Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2011
Zoals toegezegd tijdens het plenaire debat naar aanleiding van Kabinetsreactie op de aanbevelingen van de commissie-De Wit
(Handelingen II 2010/11, nr. 61, item 10, blz. 66–87), wil ik in deze brief graag ingaan op de specifieke vragen over toezicht op het productontwikkelingproces dan wel het vooraf
goedkeuren van producten door de toezichthouder.
De AFM heeft de wens geuit om toezicht te kunnen houden op het proces van productontwikkeling binnen financiële instellingen.
Financiële instellingen refereren veelal aan dit interne proces met de term Product Goedkeuringsproces (ook wel Product Approval
Proces, kortweg PAP). Eventueel toezicht van de AFM hierop, betekent pertinent niet dat de AFM producten vooraf zou goedkeuren
dan wel afkeuren. De AFM zou toezicht houden op het productgoedkeuringsproces van een financiële instelling en eventueel eisen
stellen aan dit proces. De financiële instelling blijft uiteraard verantwoordelijk voor haar interne proces van productontwikkeling
en voor de producten die hieruit voortkomen.
Ik hecht, net als de AFM, zeer aan productontwikkeling waarbij het belang van de klant centraal staat. Ik vind het wel van
belang dat banken en verzekeraars hier zelf hun verantwoordelijkheid nemen. De sector maakt momenteel ook stappen op dit gebied.
Banken en verzekeraars hebben in hun codes onder meer de verplichting opgenomen tot het hebben van een adequaat functionerend
Product Goedkeuringsproces waarin (onder andere) de zorgplicht jegens de klant zorgvuldig wordt geborgd.
Met instemming van de Kamer is de Code Banken wettelijk verankerd en een onafhankelijke Monitoring Commissie ingesteld. Juist
om na te gaan of de sector dit voldoende oppakt. Ik heb de Monitoring Commissie met inachtneming van haar onafhankelijkheid
gevraagd in haar rapportage expliciete aandacht aan dit onderwerp te besteden.
Ik heb dan ook de voorkeur om na rapportage van de Monitoring Commissie op dit punt te bepalen of wettelijke verankering van
toezicht op productontwikkeling door de AFM noodzakelijk is en op welke wijze deze moet worden vormgegeven. De bevindingen
van de Monitoring Commissie kunnen bovendien belangrijke input vormen wanneer wordt besloten tot een wettelijke verankering.
Ik benadruk hierbij dat zodra blijkt dat de sector haar verantwoordelijkheid niet neemt, ik alsnog op zeer korte termijn de
toezichthouder hierin een wettelijke rol zal geven. Om geen vertraging op te lopen ten aanzien van eventuele wettelijke maatregelen
zal ik reeds nu met de voorbereiding daarvan aanvangen.
De minister van Financiën,
J. C. de Jager