32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 168 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2013

Inleiding

Sociale partners en de Pensioenfederatie hebben mij verzocht om een vervolg te geven op het Septemberpakket (Kamerstuk 32 043, nr. 129).

Dit pakket leidt er toe dat de meeste pensioenfondsen eind 2013 (als de hersteltermijn afloopt) weer beschikken over het minimaal benodigde vermogen. Voor een aantal fondsen geldt dat zij ook op 1 april 2014 zullen moeten korten, tenzij de dekkingsgraad op 31 december 2013 een sterk verbeterd beeld laat zien.

Alle pensioenfondsen zullen zich de komende periode moeten voorbereiden op een contractsaanpassing per 1 januari 2015, zowel als zij onder het nieuwe financieel toetsingskader (ftk) het nominale pensioencontract blijven hanteren als wanneer zij overstappen naar het reële contract. Om de overgang naar het ftk per 1 januari 2015 verantwoord te laten verlopen is het voor sociale partners, pensioenfondsbesturen en de toezichthouders van groot belang dat in een zo vroeg mogelijk stadium duidelijkheid bestaat over het overgangsjaar 2014. Hierdoor kan onnodige onrust worden voorkomen. Van belang hierbij is dat het huidige ftk in 2014 van kracht is.

Overgangsjaar 2014

Samen met DNB heb ik overleg gevoerd met de Stichting van de Arbeid en de Pensioenfederatie over de volgende onderwerpen die op weg naar het nieuwe ftk in het overgangsjaar aan de orde (kunnen) zijn:

  • 1. dekkingstekort;

  • 2. premievaststelling;

  • 3. Ultimate Forward Rate.

Ad.1. Dekkingstekort

Voor de meeste fondsen loopt aan het einde van 2013 het kortetermijnherstelplan af. Dat betekent dat deze fondsen uit herstel zijn. Als in 2014 sprake zal zijn van financiële schokken kunnen pensioenfondsen opnieuw in dekkingstekort raken. Het wegwerken van deze nieuwe tekorten nemen pensioenfondsen mee in de overgang naar het nieuwe ftk. De verwerking van het tekort vindt plaats volgens de herstelsystematiek van het nominale dan wel reële contract, dat geldt vanaf 1 januari 2015. Pensioenfondsen hoeven in die gevallen niet volgens de geldende herstelsystematiek binnen twee maanden na het ontstaan van een nieuw tekort in 2014 een nieuw herstelplan in te dienen bij de DNB. Het doel hiervan is om bestuurlijke rust te creëren, niet om de effectuering van herstelmaatregelen uit te stellen. Het wegwerken van een tekort neemt in 2015 een aanvang. Dit laat onverlet dat belanghebbenden bij pensioenregelingen in 2014 goed zullen moeten worden geïnformeerd over de financiële situatie van het fonds.

Ad.2. Premievaststelling

Pensioenfondsbesturen stellen hun premie 2014 aan het einde van 2013 vast. Voor pensioenfondsen waarvan het kortetermijnherstelplan eind 2013 afloopt speelt mee dat voor de premie 2014 geen rekening meer hoeft te worden gehouden met het desbetreffende DNB-beleid op basis van de Pensioenwet dat de premie moet bijdragen aan herstel. Er is op dat moment geen sprake meer van een dekkingstekort. Dit biedt fondsen de ruimte om de (kostendekkende) premie te dempen. De mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen op basis van verwacht rendement staat in 2014 in beginsel alleen open voor fondsen die deze methodiek tot dusverre hebben gebruikt; deze mogelijkheid komt te vervallen in het nieuwe toetsingskader.

Ik ga ervan uit dat sociale partners en pensioenfondsbesturen op een evenwichtige wijze de premie voor 2014 zullen vaststellen. Een overweging die bij de vaststelling van de (kostendekkende) premie voor 2014 een rol zal spelen, is de inperking van het Witteveenkader in verband met de verhoging van de pensioenleeftijd. Pensioenfondsbesturen zijn bij de premievaststelling ook gehouden aan de eisen van het huidige toetsingskader. In het algemeen geldt de wettelijke eis van evenwichtige belangenbehartiging, ook ten aanzien van generaties. Elke fonds zal die weging verschillend beoordelen, afhankelijk van de specifieke financiële positie van het pensioenfonds, de financiële positie van de werkgever etc.

Ad.3. Ultimate forward Rate

In het Septemberpakket pensioenen is afgesproken dat de rekenrente voor pensioenfondsen vanaf september 2012 wordt aangepast door de introductie van een Ultimate Forward Rate (UFR). De UFR zal ook in 2014 en de jaren daarna worden toegepast. In de hoofdlijnennota FTK (Kamerstuk 32 043, nr. 113) is aangekondigd dat het kabinet zal bezien hoe verzekerd kan worden dat de UFR realistisch is en blijft. In verband daarmee is de Commissie UFR ingesteld om dit te onderzoeken. De Commissie zal in augustus 2013 aan mij rapporteren. Met het oog daarop zal ik het instellingsbesluit van de Commissie UFR verlengen. Naar aanleiding van het advies van de commissie zal een kabinetsreactie worden opgesteld. In het geval er aanleiding is om een andere UFR dan de huidige vast te stellen, zal ik die in overleg met DNB op een nader te bepalen moment invoeren.

Tot slot

Met de in deze brief voorgestelde maatregelen kan een goede overgang naar het nieuwe ftk worden bewerkstelligd. Onnodige verstoringen in 2014, bijvoorbeeld in de vorm van grote aanvullende kortingen, kunnen worden voorkomen. Dit gebeurt door binnen het huidige wettelijke kader gebruik te maken van de mogelijkheid om deze mogelijke verstoringen – en de oplossing daarvan – te betrekken bij de overgang naar een nieuw ftk.

Daarnaast streef ik ernaar om het wetsvoorstel ftk dit jaar bij uw Kamer in te dienen. De voorafgaande internetconsultatie ontvangt u gelijktijdig met deze brief.

Hierdoor kunnen uw Kamer, maar ook sociale partners, pensioenfondsen en de toezichthouders beschikken over de relevante informatie die nodig is om ook vanuit die optiek een goede overgang naar een nieuw pensioencontract per 1 januari 2015 te kunnen bewerkstelligen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven