Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2010
Tijdens het vragenuur van 30 maart jl. (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 69, blz. 5928–5930) heb ik toegezegd de Kamer te voorzien van aanvullende informatie in verband met door de leden Van der Burg
en Verdonk gestelde vragen. Het lid Van der Burg heeft mij gevraagd of het bij de door het CBS gesignaleerde stijging van
de personeelsomvang van het Openbaar Bestuur mogelijkerwijs gaat een om een verkapte groei van de Rijksdienst, verstopt op
een andere plaats. Het lid Verdonk heeft mij gevraagd in welke mate de groei van het personeelsbestand van de zorg en het
onderwijs samenhangt met overheadfuncties en in welke mate met uitvoerende functies.
In een eerste reactie op de vraag van het lid Van der Burg, heb ik al aangegeven dat de door het CBS gesignaleerde stijging
betrekking heeft op een anders gedefinieerde populatie dan de populatie van het programma Vernieuwing Rijksdienst. Ik heb
toegezegd de Kamer nader te informeren over de door het CBS voor het Openbaar Bestuur gehanteerde definitie. Op verzoek van
mijn ministerie heeft het CBS aangegeven hoe die definitie luidt. Het CBS rekent naast de Rijksdienst ook de sector Gemeenten,
inclusief de gemeenschappelijke regelingen, de sectoren Provincies, Waterschappen, Defensie, Politie, Rechterlijke Macht en
Sociale Verzekeringsinstellingen tot het Openbaar Bestuur. Het CBS heeft voorts aangegeven hoe de stijging verdeeld is over
genoemde sectoren. Daaruit blijkt dat de stijging overwegend buiten de Rijksdienst tot stand gekomen is.
In de Rijksdienst is de groei van de personeelsomvang beperkt gebleven tot enkele honderden banen. Voor een precies beeld
van de ontwikkeling van de personeelsomvang van de Rijksdienst, verwijs ik U naar de zesde voortgangsrapportage vernieuwing
Rijksdienst. Deze verschijnt op korte termijn.
Het onderscheid overheadfuncties, uitvoerende functies dat het lid Verdonk in haar vraag heeft gemaakt, is niet gemakkelijk
aan te brengen. Sommige functies kennen zowel overheadtaken als uitvoerende taken. Denk bijvoorbeeld aan een directeur van
een school die behalve een leidinggevende taak ook een onderwijs taak heeft. Ook is niet altijd helder welke taken als overhead
moeten worden gezien en welke taken als uitvoerend. Ondanks deze onduidelijkheden kan er voor het onderwijs wel een globaal
beeld worden gegeven van de verhouding tussen de uitvoerende functies en de overheadfuncties en de ontwikkeling daarvan in
de loop van de tijd.
Volgens een opgave van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen bedroegen de aandelen overheadfuncties en uitvoerende
functies in het jaar 2009 voor de sectoren primair, voortgezet onderwijs en in de sector middelbaar beroepsonderwijs gemiddeld
bij benadering respectievelijk 20% en 80%.
Ten opzichte van eerder jaren is er nauwelijks van een verandering in deze aandelen sprake.
Voor verdere informatie over zorg, verwijs u naar de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten