32 317 JBZ-Raad

Nr. 241 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 juni 2014

Op 8 en 9 juli 2014 vindt in Milaan de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken plaatsvindt. Bijgaand bieden wij uw Kamer de geannoteerde agenda aan en informeren wij u over het volgende.

Verloop onderhandelingen verordening Visumcode en Rondreisvisum

Tijdens de JBZ-Raad op 5 juni 2014 heeft de Commissie een korte toelichting gegeven over de voorstellen in het Visumpakket. In de Raadswerkgroep Visa op 19 juni is vervolgens een eerste aanzet gedaan tot inhoudelijke bespreking van het voorstel voor de Visumcode. De behandeling van het Rondreisvisum start naar verwachting pas aan het eind van het jaar.

Veel lidstaten behouden vooralsnog een – algemeen of gedeeltelijk – studievoorbehoud. In een eerste reactie gaven de meeste lidstaten aan dat ze positief zijn over de richting van het voorstel tot herziening van de Visumcode. Meerdere lidstaten meldden echter wel zorgen te hebben over de balans met de veiligheid en de financiële consequenties van onderdelen in het voorstel.

Het aankomend Italiaans voorzitterschap heeft aangegeven ruime aandacht te willen besteden aan de behandeling van dit voorstel. Nederland zal hierbij onder meer in blijven zetten op het beperken van de risico’s van illegale immigratie en aandacht blijven vragen voor de handhavingsaspecten en de andere aspecten die door uw Kamer als belangrijk zijn benoemd.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 8–9 juli 2014 te Milaan

I. Binnenlandse Zaken, Immigratie en Asiel

1. Toekomstige ontwikkeling van de JBZ-ruimte

Tijdens deze informele JBZ-Raad zullen de lidstaten van gedachten wisselen over de uitvoering van de strategische richtsnoeren over de toekomstige ontwikkeling van de JBZ-ruimte vanaf 2015. Deze richtsnoeren worden op 26 en 27 juni 2014 tijdens de Europese Raad, als onderdeel van de ER-conclusies vastgesteld. De ontwerpconclusies van de Europese Raad zijn onder meer opgesteld op basis van de inbreng van de lidstaten tijdens verschillende discussies in de JBZ-Raden van o.a. 5 en 6 december 2013, 3 en 4 maart 2014 en 5 en 6 juni 2014, en de brief over de discussie in de JBZ-Raad door het Voorzitterschap aan de voorzitter van de Europese Raad. De Europese Commissie heeft haar visie op post-Stockholm uiteengezet in twee mededelingen getiteld «De EU-agenda voor justitie voor 2020 – Meer vertrouwen, mobiliteit en groei binnen de Unie» en «Naar een open en veilig Europa» ten aanzien van respectievelijk het terrein van Justitie en van Binnenlandse Zaken.

Het kabinetsstandpunt inzake de Nederlandse visie op een toekomstig EU-JBZ beleidskader is aangeboden aan de Tweede Kamer en Eerste Kamer op 18 november 2013 (Kamerstuk 32 317, nr. 196). De kabinetsappreciatie van de mededelingen van de Europese Commissie inzake de toekomstige ontwikkeling van de JBZ-samenwerking is aan beide Kamers verzonden op 17 april 2014 (Kamerstuk 32 317, nr. 227). Mede op basis van deze stukken zijn de ontwerpconclusies na publicatie beoordeeld.

De proactieve beïnvloeding van Nederland heeft tot resultaat geleid. Het kabinet is tevreden met de balans tussen de domeinen asiel en migratie, veiligheid en justitie. De Nederlandse horizontale uitgangspunten, consolidatie, implementatie, evaluatie en kostenbesparing, en een aantal voor Nederland belangrijke thema’s zijn geborgd in de ontwerpconclusies.

2. Taskfore Middellandse Zeegebied

De informele JBZ-Raad is de eerste bijeenkomst onder Italiaans voorzitterschap met de verantwoordelijke Ministers voor Binnenlandse Zaken en Justitie. Italië heeft aangegeven dat de implementatie van de maatregelen uit de Task Force Middellandse Zeegebied komend semester hoog op de agenda staat. Naar verwachting zal Italië een toelichting geven op zijn plannen voor het komende half jaar (er is nog geen discussiedocument van het Voorzitterschap verschenen over dit onderwerp).

Hierbij wordt voortgebouwd op de discussie tijdens de JBZ-Raad van 5 en 6 juni jongstleden. Naast de erkenning dat in dit kader al veel werk is verricht, was er tijdens deze discussie brede steun voor het prioriteren van de resterende maatregelen uit de mededeling van de Europese Commissie d.d. 4 december 2013.

Nederland heeft in de vorige JBZ-Raad gepleit voor de integrale aanpak van mensensmokkel. Zowel de Commissie als andere lidstaten hebben het belang van de aanpak van mensensmokkel onderstreept. Daarnaast hecht Nederland belang aan maatregelen gericht op de herkomst- en transitlanden. Ook heeft Nederland voorgesteld om een gecombineerde JBZ-BZ-OS-Raad bijeen te laten komen. Eventuele verdergaande EU-solidariteit is voor Nederland pas aan de orde na de volledige implementatie van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

II. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

3. Horizontale aspecten van de algemene verordening gegevensbescherming

Er is nog geen discussiedocument van het Voorzitterschap verschenen over dit onderwerp. Naar verwachting zal het Voorzitterschap een discussie willen voeren over de instrumentkeuze en de positie van de publieke sector in de verordening.

Nederland is het met het Voorzitterschap eens dat nu het juiste moment is om horizontale onderwerpen aan de orde te stellen en dat instrumentkeuze en publieke sector ook precies de juiste horizontale onderwerpen zijn. Er moeten immers op een aantal hoofdlijnen nog verdere discussies plaatsvinden die een belangrijke relatie hebben met instrumentkeuze en de positie van de publieke sector en het is niet verstandig om die discussies eerst op detailniveau af te ronden en dan pas de hoofdvragen te behandelen.

Nederland is wat de instrumentkeuze betreft altijd voorstander geweest van een verordening. Rechtstreekse werking van gegevensbeschermingsrecht is van groot voordeel voor burgers, omdat zij zich daar rechtstreeks op kunnen beroepen. Bedrijven kunnen profiteren doordat alleen een verordening de verschillen in regelgeving tussen de lidstaten kan beëindigen.

Een verordening kan wat Nederland betreft in beginsel ook gelden voor de publieke sector, mits die verordening een ruime mate van vrijheid bevat voor de overheid om ten behoeve van haar doeleinden gegevens te kunnen verwerken. De in de afgelopen jaren ontwikkelde tekstvoorstellen wijzen wat Nederland betreft in de goede richting. Wel moet er nog aandacht uitgaan naar een goede afgrenzing tussen de verordening en de richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging. Zo is het voor de politie belangrijk dat haar taken onder één instrument vallen. Ook is nadere aandacht nodig voor de verhouding met andere grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting en de openbaarheid van bestuur.

Nederland ziet met vertrouwen uit naar de discussie.

4. Toekomstige ontwikkeling van de JBZ-ruimte

Zie onder I.1.

5. Geweld tegen vrouwen

De lunchbespreking op 8 juli zal gaan over de aanpak van geweld tegen vrouwen. Nederland onderschrijft dat geweld tegen vrouwen ontoelaatbaar is en aangepakt dient te worden. Er is nog geen discussiedocument van het Voorzitterschap verschenen over dit onderwerp.

Het Nederlandse beleid voor de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties is gebaseerd op drie pijlers: het versterken van de positie van slachtoffers, een krachtige plegeraanpak en het doorbreken van intergenerationele overdracht. Dit beleid richt zich op een integrale aanpak daarvan: preventie, signalering en melden, hulp en opvang, nazorg.

Uitgangspunt van het Nederlandse kabinet is dat gender een belangrijke rol speelt bij het ontstaan en voortbestaan van geweld in huiselijke kring. Het is belangrijk daarmee in beleid en praktijk rekening te houden.

Verder hecht het kabinet aan een zo spoedig mogelijke ratificatie van het Verdrag van Istanbul (het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld). Het wetsvoorstel ter goedkeuring van dit Verdrag wordt in de loop van 2014 aan het Nederlandse parlement aangeboden.

6. Verordening openbare akten

Tijdens de informele Raad zal worden gesproken over hoe het best voortgang kan worden bereikt in de onderhandelingen over het voorstel voor een Verordening ter bevordering van het vrije verkeer van burgers en bedrijven door vereenvoudigde aanvaarding van bepaalde openbare akten in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012. Er is nog geen discussiedocument van het Voorzitterschap verschenen over dit onderwerp.

Zoals ook in het BNC-fiche is aangegeven, is Nederland positief over een vergemakkelijking van het vrij verkeer van burgers en bedrijven door vermindering van de bureaucratie en reductie van administratieve lasten. Nederland kan instemmen met een alternatieve procedure voor de wederzijdse vereenvoudigde aanvaarding van akten en het afschaffen van de apostille op voorwaarde dat dit alternatief voordeliger is voor de burger (minder kosten en minder bureaucratie) en het tegelijkertijd niet leidt tot een onevenredige lastenverzwaring voor lidstaten.

