32 500 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2011

Nr. 138 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 november 2010

Tijdens het wetgevingsoverleg Visserij 8 november jl. (32 500 XIII, nr. 67) heb ik u toegezegd u over een aantal zaken schriftelijk te informeren. In deze brief treft u die informatie aan. Tevens informeer ik u met deze brief over de uitvoering van de motie Van Veldhoven c.s. over een vangstverbod voor paling (Kamerstuk 32 500 XIII, nr. 58), conform het verzoek (2010Z16961/2010D45682) van uw vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Ten slotte ga ik in op de situatie rondom de blauwvintonijn.

Sportvisserij en administratieve lasten

De leden van de bij Sportvisserij Nederland aangesloten hengelsportverenigingen zijn op basis van de Visserijwet 1963 verplicht om naast hun Vispas tevens de Landelijke en Federatieve Lijst van Viswateren (het boekwerk) te kunnen tonen in geval van controles (circa 570 000 sportvissers). Zij ervaren dit als hinderlijk en willen graag een alternatieve oplossing. De problematiek waarmee de leden van de bij Sportvisserij Nederland aangesloten hengelsportverenigingen worden geconfronteerd, is historisch gegroeid. Iemand die in een bepaald water wil vissen maar niet zelf het visrecht heeft voor dat water, moet volgens artikel 21 van de Visserijwet 1963 voorzien zijn van een schriftelijke toestemming van de visrechthebbende. Voor de geldigheid van een schriftelijke toestemming is onder meer vereist dat deze een aantal duidelijk leesbare en niet uit te wissen vermeldingen bevat, waaronder de gegevens van de sportvisser, de omschrijving van het water en de visserij waarvoor zij geldt (artikel 23 van de wet). Op verzoek van een opsporingsambtenaar moet de schriftelijke toestemming getoond kunnen worden (artikel 55 van de wet). Omdat de schriftelijke toestemming een aangelegenheid is tussen de visrechthebbende en de toestemmingverkrijger is het niet voor de hand liggend dat de met toezicht en opsporing belaste ambtenaren hiervan op voorhand kennis hebben.

Voor de circa 100 000 sportvissers die over individuele toestemmingen beschikken omdat deze slechts één of een beperkt aantal wateren en visvoorwaarden omvatten, leveren de bestaande bepalingen en verplichtingen in beginsel geen probleem op.

Voor de leden van de bij Sportvisserij Nederland aangesloten hengelsportverenigingen ligt dit anders, nu veel van deze verenigingen het water waar zij het visrecht huren aan elkaars leden ter beschikking stellen. Daartoe nemen zij al deze wateren en de visvoorwaarden waaronder daar gevist mag worden op in één gezamenlijk boekwerk met wateren dat door Sportvisserij Nederland wordt beheerd. Dit boekwerk ontvangt elke sportvisser van een aangesloten vereniging. Samen met de Vispas vormt dit boekwerk derhalve de invulling door Sportvisserij Nederland van de in artikel 23 genoemde voorwaarden voor de geldigheid van de schriftelijke toestemming. Omdat de aangesloten verenigingen het visrecht huren in circa 90% van al het Nederlandse binnenwater is een omvangrijk boekwerk ontstaan. Voor de betrokken sportvissers zijn door deze afspraken tussen de verenigingen vrijwel onbegrensde mogelijkheden ontstaan voor de uitoefening van de sportvisserij. Keerzijde hiervan is dat de schriftelijke toestemming in deze gevallen tot een omvangrijk document is uitgegroeid.

Ik ben met Sportvisserij Nederland in overleg getreden over de mogelijkheden om deze gegroeide problematiek anders aan te vliegen. Zoals ik eerder aangaf voldoet de betrokken regeling voor de eveneens grote groep «overige» sportvissers. Desalniettemin acht ik mogelijkheden aanwezig om te bezien of een voorziening getroffen kan worden nu Sportvisserij Nederland een digitale versie van het boekwerk beschikbaar heeft gemaakt en deze applicatie in de toekomst ontsloten zal worden voor de mobiele telefoon.

Omtrent een voor alle partijen bevredigende oplossing hoop ik u zo spoedig als mogelijk te kunnen informeren. De intentie bij alle partijen om te komen tot administratieve lastenverlichting is daarbij gelijk.

Visplanverplichting voor de staatswateren

Het ministerie van EL&I is verantwoordelijk voor de uitgifte van privaatrechtelijke huurovereenkomsten voor de visserij op de staatswateren. In deze huurovereenkomsten is sinds 2000 de verplichting tot deelname aan een visstandbeheercommissie (VBC) opgenomen. Voor de beroeps- en sportvissers die vissen op de staatswateren is per eind 2009 deze VBC-verplichting aangescherpt zoals ook met uw Kamer gecommuniceerd is. Dit houdt in dat voor deze wateren per 1 januari 2011 een door de waterbeheerder beoordeeld visplan moet liggen. Vanaf 2011 moet er dan gevist worden volgens dit visplan. Voor de niet staatswateren (de regionale wateren) gelden deze verplichtingen niet.

Om praktisch invulling te geven aan de genoemde verplichting is eerder dit jaar aan de betreffende VBC’s gecommuniceerd dat de visplannen per 1 november van dit jaar bij de waterbeheerder (Rijkswaterstaat) moeten worden aangeleverd, waarna per december verzending aan de staatssecretaris van EL&I kan plaatsvinden. Hierbij is steeds aangetekend dat het bij deze visplannen gaat om zogenaamde 1e generatie visplannen, die nog niet in alle opzichten tot achter de komma hoeven te zijn uitgewerkt. De visplannen moeten worden opgevat als groeidocumenten, waar in de komende periode verder invulling aan kan worden gegeven.

Inmiddels zijn voor bijna alle VBC’s op de staatswateren deze 1e generatie visplannen bij de waterbeheerder aangeleverd. Van de 17 VBC’s op staatswateren hebben er nu 2 nog geen visplan ingeleverd.

Daarnaast zijn 3 visplannen ingeleverd, waarin geen overeenstemming tussen sport- en beroepsvisserij is bereikt, of waar niet alle vissers tot ondertekening zijn overgegaan. Ik heb er vertrouwen in dat partijen er op korte termijn alsnog uitkomen.

Blueport Urk

In reactie op een verzoek van de heer Slob heb ik uw Kamer de toezegging gedaan te onderzoeken of er binnen de begroting mogelijkheden zijn voor enige ondersteuning van de Blueport Urk. Met die toezegging heb ik het belang willen onderstrepen dat ik hecht aan de inspanningen van visserijondernemers om gezamenlijk te werken aan een economisch renderende en duurzame visserij.

Hoewel de inhoud van de plannen van de regionale Blueport Urk mij niet bekend is, kan steun voor de activiteiten die in dit kader naar verwachting ontwikkeld zullen worden, mogelijk verleend worden vanuit het Europees Visserij Fonds, meer specifiek via de regeling «Collectieve acties in de visketen».

Op gestelde tijden wordt deze regeling opengesteld om zo alle visserijondernemers, conform de voorwaarden van het EVF, gelijke kansen te geven om voor een subsidie voor een samenwerkingsproject in aanmerking te komen. De eerstvolgende openstelling van de regeling is voorzien voor maart 2011.

Over de verdere ontwikkeling van dit plan heb ik nauw overleg met de initiatiefnemers.

Zalm

Het biotechnologiebedrijf AquaBounty heeft meer dan tien jaar geleden een aanvraag bij de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) ingediend om genetisch gemodificeerde zalm (GG-zalm) op de markt te mogen brengen. De FDA heeft recentelijk haar risicoanalyses van deze zalm gepubliceerd en zal binnen afzienbare tijd een beslissing nemen over de toelating van dit eerste genetisch gemodificeerde dier bestemd voor humane consumptie. Uit de data van de FDA zou naar voren komen dat, hoewel de transgene zalm onvruchtbaar zou zijn, er de kans bestaat dat tot vijf procent van de geproduceerde eitjes wel vruchtbaar is, waardoor bij eventueel ontsnapping van deze zalmen een vermenging met de Atlantische zalm wel mogelijk is.

Als de FDA de aanvraag inderdaad goedkeurt, zou het bedrijf binnen twee tot drie jaar de eitjes van de transgene zalm op de Amerikaanse markt kunnen brengen. Rond anderhalf jaar daarna zouden dan de eerste genetische gemodificeerde zalmfilets in de Amerikaanse supermarkten te vinden zijn. Zover is het echter nog niet.

Vanuit de maatschappij zijn er verschillende groeperingen in de VS die zich verzetten tegen de introductie van deze GG-zalm. Een coalitie van 31 Amerikaanse consumenten-, milieu- en dierenbeschermingsorganisaties heeft negatief gereageerd op de inhoud van de risicoanalyses. Hun voornaamste zorg is dat er geen data beschikbaar zijn over de gevolgen op lange termijn, waardoor het niet aangetoond is of de GG-zalm veilig is voor consumptie.

Elf leden van de Amerikaanse senaat hebben eind september 2010 in een brief de FDA gevraagd om te stoppen met het toelatingsproces. Zij vinden dat de gevolgde toelatingsprocedure niet juist is en dat de publieke opinie er meer bij betrokken moet worden. Dezelfde toelatingsprocedure wordt ook gevolgd bij de beoordeling van bijvoorbeeld diergeneesmiddelen.

De senatoren vinden dat een nieuw dier voor humane consumptie wel wat anders is dan een diergeneesmiddel en dat daarmee de beoordelingsprocedure niet gelijk behoeft te zijn.

In de EU kunnen ggo’s en genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders worden toegelaten tot de EU-markt op grond van Richtlijn 2001/18/EG1, dan wel Verordening EG/1829/20032. Voorafgaand aan toelating moeten ze dan veilig zijn bevonden voor mens, dier en milieu. Op dit moment is geen genetisch gemodificeerde zalm toegelaten in de EU, noch als levende zalmen, noch als levensmiddel of diervoeder. Ook is geen toelating aangevraagd. Nationaal is uitvoering gegeven aan deze regelgeving via het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer. Voor de betrokken materie is primair de minister van infrastructuur en milieu verantwoordelijk.

Motie vangstverbod paling

Tijdens het Wetgevingsoverleg Visserij heb ik u aangegeven in beginsel de lijn van mijn voorganger voort te zetten met de aanpak om te voorkomen dat met dioxine en dioxine-achtige PCB’s vervuilde paling nog langer op de markt wordt gebracht. Het verhandelen van vervuilde paling en de vangst daarvan zal via twee sporen aangepakt worden.

Het eerste spoor loopt via het aanscherpen van de handhaving op de bestaande regelgeving in het kader van de Warenwet en wordt de sector in de gelegenheid gesteld haar eigen verantwoordelijkheid te nemen door afzien te zien van de aalvisserij in de vervuilde gebieden in december en het zo spoedig mogelijk instellen van een privaat duurzaamheidslabel. De nVWA zal, in opdracht van mijn collega van VWS, per 1 december 2010 de dioxinenorm voor paling streng gaan handhaven. Op dat moment loopt namelijk het huidige aalvisverbod af. Tevens werkt het ministerie van VWS aan een wettelijke regeling welke de aalvissers verplicht om zelf aan te tonen (via een analyse rapport) dat de paling voldoet aan de voedselveiligheidsnormen. Hierdoor kan het toezicht door de nVWA op een meer doelmatige en kostefficiënte wijze worden uitgeoefend. Ik verwacht dat deze wettelijke voorziening omstreeks de zomer van 2011 gereed is.

Het tweede spoor betreft een wettelijk vangstverbod voor paling in vervuilde gebieden. Dit spoor dient als vangnet mocht blijken dat de maatregelen via het eerste spoor niet het gewenste resultaat opleveren. Een vangstverbod per direct instellen is niet mogelijk. Hiervoor moet eerst een wettelijke basis worden gerealiseerd. Als dit wetgevingstraject is afgerond en indien blijkt dat de sector haar verantwoordelijkheid niet heeft genomen en er nog steeds paling op de markt komt die niet voldoet aan de dioxinenorm, dan zal zo spoedig mogelijk het vangstverbod in werking worden gesteld.

