32 504 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2011)

Nr. 64 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2011

Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2011 c.a. heb ik een aantal toezeggingen gedaan. Met deze brief geef ik graag gevolg aan enkele van deze toezeggingen. Hiermee beschouw ik de toezeggingen in kwestie als afgehandeld, tenzij anders is aangegeven.

Werkkostenregeling

In het kader van de werkkostenregeling is toegezegd op een aantal punten lagere regelgeving aan te passen. De aanpassingen zijn opgenomen in een ministeriële regeling waarin de wijzigingen die onder meer voortvloeien uit het Belastingplan 2011 zijn verwerkt1.

Allereerst betreft het de huisvesting en inwoning op de werkplek van een werknemer die niet op die werkplek woont en zich redelijkerwijs niet aan deze voorziening kan onttrekken, zoals dat het geval is bij zeevarenden, bij parate diensten in een ziekenhuis of bij slaapdiensten in de gehandicapten zorg. In de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (verder: URLB 2011) is daartoe een nieuw onderdeel opgenomen waarin is bepaald dat dergelijke huisvesting op nihil wordt gewaardeerd.

Voorts zijn de voorwaarden waaronder het voordeel van een renteloze personeelslening voor de aanschaf van een fiets, elektrische fiets of elektrische scooter op nihil kan worden gesteld, vervallen. Thans gelden geen nadere voorwaarden meer omtrent het gebruik van een dergelijk, met een renteloze personeelslening aangeschaft, vervoermiddel. Ter informatie is de URLB 2011, zoals deze luidt per 1 januari 2011, bijgevoegd2.

Ten slotte is naar aanleiding van een vraag van de heer Dijkgraaf contact opgenomen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de fiscale behandeling van de ambtswoning van de burgermeester. Uit dit contact is gebleken dat er over de juiste rechtstoepassing geen verschillen van inzicht zijn tussen het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, doch dat in de praktijk door betrokkenen deze rechtstoepassing niet altijd wordt gevolgd. Aan de Belastingdienst is gevraagd de coördinatie tussen theorie en praktijk actief op te pakken zodat de uitvoeringspraktijk op dit punt wordt afgestemd op de juiste fiscale behandeling van de burgemeesterswoning.

Stimuleren kapitaalverstrekking MKB-ondernemingen

Tijdens de behandeling van het Belastingplan in de Tweede Kamer heb ik toegezegd te bezien wat mogelijk is om startende en doorgroeiende ondernemingen te helpen daar waar ze nu moeilijk aan kapitaal kunnen komen. Zoals ik destijds ook al aangaf, zie ik niet zo veel in het zoeken naar een alternatieve fiscale stimulans na de eerdere pogingen om een MKB-beleggingsfaciliteit in het leven te roepen. De afgelopen jaren is het niet mogelijk gebleken, mede vanwege vereisten van de Europese staatssteunregels, een eenvoudige werkbare fiscale faciliteit voor het stimuleren van eigen vermogen in het leven te roepen. Bovendien is er geen budgettaire ruimte voor een nieuwe fiscale maatregel. Tegelijkertijd is er een uitgebreid bestaand instrumentarium onder verantwoordelijkheid van de minister van EL&I dat hierop is ingericht. Ik doel hierbij in het bijzonder op de groeifaciliteit, die het aantrekken van achtergesteld en (extern) eigen vermogen stimuleert. In aanvulling hierop verwijs ik u naar de contouren van het bedrijfslevenbeleid waar de minister van EL&I u separaat over heeft geïnformeerd.3 Belangrijk onderdeel hiervan is het revolverende innovatiefonds dat wordt vormgegeven. Bij met name innovatieve starters kan kapitaalmarktfalen een rol spelen. Kansrijke innovatieprojecten met een hoog risicoprofiel hebben in sommige gevallen ondersteuning nodig bij de financiering. In Nederland is de markt van vraag en aanbod van informeel

risicokapitaal minder ver ontwikkeld dan in Angelsaksische landen. Het kabinet zet daarom een Innovatiefonds op waarmee succesvolle innovaties zich terugbetalen en middelen weer ter beschikking komen om nieuwe initiatieven te financieren. Dit betekent voor ondernemers dat ze eenvoudiger kunnen investeren in rendabele nieuwe (duurzame) producten, diensten en processen. Met innovatiekredieten, borgstellingen aan financiële intermediairs en participaties in investeringsfondsen verbetert dit Innovatiefonds de toegang tot kapitaal voor bedrijven die investeren in vernieuwingen. Het innovatiekrediet en de SEED-regeling worden hierin opgenomen. De middelen worden op een dusdanige manier ingezet dat deze zoveel mogelijk terugvloeien in het fonds.

Motie inzake fiscaal partnerschap

Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2011 op 17 november 2010 in uw Kamer heb ik toegezegd om een oplossing te vinden voor het probleem dat samengestelde gezinnen een ongewenst fiscaal voordeel zouden kunnen genieten ten opzichte van traditionele gezinnen. Hier zal in de fiscale agenda aandacht aan worden besteed. Voorts heb ik bij de plenaire behandeling van het Belastingplan 2011 in de Eerste Kamer toegezegd om in de fiscale agenda nader in te gaan op het thema leefvormneutraliteit van het belastingstelsel. Gezien de samenhang tussen deze toezeggingen en de inhoud van de motie Omtzigt c.s.4, waarin wordt verzocht om een overzicht te verstrekken van situaties waarin mensen financiële prikkels hebben om zich wel of niet als fiscale partners te registreren en met voorstellen te komen zodat de fiscaliteit min of meer leefvormneutraal is, zal ook de reactie van het kabinet op deze motie in de fiscale agenda worden opgenomen.

De staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers


X Noot
1

Wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen, van enige overige uitvoeringsregelingen en van de Wet op de accijns. Stcrt. 2010, 21111.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
3

Brief van 4 februari 2011 inzake de hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid, kamerstuk 32 637, nr. 1.

X Noot
4

Motie van de leden Omtzigt en Dijkgraaf, Kamerstukken II 2010–2011, 32 504, nr. 59.

Naar boven