Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2015
Op 9 juli jl. (Kamerstuk 32 545, nr. 34) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de moties inzake vakbekwaamheid
financiële adviseurs. Ik heb toen aangegeven dat ik de Autoriteit Financiële Markten
(AFM) zou verzoeken om de bestaande wettelijke mogelijkheid om ontheffing te verlenen
van de vakbekwaamheidseisen (diplomaplicht) nader uit te werken voor «schrijnende
gevallen». Dit in lijn met de aangenomen motie van de leden Aukje de Vries, Koolmees
en Omtzigt die de regering verzochten om zo snel mogelijk te komen met een hardheidsclausule
c.q. ontheffingsmogelijkheid voor schrijnende gevallen (Kamerstuk 32 545, nr. 30).
Ontheffingsbeleid
De AFM zal haar ontheffingsbeleid inzake schrijnende gevallen vandaag publiceren.
Schrijnende gevallen zijn adviseurs die gedurende de overgangstermijn door buitengewone
omstandigheden worden getroffen die een ernstige belemmering vormen om tijdig alle
benodigde diploma’s te behalen. Gedacht kan worden aan een adviseur die langdurig
en ernstig ziek is geweest of die een ernstig zieke partner tijdelijk veel verzorging
heeft moeten bieden.
De AFM heeft bij het opstellen van het ontheffingsbeleid gesproken met verschillende
marktpartijen zoals adviseurs, bemiddelaars en brancheorganisaties om het ontheffingsbeleid
goed aan te laten sluiten op de praktijk. Verder heeft de AFM onderzoek gedaan naar
vergelijkbare regelingen bij andere (beschermde) beroepsgroepen, zoals advocaten en
gerechtsdeurwaarders en heeft de AFM intern klankbordbijeenkomsten georganiseerd om
het voorgenomen beleid te toetsen.
Het ontheffingsbeleid is zo opgesteld dat rekening kan worden gehouden met de persoonlijke
omstandigheden van de adviseur. Hierbij kijkt de AFM onder andere naar het belang
van de adviseur, het belang van de onderneming waar de adviseur werkzaam is en naar
het belang van de consument. Een adviseur komt in aanmerking voor een tijdelijke ontheffing
van de diplomaplicht als is voldaan aan de volgende twee criteria zoals opgenomen
in de Wft:
-
1. De adviseur kan redelijkerwijs niet op tijd voldoen aan de diplomaplicht. Hiervoor
dient sprake te zijn van een schrijnend geval. Dergelijke situaties kenmerken zich
door buitengewone omstandigheden, die tijdelijk van aard zijn en die een ernstige
belemmering vormen voor het tijdig halen van een noodzakelijk Wft-diploma of het tijdig
voldoen aan de diplomaplicht; en
-
2. De aanvrager kan aantonen dat de doeleinden die de diplomaplicht beoogt te bereiken
anderszins worden bereikt. Dit kan bijvoorbeeld door uitgaande adviezen te laten controleren
door een gediplomeerde adviseur of door de advieskwaliteit van de betreffende adviseur
op basis van een review door een onafhankelijke derde goed te laten bevinden.
Na de overgangsperiode, welke loopt tot 1 januari 2017, worden geen PEplus-examens
meer aangeboden. Dit betekent dat de adviseur initiële examens zal moeten afleggen
om de desbetreffende diploma’s in de tijdelijke ontheffingsperiode te behalen, zodat
de adviseur daarna weer voldoet aan de vakbekwaamheidseisen. Dit ondanks het gegeven
dat de adviseur mogelijk reeds over een oud Wft-diploma beschikt.
Een verzoek tot ontheffing voor een adviseur moet worden ingediend door de werkgever
(financieëledienstverlener) van de adviseur. Het ontheffingsverzoek wordt ingediend
door het invullen en opsturen van de gestandaardiseerde aanvraag. Dit aanvraagformulier
en verdere informatie over het ontheffingsbeleid is te vinden op de website van de
AFM.
De Minister van Financiën,
J.R.V.A. Dijsselbloem