Uw verzoek om te concluderen dat de sector haar eigen verantwoordelijkheid niet neemt en over te gaan tot het aankondigen van een vangstverbod voor paling uit de vervuilde gebieden zal ik baseren op de bevindingen van de nVWA in december. Als de nVWA constateert dat de sector toch in december gaat vissen op aal in de vervuilde gebieden, deze vervuilde paling op de markt brengt en dus weigert haar eigen verantwoordelijkheid te nemen, dan zal ik zo spoedig mogelijk overgaan tot het instellen van een vangstverbod in de vervuilde gebieden. De motie van het lid Van Veldhoven c.s. zie ik dan ook als een onderstreping van ingeslagen weg.

Blauwvintonijn

Uw Kamer heeft mij door middel van de motie van El Fassed en Van Veldhoven (32 500 XIII) verzocht in de Landbouw- en Visserijraad te pleiten voor een verkoopverbod van blauwvintonijn en, als dit niet haalbaar blijkt, mij aan te sluiten bij het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Zweden door steun uit te spreken voor een harde maximumgrens en het afsluiten voor visserij van paaigebieden in de Middellandse Zee.

De voorbije weken is gewerkt aan een mandaat voor de Europese Commissie inzake blauwvintonijn voor de jaarvergadering van de International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT), die van 17 tot en met 27 november plaatsvindt in Parijs. Zoals u weet, heb ik mij in de Landbouw- en Visserijraad van oktober jl. goed kunnen vinden in de inzet van de Commissie. De lidstaten met een direct visserijbelang hebben zich toen juist verzet tegen dat voorstel.

Nederland heeft zich lang hard gemaakt voor een mandaat dat uitgaat van een substantiële reductie van de maximaal toegestane vangsthoeveelheid (Total Allowable Catches, TAC), zo dicht mogelijk bij nul. Ik heb hierover meerdere malen rechtstreeks contact gehad met Commissaris Damanaki en enkele ambtsgenoten. Twee compromisvoorstellen van het voorzitterschap kwamen onvoldoende tegemoet aan de inzet van de Commissie, enkele lidstaten en Nederland.

Op 17 november jl. is na lange en intensieve onderhandelingen alsnog een mandaat tot stand gekomen. Dit mandaat betreft een ultiem compromisvoorstel van het voorzitterschap, dat de Commissie de opdracht geeft namens de EU te pleiten voor een TAC die feitelijk een reductie van het quotum nastreeft. Mijn inzet heeft ertoe geleid dat het percentage uiteindelijk is vastgesteld op 77%. De TAC moet nu worden vastgesteld inhoudend het strikt en objectief volgen van het wetenschappelijk advies, met als doel om, met een waarschijnlijkheid van tussen 60 en 77 procent, een maximaal duurzame opbrengst (Maximum Sustainable Yield, MSY) te bereiken in 2022.

De Commissie heeft zich uiteindelijk niet kunnen vinden in dit compromis. Uiteindelijk is het compromis door de Raad aangenomen. Nederland en enkele andere lidstaten hebben zich in het belang van de blauwvintonijn onthouden van stemming, waardoor de benodigde unanimiteit bereikt kon worden. De gekozen formulering laat immers ruimte voor een reductie van de TAC en maakt dat de EU ook een mandaat heeft om mee te praten over de andere onderdelen van de ICCAT-onderhandelingen over blauwvintonijn.

Geen mandaat had betekend dat de EU geen stem in de jaarvergadering zou hebben en geen inbreng in de discussie over beheersmaatregelen, met vrijwel zeker een slecht resultaat voor de blauwvintonijn tot gevolg.

Dit heeft Nederland ook aangegeven in een gezamenlijke verklaring met Zweden. Daarin is voorts opgenomen dat Nederland zorgen houdt over de toestand van het blauwvintonijnbestand, dat het zal blijven betogen dat een substantiële reductie nodig is, dat MSY binnen een ambitieus tijdpad bereikt moet worden en dat de waarschijnlijkheid waarmee dit doel bereikt kan worden verhoogd zou moeten worden.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


XNoot
1

Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad.

XNoot
2

Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.

Naar boven