland dezelfde regels als voor giften uit Nederland. Dit betekent dat politieke partijen onbeperkt giften uit het buitenland mogen ontvangen en dat de naam en woonplaats van donateurs die meer dan € 4.500 per donateur per jaar doneren openbaar moeten worden gemaakt. Sinds de inwerkingtreding van de Wfpp in 2013 is de aandacht voor mogelijke buitenlandse beïnvloeding van de Nederlandse democratie toegenomen. In het regeerakkoord van dit kabinet is bepaald dat geldstromen vanuit onvrije landen naar onder meer politieke partijen, waarbij misbruik wordt gemaakt van onze vrijheden, zoveel mogelijk zullen worden beperkt 3. Voorts heeft de Tweede Kamer in dit verband in november 2016 met ruime meerderheid de motie-Amhaouch cs. aangenomen waarin de regering wordt verzocht om voorstellen te doen om buitenlandse financiering van politieke partijen te beperken (Kamerstuk 34 270, nr. 22). Naar aanleiding van deze motie is de commissie expliciet gevraagd om in de evaluatie van de Wfpp aandacht te besteden aan de kwestie van buitenlandse financiering van politieke partijen.

De commissie is tot de conclusie gekomen dat zelfs de schijn van buitenlandse beïnvloeding van de Nederlandse democratie moet worden voorkomen. Het voorkomen van ongewenste beïnvloeding van de Nederlandse democratie en in het bijzonder de politieke partijen weegt voor de commissie zwaarder dan de relatief kleine inperking van de onafhankelijke positie van de partijen die deze maatregel met zich meebrengt. De commissie adviseert daarom om giften uit het buitenland, anders dan giften van in het buitenland woonachtige kiesgerechtigde Nederlandse staatsburgers, aan Nederlandse politieke partijen te verbieden.

Evenals de Tweede Kamer en de commissie ben ik vanzelfsprekend van mening dat ongewenste beïnvloeding van de Nederlandse democratie moet worden voorkomen. Het beperken van de buitenlandse geldstromen van politieke partijen kan hier een bijdrage aan leveren. Ik ben daarom voornemens om, mede gelet op de desbetreffende afspraak in het regeerakkoord, gevolg te geven aan de door uw Kamer aangenomen motie om de financiering van Nederlandse politieke partijen uit het buitenland te beperken. De komende tijd zal ik mij beraden over de vraag hoe een dergelijke regeling er precies uit zou moeten zien. In de kabinetsreactie zal ik hier een voorstel voor presenteren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Regeerakkoord derde kabinet Rutte, Vertrouwen in de toekomst (Den Haag, 2017), pagina 4 (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34).

Naar boven