32 239 Seksuele gezondheid

Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 maart 2015

Bijgaand bied ik u aan het onderzoeksrapport «Aan handen en voeten gebonden. Mis(ver)standen rond BDSM-scenes en de toereikendheid van zorg en recht1.» Het onderzoek is in de periode februari – december 2014 uitgevoerd door dr. P. Kruize en drs. P. Gruter van onderzoeksbureau Ateno, onder auspiciën van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van mijn ministerie.

Korte samenvatting van het rapport

A. Het fenomeen BDSM: mutual consent als norm

De termen BDSM en SM worden vaak als synoniem gebruikt en staan voor een seksuele oriëntatie en een vorm van seksuele expressie die met wederzijdse toestemming (mutual consent) gebruik maakt van fysieke beperkingen, intense zenuwprikkels en een (machts)rollenspel. BDSM omvat de fenomenen bondage, discipline, dominantie, submissie, sadisme en masochisme. Bij een bevolkingsonderzoek uit 20062 gaf ongeveer tien procent van de respondenten aan wel eens aan BDSM gerelateerde fantasieën te hebben. Dit zegt echter niets over de mate waarin BDSM ook daadwerkelijk wordt beoefend. Nederland kent een harde kern van naar schatting 5.000 tot 10.000 actieve beoefenaren van BDSM.

Het onderzoek richt zich met name op dat deel van de BDSM-scene dat zich manifesteert op het internet, in clubs en op feesten. In het onderzoek is een online survey afgenomen onder personen die een profiel hebben aangemaakt op de website FetLife.com en/of BDSMzaken.nl. De resultaten van het onderzoek dienen als indicatief te worden beschouwd; de mate van representativiteit is immers niet bekend.

De norm binnen BDSM is wederzijdse toestemming. De scene kenmerkt zich door het vooraf doorspreken van wensen en grenzen en een relatief sterke sociale controle. BDSM activiteiten vinden doorgaans plaats binnen groepen mensen die elkaar kennen en die op elkaar letten. Personen die zich niet houden aan de gemaakte afspraken worden in de regel snel gedetecteerd en uit de groep verwijderd.

B. Misstanden rond BDSM: melding, aangifte en vervolging

Toch gaat er wel eens wat mis bij BDSM. De kans op ervaren misbruik is het grootst voor vrouwen en personen die als minderjarige hun debuut maken in de wereld van BDSM. De interviews met experts en BDSM’ers wijzen tevens uit dat onervarenheid het risico op misbruik vergroot. Kwetsbare personen met een psychische stoornis lopen een verhoogd risico hun eigen grenzen onvoldoende te (her)kennen met als risico dat deze worden overschreden. Ongeveer één op de zeven respondenten geeft aan wel eens een arts te hebben bezocht naar aanleiding van BDSM-gerelateerd letsel. Daarbij hoeft echter niet per definitie sprake te zijn van een misstand.

Van de bijna 600 respondenten geeft iets minder dan een kwart aan met misstanden te maken te hebben gehad. Ongeveer twee derde van het gerapporteerde misbruik betreft het overtreden van de wederzijds gemaakte afspraken en «spelregels» (consentoverschrijding). Het gaat daarbij dan meestal om overschrijding van een seksuele of psychologische grens en minder vaak om een fysieke grens. Meestal wordt de misbruikervaring besproken met andere beoefenaren van BDSM en afgedaan als een vervelende ervaring. Rond de vijf procent van de respondenten met een misbruikervaring geeft aan dit gemeld te hebben bij de politie en/of een zorginstelling. Dit komt neer op 26 respondenten waarvan 17 personen aangifte deden bij de politie. Een zoektocht in de politiesystemen over de periode 2010 tot begin 2014 leidt nagenoeg tot dezelfde aantallen, namelijk 27 BDSM gerelateerde zaken, waarvan 15 aangiften. Van deze zaken hebben 11 een strafrechtelijk vervolg gekregen bij het Openbaar Ministerie. Deze zaken zijn te verdelen in zedenmisdrijven en geweldsmisdrijven conform het strafrechtelijk kader. Hoewel het aantal zaken relatief klein is, ondersteunen de resultaten van het onderzoek de veronderstelling dat het lastig is om vermeende BDSM-gerelateerd zedenmisdrijf bewijstechnisch rond te krijgen. Een veroordeling voor geweld (mishandeling) lijkt beter haalbaar. Daar waar sprake is van strafoplegging, wordt in alle gevallen (vijf) een gevangenisstraf opgelegd.

Als mogelijke redenen voor het lage meldingspercentage komen in het WODC onderzoek naar voren: het bestaan van zelfhulpconstructies binnen de BDSM-community, de lage maatschappelijke acceptatie van BDSM, alsmede het overheersende beeld binnen de community dat er bij hulpverleners en politie sprake is van veel onwetendheid dan wel onbegrip over BDSM.

C. Strafrechtelijk kader rond BDSM in Nederland en in buurlanden

Pijn en/of licht letsel als gevolg van BDSM-beoefening met instemming van alle betrokken partijen is in Nederland niet strafbaar als eenvoudige mishandeling. Wederzijdse instemming is echter niet zonder meer een rechtvaardigingsgrond bij mishandeling met (mogelijk) zwaar lichamelijk letsel. In theorie kunnen politie en justitie in dergelijke gevallen vervolgen op grond van mishandeling. Het onderzoek heeft echter geen strafzaken opgeleverd waarbij de overheid ambtshalve tot vervolging is overgegaan naar aanleiding van ernstig letsel bij BDSM. In het geval dat een van de betrokkenen bij BDSM aangifte doet van mishandeling, verkrachting of een ander strafbaar feit, dan is er uiteraard sprake van een andere situatie. Dan wordt uitgegaan van het ontbreken van wederzijdse instemming. Wel moeten de aantijgingen dan bewezen kunnen worden.

Bij zedenzaken ligt de situatie genuanceerder. In het onderzoek wordt gerefereerd aan een ambtshalve vervolging in een casus waarbij een minderjarig meisje was betrokken.

Bij misstanden rond BDSM wordt meestal mishandeling en/of een zedendelict ten laste gelegd. Bij mishandeling is er sprake van een generiek wettelijk kader, maar bij zedenmisdrijven genieten nader omschreven groepen extra bescherming.

In het geval dat derden (familie, vrienden, kennissen of anderen) met behulp van de wet op willen treden tegen een BDSM-relatie, tegen de wil van de betrokkenen zijn de mogelijkheden beperkt tot specifiek beschermde groepen, namelijk jongeren onder de zestien jaar, personen met een geestelijk gebrek of minderjarige personen die in een afhankelijkheidsrelatie verkeren. Dit laat onverlet dat iedereen die kennis draagt van een strafbaar feit, ongeacht wie daarvan het slachtoffer is, van dit feit aangifte mag doen.

Er zijn accentverschillen in het wettelijk kader van Nederland in vergelijking met de drie onderzochte buurlanden. Duitsland lijkt de minste beperkingen te kennen in de wetgeving ten aanzien van BDSM-beoefening, terwijl België het meest restrictief is. Nederland en het Verenigd Koninkrijk nemen een middenpositie in. Deze accentverschillen hebben vooral betrekking op de mate waarin BDSM als rechtvaardigingsgrond bij mishandeling wordt gezien.

D. Beschikbare zorg bij misstanden

Toegang tot gespecialiseerde zorg loopt meestal via de huisarts. Sinds de stelselwijziging (2014) is een «praktijkondersteuner huisarts GGZ» toegevoegd aan huisartsenpraktijken die mogelijk bij BDSM vraagstukken kan worden ingezet. Vraag naar gespecialiseerde zorg heeft meestal niet te maken met misstanden bij BDSM, maar eerder met algemene psychische problematiek. Uit de resultaten van de websurvey blijkt dat de meeste respondenten met een hulpvraag in verband met hun BDSM-voorkeur (uiteindelijk) bij een psycholoog terecht komen. In de ons omringende landen zijn er evenals in Nederland geen specifieke zorgvoorzieningen voor slachtoffers van misstanden bij BDSM. Wel zijn er zowel in Nederland als in de ons omringende landen «kink friendly» therapeuten die gespecialiseerd zijn in de behandeling van klanten met een BDSM-voorkeur.

Beleidsgevolgen

Er bestaan diverse algemene meld- en adviespunten in Nederland waar slachtoffers van misstanden bij de beoefening van BDSM kunnen aankloppen (bijv. GGDsense en Korrelatie). Wat betreft het rechtstelsel lijkt het wettelijk kader te volstaan. Hoewel ouders strafrechtelijk gezien slechts mogelijkheden hebben op te treden tegen de beoefening van BDSM door hun meerderjarige kinderen in geval van feitelijk vaststelbare dwang, wordt in de jurisprudentie meer belang gehecht aan het zelfbeschikkingsrecht van handelingsbekwame meerderjarigen dan aan het belang van ouders om in te kunnen grijpen in een (voor hen) onwenselijke situatie.

De uitkomsten van het onderzoek bevatten ook geen gronden om op basis daarvan aanpassingen in het beleid aan te brengen. Wel zal ik met de politie bespreken op welke wijze relevante achtergrondinformatie voor de beoordeling van BDSM-gerelateerde misstanden verspreid kan worden, met als doel binnen de politie de kennis over en het begrip van BDSM te vergroten.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Floor Bakker en Ine Vanwesenbeeck (red.), Seksuele gezondheid in Nederland 2006. Bevolkingsonderzoek naar de seksuele gezondheid, de zorgbehoefte en het zorggebruik van Nederlanders tussen 19 en 69 jaar, Rutgers WPF

Naar boven