Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 februari 2014
Naar aanleiding van vragen van het lid Van Tongeren in het Algemeen Overleg Luchtvaart
van 23 januari jl. heb ik u toegezegd de Kamer nader schriftelijk te informeren over
de hinderproblematiek in de regio Eijsden-Margraten vanwege Belgisch vliegverkeer.
In aanvulling op mijn brief van 13 januari jl. (2014z00315) doe ik u hierbij nadere
informatie toekomen over het besluitvormingsproces dat geleid heeft tot de luchtruimwijziging
in het luchtruim in de grensregio Zuid-Limburg-België en over de vlieghoogtes van
het Belgische vliegverkeer boven deze regio.
Besluitvormingsprocedure
Op 13 januari jl. heb ik u een afschrift toegezonden van het antwoord dat eerder door
mijn Ministerie aan de heer Hoenen (fractievoorzitter Groenlinks-fractie Eijsden-Margraten)
is gezonden naar aanleiding van zijn vragen over overlast van Belgisch vliegverkeer
boven de regio Eijsden-Margraten.
Zoals in deze brief is aangegeven heb ik vorig jaar samen met mijn Belgische collega
om veiligheidsredenen een luchtruimwijziging doorgevoerd in de grensregio Zuid-Limburg.
Aanleiding voor de luchtruimwijziging was de mix van IFR-verkeer en VFR-verkeer1 die in de situatie van voor de luchtruimwijziging tot potentiële conflicten leidde.
Er hebben zich in het verleden ook daadwerkelijk twee incidenten voorgedaan, zoals
ook is vermeld in de brief van 13 januari jl. Naar aanleiding van deze incidenten
heeft Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) een risico-analyse uitgevoerd waaruit
bleek dat mitigerende maatregelen noodzakelijk waren om de veiligheid in het luchtruim
te kunnen borgen. Hierover is vervolgens in overleg getreden met België en de Belgische
luchtverkeersleiding (Belgocontrol). Gezamenlijk met LVNL en Belgocontrol is de luchtruimwijziging
uitgewerkt. Besluitvorming hierover vond plaats via de daartoe geëigende procedure
op basis van artikel 5.11 van de Wet Luchtvaart.
Conform deze procedure heeft de Luchtverkeerscommissie, bestaande uit vertegenwoordigers
van de drie luchtverkeersdienstverleners in Nederland en de twee bevoegde gezagen
ten aanzien van het luchtruim (i.c. het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en
het Ministerie van Defensie) advies uitgebracht aan de bewindspersonen van beide ministeries.
De Luchtverkeerscommissie heeft positief geadviseerd.
Zoals gebruikelijk is de regio via de milieucommissie van de luchthaven Maastricht
geïnformeerd over de luchtruimwijzing. In deze milieucommissie2 hebben, naast het Rijk en LVNL, onder andere vertegenwoordigers zitting van de provincie
Limburg, de omliggende gemeenten (Beek, Maastricht en Meerssen), bewonersvertegenwoordigers
van deze gemeenten en de luchthaven Maastricht.
Vlieghoogtes
Uit de radartracks van de afgelopen maanden volgt dat het Belgische vliegverkeer over
het algemeen op hoogtes tussen de 3500 en 3000 voet heeft gevlogen boven de regio
Eijsden-Margraten. Normen voor minimale vlieghoogtes en minimale radar-vectoring zijn
niet overtreden.
Vervolg
Er zijn geen internationale juridische voorschriften die de handelwijze van de Belgische
verkeersleiding in de weg staan, maar de effecten van de luchtruimwijziging voor de
bewoners van de regio Eijsden-Margraten zijn niet beoogd en ook niet gewenst. Het
is daarom goed dat tussen LVNL en de Belgische luchtverkeersleiding voor de luchthaven
Luik het nodige overleg is gestart en actie wordt genomen om de overlast te vermijden.
De Belgische luchtverkeersleiding heeft aangegeven de problematiek serieus te nemen
en maatregelen te nemen. Dat zal in de komende periode dan ook moeten blijken. LVNL
heeft toegezegd om de invoering van de verbetermaatregelen en de effecten hiervan
te zullen monitoren en mij hierover te (blijven) informeren. Conform toezegging is
inmiddels ook de Belgische autoriteiten om aandacht gevraagd voor deze problematiek
en waar nodig gevraagd de noodzakelijke medewerking te verlenen in het vinden en implementeren
van een oplossing.
Het is van belang dat er een oplossing wordt gevonden en ik zal dit tezamen met LVNL
blijven monitoren.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld