32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 284 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2017

Op 20 april heeft de commissie van Economische Zaken om een reactie gevraagd op het FD-artikel «Onstuimig EZ heeft voor ieder plan wel een potje». Daarnaast verzoekt u mij om in te gaan op de kritiek dat de meeste fondsen waarin het Dutch Venture Initiative (DVI) investeert een «multi-countrystrategie» hanteren. Tevens verzoekt u mij in te gaan op de mate waarin via DVI bij investeringsfondsen nog in deelnemingen in Nederlandse bedrijven wordt gestoken en de mate waarin de als revolverende fondsen opgezette fondsen daadwerkelijk revolverend zijn.

Hierbij ontvangt u mijn reactie. In deze reactie ga ik ook in op mijn toezegging aan uw Kamer om na te gaan of institutionele beleggers interesse hebben in DVI.1

Algemene reactie

Ik heb kennis genomen van het FD-artikel waarin onder andere de stimulering van ondernemerschap door het Ministerie van Economische Zaken onder de aandacht wordt gebracht. Het is goed om de effecten van overheidsingrijpen op de marktwerking kritisch te bekijken. De schrijvers van het FD-artikel hebben dit gedaan voor de mkb-financieringsmarkt. De teneur van het artikel dat de aanpak van mijn ministerie marktverstorend zou zijn, deel ik niet.

Het klopt dat dit kabinet veel heeft gedaan om de werking van de markt voor mkb-financiering te verbeteren. Het mkb was en is voor het verkrijgen van financiering in Nederland sterk afhankelijk van banken. De banken zijn door toegenomen risicopercepties en lagere risico tolerantie strenger geworden bij het verlenen van kredieten, zo blijkt uit de kredietstandaarden die zij hanteren.2 De winstgevenThe Euro Bank Lending Survey first quarter of 2017 dheid van met name kleine kredieten is voor banken relatief onaantrekkelijk.3 Het kabinet heeft daarom ondersteunende maatregelen genomen om het financieringsaanbod aan het mkb te verbreden met alternatieve aanbieders.

Daarnaast heeft een deel van het mkb moeite om eigen vermogen aan te trekken op de financieringsmarkt. En dit belemmert op zijn beurt het aantrekken van vreemd vermogen. Het aanbod van risicodragend kapitaal voor met name het kleinbedrijf, is in Nederland beperkt ontwikkeld. Met het Aanvullend Actieplan Mkb-financiering heeft het kabinet maatregelen genomen om de knelpunten rond financiering van het mkb aan te pakken.4

In het artikel wordt gesteld dat investeerders die geen aanspraak maken op overheidsgeld van mening zijn dat de interventies van de overheid marktverstorend en overbodig zouden zijn. Ook zou de overheid geld toewijzen aan partijen die niet professioneel zijn. Dit strookt niet met mijn beeld. Er wordt bij overheidsinterventies altijd eerst gekeken of er sprake is van marktfalen. Als er geen sprake is van marktfalen, dan intervenieert de overheid niet. Als er wel wordt geïntervenieerd, gebeurt dit zoveel mogelijk via de markt om marktverstoring te voorkomen. Hiervoor worden instrumenten opengesteld voor alle private partijen zodat iedereen er aanspraak op kan maken. Marktconforme professionaliteit is daarbij een belangrijke criteria om in aanmerking te komen. Deze interventies zijn nodig als ik kijk naar de bevindingen over de beschikbaarheid van mkb-financiering en risicokapitaal in Nederland in vergelijking met andere landen.5 Ook de OESO constateert dat de gekozen interventies een goede aanpak zijn om de risicokapitaalmarkt te verbeteren. 6

In het artikel wordt gesteld dat er te veel aandacht en middelen zouden zijn gericht op startups. Het klopt dat er veel aandacht is voor startups, zij zijn namelijk van cruciaal belang voor de vernieuwing van onze economie. De beschikbaarheid van risicokapitaal voor de snelgroeiende en innovatieve bedrijfsleven is in Nederland de afgelopen jaren flink vergroot, maar loopt in vergelijking met toonaangevende innovatie-gedreven landen, zoals de Verenigde Staten en Israël, nog steeds achter. Met name aan de onderkant van de markt, bij startups en bedrijven in de vroege fase van hun ontwikkeling, blijft de behoefte aan risicokapitaal bestaan die niet of onvoldoende door de markt wordt opgepakt.7 Te weinig toegang tot risicokapitaal beperkt de economische groei, werkgelegenheid, productiviteit en het innovatievermogen van Nederland. Waar in de 20ste eeuw sprake was van meer plan- en routinematige innovaties in een «managerial» economie, is dit in de 21e eeuw een stuk complexer met een veelvormig en dynamisch bedrijfsleven en voortdurende spontane innovaties in een ondernemende economie. In deze transitie is er een toenemende vraag naar risicokapitaal.7

In het artikel wordt gesteld dat er veel geld naar startups vloeit en dat maar een beperkt deel van investeringen in startups en snelgroeiende bedrijven succesvol is. De constatering dat weinig startups uiteindelijk succesvol zijn klopt en is precies de reden waarom door de markt nauwelijks wordt geïnvesteerd in de eerste fase van startups. De rendementen zijn te laag voor private financiers in dit risicovolle segment. Daarom werkt de overheid ook met fondsen en bouwt daarmee aan een portefeuille van investeringen. Het idee is dat de goed presenterende investeringen de investeringen die het niet gehaald hebben kunnen goedmaken. Dit is mogelijk doordat met het grotere risico, de rendementen bij succes ook aanzienlijk groter zijn dan bij reguliere investeringen. De regionale ontwikkelingsmaatschappijen werken op deze manier met hun participatiefonds. Dit sluit aan bij de wijze die gebruikelijk is in de markt.

De overheid maakt bij haar interventies zoveel mogelijk gebruik van de tucht van de markt. Zo lopen interventies vaak via de markt, waarbij private financiers ook met eigen geld moeten participeren, voordat de overheid investeert. Deze overheidsinterventies in de risicokapitaalmarkt zijn nodig omdat er anders onvoldoende privaat kapitaal beschikbaar komt. De branchevereniging Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) bekrachtigt dit en gaf hier in haar jaarverslag 2016 over aan: «Goed overheidsbeleid, met bijvoorbeeld de Seed Capital Regeling, het DVI en regionale ontwikkelingsfondsen, heeft barrières beslecht waardoor er nu meer privaat kapitaal beschikbaar is.»8

DVI: multi-countrystrategie en revolverendheid

Het DVI is één van de overheidsregelingen om het aanbod van risicokapitaal in Nederland te vergroten. Het DVI bestaat uit twee fondsen van in totaal € 402,5 mln., vanuit het Rijk, het Europees Investeringsfonds (EIF) en de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM). Het DVI verstrekt risicodragend kapitaal aan private investeringsfondsen, die zich richten op jonge innovatieve mkb-bedrijven die willen doorgroeien.

Het DVI investeert onder dezelfde voorwaarden in een privaat investeringsfonds als de private financiers in het fonds. Wel investeert DVI vaak als één van de eerste partijen wat richting de markt aangeeft dat er vertrouwen is in het fonds. Daarmee zorgt de overheid ervoor dat deze investeringsfondsen gemakkelijker aan kapitaal kunnen komen. Hier hadden diverse fondsen, voordat DVI opgezet werd, wel degelijk problemen mee.9

Voor DVI probeer ik samen met het EIF ook institutionele beleggers te interesseren. Er zijn in lijn met mijn toezegging aan de Kamer zowel bij DVI-I en DVI-II al gesprekken gevoerd met institutionele beleggers en het EIF en EZ zullen DVI onder de aandacht blijven brengen om te investeren in DVI.10 Als er professionele private equity partijen en institutionele beleggers interesse tonen treed ik graag in contact. Overigens is DVI zo opgezet dat de overheid aan het einde van de looptijd van het fonds automatisch weer terugtreedt.

Het klopt dat de fondsen waarin DVI investeert ook in buitenlandse ondernemingen kunnen investeren. Dat is nodig, omdat het deze Nederlandse fondsen te veel zou beperken in hun investeringsstrategie als zij uitsluitend in Nederlandse ondernemingen mogen investeren. Dit zou private financiers ervan weerhouden om in de DVI-fondsen te investeren. De focus van de fondsen ligt echter niet bij buitenlandse ondernemingen. De doelstelling van het DVI is dat op basis van de verwachte hefboomeffecten minstens het dubbele van het bedrag dat de overheid in DVI heeft geïnvesteerd, wordt geïnvesteerd als risicokapitaal voor het Nederlandse mkb. Dit wordt ook gemonitord. Eind 2016 is het bedrag wat in Nederland neerslaat zelfs vier keer het bedrag wat de Nederlandse overheid geïnvesteerd heeft in het DVI. Dit betekent dat voor elke euro die de overheid investeert in DVI, er vier euro wordt geïnvesteerd in Nederlandse startups en scaleups.

In het artikel besteedt het FD ook aandacht in welke mate de fondsen waarin de rijksoverheid participeert revolveren. In de begroting van Economische Zaken is aangegeven in welke mate de regelingen en fondsen van mijn ministerie revolveren. De instrumenten voor mkb-financiering van de overheid zijn vanaf 2014 ondergebracht in het Toekomstfonds.11 Het Toekomstfonds bestaat uit volledige revolverende instrumenten: het Dutch Venture Initiative (DVI) en de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen. Voor de regionale ontwikkelingsmaatschappijen geldt voor de EZ participatiefondsen dat zij niet substantieel minder of meer presteren dan andere marktpartijen bij het selecteren van innovatieve bedrijven.12

Het toekomstfonds bestaat ook uit gedeeltelijk revolverende instrumenten: Innovatiekrediet, de Seed capital-regeling (risicokapitaal), en de regeling Vroegefasefinanciering. Voor alle mkb-financiering instrumenten is aangegeven dat de verwachting is dat naar verwachting gemiddeld 60–80% van de investeringen wordt terugbetaald. Vanwege de looptijd van de instrumenten is de revolverendheid van de instrumenten pas met zekerheid te bepalen na afloop.

Tot slot

Zoals gezegd deel ik de visie om de effecten van overheidsingrijpen op de werking van de mkb-financieringsmarkt altijd kritisch te bekijken. Zowel bij het introduceren van interventies alsook tijdens de uitvoering ervan bekijk ik altijd of interventies de bedoelde effecten hebben en of ze nog noodzakelijk zijn. Bij de evaluaties van de verschillende financieringsinstrumenten wordt hierop toegezien.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

VAO Ondernemen & Gastvrijheidseconomie, Handelingen II 2014/15, nr. 77, item 6

X Noot
2

The Euro Bank Lending Survey first quarter of 2017

X Noot
3

McKinsey & company het Kleinbedrijf – Grote motor van Nederland (2014)

X Noot
4

Kamerstuk 32 637, nr. 147

X Noot
5

OECD Entrepreneurship at a Glance

X Noot
6

OECD Reviews of Innovation Policy: Netherlands 2014 pg. 70

X Noot
7

Thurik, A. R. «The «managed» and the «entrepreneurial» economy.» 2008.

X Noot
8

NVP Ondernemend Vermogen 2016

X Noot
9

NVP Ondernemend Vermogen 2012 pg. 25

X Noot
10

VAO Ondernemen & Gastvrijheidseconomie, Handelingen II 2014/15, nr. 77, item 6

X Noot
11

Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 5

X Noot
12

Evaluatie van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen, Ecorys 2016 pg. 14

Naar boven