Nog onvoldoende duidelijk is of de voorgestelde procedure in de Verordening voordeliger is voor de burger (vooral langere termijnen voor verkrijgen akte en mogelijke controle achteraf bij gegronde twijfel) en niet tot te veel kosten leidt voor lidstaten (opzetten Centrale autoriteit, kosten nieuwe EU-modelformulieren). Daarnaast is nadere opheldering nodig over waarom niet wordt aangesloten bij bestaande, goed werkende internationale instrumenten.

Voor Nederland is een absolute voorwaarde waaraan een nieuwe procedure voor wederzijdse vereenvoudigde aanvaarding van akten moet voldoen, dat deze voldoende waarborgen biedt tegen fraude met en manipulatie van openbare akten. Overigens deelt de meerderheid van lidstaten de Nederlandse zorgen over langere termijnen, hogere kosten en fraude.

7. Europees Openbaar Ministerie

Het aankomende Italiaanse Voorzitterschap heeft het dossier Europees OM (EOM) als prioritair aangemerkt en de ambitie uitgesproken belangrijke voortgang op dit dossier te boeken. Het onderwerp staat op de agenda van de informele JBZ-Raad, maar op dit moment is nog niet bekend welke vragen er concreet aan de orde zullen komen of over welke aspecten betreffende het EOM het Voorzitterschap precies in deze setting wil spreken.

Nu er tijdens de JBZ-Raad op 5 en 6 juni jongstleden reeds uitvoerig is gesproken over de structuur, bevoegdheid en taken van het EOM, is de verwachting wel dat de informele JBZ-Raad zich dit maal zal buigen over andere aspecten. De Minister van Veiligheid en Justitie wacht een nadere toelichting op de plannen van het Voorzitterschap ten aanzien van dit agendapunt vooralsnog graag af en gaat ervan uit dat deze voldoende tijdig voorafgaand aan de informele JBZ-Raad beschikbaar zal zijn om beide Kamers alsdan aanvullend te kunnen berichten.

8. En marge van de Raad: ministeriële bijeenkomst over «foreign fighters»

Tijdens de laatste bijeenkomst van de EU-kopgroep over «Foreign Fighters» in Syrië op 5 juni jongstleden is gesproken over een aantal aanbevelingen die gedaan zijn voor de aanpak van de jihadgang. Op basis van deze aanbevelingen is geconcludeerd dat een aantal maatregelen moet worden uitgewerkt. Hierbij wordt voornamelijk gekeken naar huidige instrumenten en nieuwe instrumenten die detectie, monitoring en bestrijding van jihadgang kunnen versterken. Nederland heeft hier een actieve rol in. In de kopgroep is besloten dat een aantal expertmeetings gewijd zullen worden aan de uitwerking van deze maatregelen. Op 18 juni 2014 zijn de betrokken experts voor het eerst bij elkaar gekomen. De conclusies van deze expertmeeting zullen tijdens een ontmoeting en marge van de informele JBZ-raad worden besproken door de kopgroep «Foreign Fighters».

III. Gezamenlijke bijeenkomst met derde landen over rampenrisicobeheer

9. Rampenrisicobeheer

Tijdens de middagsessie en marge van de informele JBZ-Raad op 8 juli zal Commissaris Kristalina Georgieva aanwezig zijn om het onderwerp rampenrisicobeheer te bespreken in het kader van de opvolging van het Verenigde Naties (VN) Hyogo-Actiekader voor de periode 2015–2025 in aanloop naar de 3e wereldconferentie van de VN op 14–18 maart 2015 in Japan over dit onderwerp. Tijdens deze middagsessie zijn tevens de non-EU landen van de UNISDR (Departement van de Verenigde Naties voor risicobeheer) uitgenodigd. De Commissie heeft op 8 april 2014 een Mededeling uitgebracht waarin zij aangeeft wat de prioriteiten zouden moeten zijn voor het VN Hyogo-Actiekader in de periode 2015–2025. Deze prioriteiten komen – uitgezonderd de door Nederland voorgestane versterking van publiek private samenwerking – overeen met de Nederlandse uitgangspunten. U bent hierover geïnformeerd middels het BNC-Fiche.1 Het BNC-Fiche aangaande deze mededeling dient als een referentiekader op basis waarvan de Nederlandse inzet zal worden uitgedragen. Er zal extra aandacht gevraagd worden voor publiek-private samenwerking.


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 1851.

Naar boven