31 936 Luchtvaartbeleid

Nr. 230 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2014

Hierbij ontvangt u het rapport «Wettelijke evaluatie Luchtverkeersleiding Nederland»1. De evaluatie betreft de periode 2005–2012 en heeft als doel een beeld te geven over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van het zelfstandig bestuursorgaan Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL). Daar waar relevant is niet alleen terug- maar ook vooruitgekeken. De evaluatie is uitgevoerd door mijn departement in samenwerking met LVNL. Hierdoor wordt de opgedane kennis en ervaring geborgd in beide organisaties en wordt het lerend effect en het elkaar beter begrijpen vergroot. Om de onafhankelijkheid te waarborgen is een Evaluatiecommissie ingesteld welke bestond uit drs. R. Kuipers van ABD Topconsult, prof. mr. dr. E. Ten Heuvelhoff (TU/Delft – EUR) en drs. L. Geut (voormalig directeur Berenschot). De Evaluatiecommissie heeft op basis van het analyserapport en de beraadslagingen in de commissie vijftien bevindingen geformuleerd.

In deze brief stel ik enkele hoofdlijnen van de bevindingen aan de orde.

De Evaluatiecommissie constateert dat LVNL sinds 2005 een aantal belangrijke en ingrijpende ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Deze ontwikkelingen hebben het noodzakelijk gemaakt dat LVNL zich daaraan heeft moeten aanpassen. Daarbij moet onder andere worden gedacht aan de reorganisatie in 2010, steeds strengere eisen rond geluidsoverlast en de invoering van de Europese prestatiesturing. Desalniettemin is de conclusie dat de door LVNL geleverde prestaties ruimschoots voldoen aan de gestelde eisen en LVNL zich ook inspant om verdere verbeteringen te bereiken.

In het kader van de evaluatie is het doen van een uitspraak over doeltreffendheid en doelmatigheid van LVNL niet eenvoudig. De door LVNL geleverde prestaties zijn ruim voldoende maar er is altijd ruimte voor verbetering.

LVNL is in staat om in een complex luchtruim zorg te dragen voor een veilige en efficiënte afhandeling van het verkeer binnen de steeds strenger wordende milieu en geluidsgrenzen. Daarmee levert zij een belangrijke bijdrage aan de totale luchtvaartsector in Nederland. Datzelfde geldt voor de stabiele tariefontwikkeling in de afgelopen jaren. In diezelfde periode is LVNL in staat geweest te beginnen met het opbouwen van eigen vermogen (naar verwachting is eind 2014 het doelvermogen bereikt).

De druk vanuit de Europese Commissie en luchtvaartmaatschappijen om meer efficiency bij luchtverkeersleidingsorganisaties neemt toe. Kostenreductie is hierbij belangrijk. LVNL heeft in het recente verleden al een forse kostenreductie en afname van het aantal fte gerealiseerd. Om te kunnen voldoen aan de prestatieafspraken die gemaakt zijn in het kader van FABEC voor de periode 2015–2019, zal LVNL ook in de komende periode en daarna voortdurende aandacht houden om de kosten beheersbaar te houden en waar mogelijk terug te brengen.

De Evaluatiecommissie wijst in haar bevindingen op de noodzaak om ook naar de personeelskosten te kijken. Zij doet hiervoor geen voorstellen maar geeft wel enkele verkenningsrichtingen mee. Ik zie dit als ondersteuning van mijn eerder in uw Kamer uitgesproken woorden over de discussie rond de salarissen en vroegpensioenen van luchtverkeersleiders. Begin september heb ik LVNL aangegeven dat ik een onafhankelijk onderzoek zal starten, samen met LVNL, naar de arbeidsvoorwaarden en de houdbaarheid van de vroegpensioenregeling. Daarover loopt nu het gesprek tussen mijn ministerie en LVNL. Het bestuur en de raad van toezicht van LVNL staan achter dit onderzoek. Dit onderzoek moet enerzijds de feiten helder maken (hoe zijn deze voorwaarden opgebouwd, hoe verhouden deze zich tot soortgelijke organisaties, wat zijn effecten van nieuwe wetgeving etc.) zodat er een goed en juist beeld ontstaat over de arbeidsvoorwaarden en het vroegpensioen. Anderzijds moet dit onderzoek leiden tot een advies voor de toekomst om te komen tot passende, internationaal robuuste en wettelijk toegestane arbeidsvoorwaarden. Mijn streven is om in juni 2015 een advies te hebben. Ik merk daarbij wel op dat het bestuur van LVNL zelf verantwoordelijk is voor haar eigen CAO. Afhankelijk van de uitkomst van het onafhankelijke onderzoek, kan dit richting geven aan LVNL.

Ik onderschrijf het belang dat de Evaluatiecommissie hecht aan civiel-militaire samenwerking in luchtverkeersdienstverlening, omdat dit voor zowel de civiele als militaire luchtruimgebruikers baten oplevert en bijdraagt aan een concurrerende en duurzame luchtvaart. LVNL en Defensie zetten komende jaren dan ook stappen om vanaf één locatie civiele en militaire luchtverkeersleiding te kunnen verzorgen.

In het verlengde daarvan zie ik ook de noties van de Evaluatiecommissie om te kijken naar de organisatie van de luchtverkeersleiding in Nederland de komende 5 a 10 jaar. De Luchtruimvisie zet in op een verdere samenwerking en integratie van civiel-militaire luchtverkeersdienstverlening in Nederland, ik neem de opmerkingen van de commissie in de nadere uitwerking daarvan mee.

De lange termijn visie op luchtverkeersleiding moet worden bezien in het licht van verdere Europese integratie van luchtverkeersleidingsorganisaties. De wens om dit te doen is er maar de weerbarstigheid van de Europese samenwerking maakt dat dit proces niet snel verloopt. Nederland is daarin een kleine speler.

De evaluatiecommissie heeft een aantal bevindingen over sturing en toezicht op LVNL. Ik neem deze bevindingen ter harte. Recent is het toezicht op LVNL aangescherpt en zijn de verschillende rollen in het ministerie opnieuw bezien en vorm gegeven. De bevindingen zijn daarbij een welkome aanvulling voor de verdere ontwikkeling van het toezicht op zbo’s.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven