Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 31839 nr. 461 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 31839 nr. 461 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 februari 2015
Op 22 januari jl. en op 5 februari jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 51, item 8) is in uw Kamer gesproken over de ouderbijdrage in het kader van de Jeugdwet. Met deze brief ga ik, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, in op de toezeggingen in het kader van de ouderbijdrage.
Ik heb u toegezegd in te gaan op:
− het juridisch kader (met name de toepassing van de hardheidsclausule),
− het onderzoek naar de kosteneffectiviteit en de gevolgen van de ouderbijdrage op het mogelijk mijden van zorg,
− de bezwaren die door de VNG zijn aangevoerd over de uitvoering van de wet op dit punt.
Ik wil u verder informeren over de wijze waarop het CAK communiceert met gemeenten en klanten over de ouderbijdrage.
De Jeugdwet regelt in welke gevallen een ouderbijdrage verplicht is. Daarbij is grotendeels aangesloten bij de systematiek uit de Wet op de jeugdzorg. Nieuw is het opnemen van de hardheidsclausule in de wet.
Overigens houden jeugdigen die tot 1-1-2015 onder de Awbz en de Zvw hun zorg ontvingen en vanaf 1 januari 2015 in het overgangsrecht onder de Jeugdwet vallen, onder het overgangsrecht dezelfde rechten en plichten. Gedurende het overgangsrecht zijn deze jeugdigen met hun huidige indicatie en/of verwijzing tot uiterlijk 31 december 2015 geen ouderbijdrage verschuldigd. De groep die overgaat vanuit de Wet op de jeugdzorg betaalt nu een ouderbijdrage en is dat ook onder het overgangsrecht verschuldigd. De rechten en plichten blijven hetzelfde onder het overgangsrecht van de Jeugdwet.
In een aantal gevallen is op grond van de Jeugdwet geen ouderbijdrage verschuldigd. Gemeenten hoeven dan geen informatie door te geven aan het CAK.
Het gaat om de volgende situaties:
• de jeugdige wordt niet meer door zijn ouders verzorgd en opgevoed ten tijde van een adoptieproces,
• het gezag van de ouders is beëindigd,
• de jeugdhulp wordt geboden in een noodsituatie voor maximaal zes weken (crisis)
• als de rechter een alimentatiebijdrage oplegt voor degene die alimentatie betaalt.
Daarnaast kan het CAK de ouderbijdrage buiten invordering stellen. De ouder hoeft in dat geval de ouderbijdrage niet te betalen. Hiervan is sprake als de bijdrageplichtige:
• algemene bijstand ontvangt,
• als asielzoeker een verstrekking ontvangt,
• als TBS’er zak- en kleedgeld ontvangt,
• gedetineerd is en geen inkomen heeft,
• opgenomen is in een psychiatrisch ziekenhuis en geen inkomen heeft.
Het CAK stelt de bijdrageplichtige buiten invordering als hij aantoont dat hij onder één van de genoemde uitzonderingsgronden valt.
Het CAK heeft de wettelijke taak om de ouderbijdrage vast te stellen en te innen.
Op grond van artikel 8.1.7 van het Besluit Jeugdwet dient het CAK de ouderbijdrage binnen 12 maanden vast te stellen, nadat de gemeente de informatie heeft aangeleverd. Dit beschermt de bijdrageplichtige tegen trage en late vaststelling en invordering. Enerzijds heeft het CAK voor iedere vaststelling enige tijd nodig, anderzijds moet voorkomen worden dat de ouder geconfronteerd wordt met onverwacht hoge kosten vanwege achterstallige inning.
Zoals ik hierboven heb aangegeven is de hardheidsclausule een nieuw instrument in de Jeugdwet. In de Wet op de jeugdzorg ontbrak de mogelijkheid van de hardheidsclausule. In de Jeugdwet is de hardheidsclausule opgenomen om maatwerk te bieden en de ouderbijdrage niet te innen wanneer deze inning zal leiden tot onbillijkheden. Ik heb toegezegd de hardheidsclausule zodanig uit te werken, dat de ouderbijdrage geen drempel opwerpt voor zorg (zie bijlage 1). Het instrument van de hardheidsclausule laat ik onderdeel zijn van het onderzoek naar de ouderbijdrage.
Op 22 januari jl. heb ik u toegezegd dat er onderzoek zal worden verricht naar de (uitvoeringspraktijk van de) ouderbijdrage om inzicht te krijgen in:
• de gevolgen van de ouderbijdrage voor het zorggebruik,
• de kosten en baten van de ouderbijdrage,
• de gevolgen van een eventuele wijziging van de ouderbijdrage.
In bijlage 2 vindt u de opzet van het onderzoek, die is afgestemd met de VNG. Het onderzoek zal voor het zomerreces de gevraagde resultaten moeten opleveren. Ik zal de betrokken ouderorganisaties uitnodigen om aan de begeleidingscommissie van dit onderzoek deel te nemen.
Tenslotte heb ik toegezegd terug te koppelen wat in het bestuurlijk overleg van 28 januari jl. met de VNG is besproken over de ouderbijdrage. De VNG heeft tijdens dit overleg de volgende punten aangevoerd:
− het creëren van een mogelijkheid voor gemeenten om zelf de hardheidsclausule toe te passen.
− de toepassing van ouderbijdragen als sprake is van ambulante jeugdhulp;
− het vereenvoudigen van de uitvoering;
− het verlies van de geraamde inkomsten (€ 26,6 mln) indien de ouderbijdrage niet wordt geïnd.
Deze vraagstukken maken zo mogelijk deel uit van het onderzoek en worden nader met de VNG en het CAK besproken.
De ouderbijdrage vloeit van rechtswege voort uit de toekenning van jeugdhulp met verblijf. Gemeenten zijn op grond van de Jeugdwet verplicht om in dat kader onverwijld informatie te verstrekken aan het CAK over de start en het einde van jeugdhulp. Het CAK is belast met de vaststelling en de inning van de ouderbijdragen. De opbrengsten van de inning van de ouderbijdrage gaan naar de gemeente die verantwoordelijk is voor het treffen van een voorziening voor de jongere.
Naar aanleiding van de berichtgeving over (voorgenomen) besluiten van enkele colleges van burgemeester en wethouders over het uitvoeren van de Jeugdwet met betrekking tot de ouderbijdrage heb ik de VNG verzocht de gemeenten adequaat te informeren over de plichten van de gemeenten. Ik zal de opvattingen van desbetreffende gemeenten betrekken bij het onderzoek mbt de werking van de ouderbijdragen, maar ook de gemeenten blijven wijzen op de in de wet vastgelegde verplichting tot informatievoorziening aan het CAK die van belang is voor de opbrengsten voor de gemeenten.
Het CAK heeft gemeenten intensief geïnformeerd over de wijze waarop de ouderbijdrage uitgevoerd gaat worden. Het CAK heeft themabijeenkomsten voor gemeenten georganiseerd en nieuwsbrieven over de ouderbijdrage naar alle gemeenten verstuurd. Ook staat een uitgebreide factsheet ouderbijdrage op verschillende sites zoals www.voordejeugd.nl. Door het CAK is een webportal ingericht waarop gemeenten online gegevens kunnen invoeren, zodat de gegevensuitwisseling volledig digitaal mogelijk is. De klanten hebben een brief ontvangen waarin het CAK uitlegt dat zij de taak van de uitvoering van de ouderbijdrage vanaf 1 januari 2015 overneemt van het LBIO.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn
In de Jeugdwet is een vangnet gecreëerd dat er voor zorgt dat in bepaalde situaties geen ouderbijdrage wordt gevraagd. Het vangnet bestaat uit uitzonderingssituaties, uitzonderingsgronden en de hardheidsclausule.
Uitzonderingssituaties en uitzonderingsgronden
Het eerste deel van het vangnet gaat over de volgende situaties:
1. Adoptieouders die in het proces van de adoptie zitten
2. Ouders waarvan het gezag is beëindigd
3. Jeugdhulp in een acute noodsituatie voor ten hoogste 6 weken.
4. Als de rechter een alimentatiebijdrage oplegt
Bij deze situaties is er geen bijdrageplicht. De gemeente geeft voor deze situaties geen gegevens over de jeugdhulp door aan het CAK.
Het tweede deel van het vangnet gaat over uitzonderingsgronden:
1. Als de ouder algemene bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (belanghebbenden jonger dan 21 jaar)
2. Als de ouder in een inrichting verblijft en zak- en kleedgeld ontvangt van de Participatiewet
3. Als de ouder een verstrekking voor asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen ontvangt en daarnaast geen ander inkomen heeft
4. Zak- en kleedgeld voor een ouder die ter beschikking is gesteld
5. Ouder die een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel ondergaat in een inrichting of instelling en daarnaast geen inkomen heeft.
In deze situaties is er geen betaalplicht omdat al bij voorbaat vaststaat dat betaling van een ouderbijdrage, als gevolg van de financiële situatie van de betrokkene, onmogelijk is. Het CAK stelt de inning van de ouderbijdrage op verzoek van de bijdrageplichtige buiten invordering.
Nieuw in de Jeugdwet: hardheidsclausule
Het derde deel van het vangnet betreft de hardheidsclausule. In de Wet op de jeugdzorg ontbrak de hardheidsclausule. De Raad van State heeft op basis van jurisprudentie geadviseerd om een hardheidsclausule op te nemen in de Jeugdwet. Het LBIO is in het verleden ook tegen het probleem opgelopen dat er geen hardheidsclausule was. Daardoor was er geen mogelijkheid om te toetsen of er sprake was van strijd met internationaal recht. In de Jeugdwet is daarom een hardheidsclausule opgenomen. De hardheidsclausule maakt het mogelijk af te wijken van de wet ten gunste van de belanghebbende.
De hardheidsclausule biedt het CAK de mogelijkheid het benodigde maatwerk te leveren. Op grond van de hardheidsclausule kan het CAK afzien van het innen van de ouderbijdrage wanneer deze inning zal leiden tot onrechtvaardigheid in relatie tot andere bijdrageplichtigen.
Het gaat bij bijzondere hardheid om situaties waarin het innen van de ouderbijdrage strijd oplevert met verdragen zoals het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK).
Dit geldt in de volgende gevallen:
• Als het innen van de ouderbijdrage ertoe leidt dat de belangen van het kind onredelijk worden geschaad.
• Als het innen van de ouderbijdrage ertoe leidt dat een onevenredige inbreuk wordt gemaakt op het familie- of gezinsleven van het kind of de ouder. Dit is bijvoorbeeld het geval als door het betalen van de ouderbijdrage de ouder aantoonbaar niet meer in staat is om contact te houden met zijn kind.
• In andere vergelijkbare situaties kan het CAK ook afzien van inning van de ouderbijdrage. Dit beoordeelt het CAK aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval.
Voorbeeld 1:
Zoon Pieter is uit huis geplaatst in Best, 150 kilometer van huis. Zijn vader doet een beroep op de hardheidsclausule omdat hij de reiskosten voor 150 kilometer niet kan opbrengen vanwege de ouderbijdrage. Hier geldt de hardheidsclausule omdat ouders contact moeten kunnen houden met hun kind.
Voorbeeld 2
Dochter Lisa krijgt jeugdhulp in een instelling. Haar moeder doet een beroep op de hardheidsclausule omdat zij niet meer op vakantie kan gaan. Hier is de hardheidsclausule niet van toepassing, omdat vakantie voor de moeder niet van invloed is op de belangen van het kind of op het familie- of gezinsleven.
Voorbeeld 3
Als een ouder vanwege zijn financiële positie niet goed kan zorgen voor zijn kind en daardoor te weinig geld heeft om eten, kleding en schoolkleding voor zijn kind te betalen, kan de ouder een beroep doen op de hardheidsclausule. De ouder moet dan wel aantonen dat zijn situatie bijzonder is ten opzichte van die van anderen en dat die bijzondere situatie kwijtschelding van de ouderbijdrage rechtvaardigt.
Werkwijze
De ouder of diens vertegenwoordiger dient een schriftelijk verzoek in bij het CAK. Het CAK heeft een aanvraagformulier ontwikkeld dat de ouder kan invullen en aanvullen met de benodigde bewijsstukken. Daarnaast kan ook een verzoek in de vorm van een bezwaarschrift worden gedaan.
Vangnet
De inschatting is, dat het bestaande vangnet van uitzonderingsgronden voldoende mogelijkheden biedt om ouders te vrijwaren van de ouderbijdrage als zij die niet kunnen betalen. Met de toevoeging van de hardheidsclausule in de nieuwe Jeugdwet kan het CAK maatwerk bieden.
In het onderzoek naar de ouderbijdrage zullen de ervaringen met de hardheidsclausule worden meegenomen. Tevens zal onderzocht worden of de huidige taakverdeling tussen gemeenten en het CAK logisch en werkbaar is.
Aanleiding discussie ouderbijdrage
In de Tweede Kamer van 22 januari jl is de toezegging gedaan dat er onderzoek zal worden verricht naar de (uitvoeringspraktijk van de) ouderbijdrage:
− om inzicht te krijgen in de gevolgen van de ouderbijdrage voor het zorggebruik
− om inzicht te krijgen in de kosten en baten van de ouderbijdrage
− om inzicht te krijgen in de gevolgen als er een wijziging van de ouderbijdrage wordt ingevoerd
Korte historie van de ouderbijdrage
Op basis van de voormalige Wet op de jeugdzorg is een ouderbijdrage verschuldigd als de jeugdzorg in de vorm van verblijf (etmaal/dagdeel) plaatsvindt. Deze ouderbijdrage is ook onderdeel van de Jeugdwet. Dit betekent een verbreding van de doelgroep omdat vanaf 2015 ook een deel van de groep Awbz en Zvw onder de Jeugdwet komt te vallen.
Van origine is de ouderbijdrage ingevoerd met de argumenten dat ouders een wettelijke onderhoudsplicht hebben voor hun kind en dat er een besparingsmotief is voor ouders. De ouderbijdrage vloeit van rechtswege voort uit de toekenning van jeugdhulp met verblijf.
Ouders zouden dan meestal minder kosten maken omdat het kind een deel van de dag of een etmaal niet meer thuis woont. Het zou dan om kosten gaan die bij een pleegouder of in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder extra worden gemaakt ten opzichte van een ambulante behandeling en die ouders vervolgens uitsparen omdat hun kind niet meer thuis woont. Deze verantwoordelijkheid van de ouders voor hun kinderen enerzijds en besparing van de verzorgingskosten anderzijds vormen de uitgangspunten voor de ouderbijdrage in de Jeugdwet. Als het kind niet thuis kan wonen, kunnen ouders in aanmerking komen voor kinderbijslag als ze kosten maken voor hun kind. Ouders moeten aantonen dat ze deze kosten maken. Een ouderbijdrage geldt ook als kosten voor het kind. Ouders waarvan het kind niet thuis woont wegens ziekte of handicap of wegens het volgen van een school of studie, kunnen recht hebben op dubbele kinderbijslag. Zij moeten daartoe aantonen dat zij voldoen aan de onderhoudseis, namelijk dat zij tenminste € 1.103 per kwartaal uitgeven aan hun kind.
Overgangsrecht Jeugdwet
De groep jeugdigen die tot 1-1-2015 onder de Awbz en de Zvw hun zorg ontvingen en vanaf 1 januari 2015 in het overgangsrecht onder de Jeugdwet vallen, houden onder het overgangsrecht dezelfde rechten en plichten. Dit betekent dat deze groep gedurende het overgangsrecht met hun huidige indicatie en/of verwijzing tot uiterlijk 31 december 2015 geen ouderbijdrage zijn verschuldigd. De groep die overgaat vanuit de Wet op de jeugdzorg betaalt nu een ouderbijdrage en is dat ook onder het overgangsrecht verschuldigd. De rechten en plichten blijven hetzelfde onder het overgangsrecht van de Jeugdwet.
Geen ouderbijdrage in de volgende situaties
Gemeenten bepalen welke ouder bijdrageplichtig is en of één van de onderstaande uitzonderingen op de bijdrageplicht van toepassing is:
Uitzonderingen voor de ouderbijdrageplicht zijn:
− adoptieouders ten tijde van het adoptieproces
− ouders waarvan het gezag is beëindigd
− bij jeugdhulp in een noodsituatie voor maximaal zes weken (crisisuithuisplaatsing en crisisdbc)
− als de rechter een alimentatiebijdrage oplegt voor degene die alimentatie betaalt.
Het CAK stelt de hoogte van de ouderbijdrage vast en int deze in opdracht van gemeenten.
Hardheidsclausule
Het CAK kan afzien van het innen van de (volledige) verschuldigde ouderbijdrage. Het CAK beoordeelt of de hardheidsclausule van toepassing is als de belanghebbende hierop in aanvraag of bezwaarschrift een beroep op doet. De hardheidsclausule is op advies van de Raad van State opgenomen in de Jeugdwet. In de Wet op de jeugdzorg was er geen hardheidsclausule.
Buiten invordering stellen
Het CAK kan de ouderbijdrage buiten invordering stellen voor bepaalde bijstandsgerechtigden, asielzoekers, TBS’ers met zak- en kleedgeld en gedetineerden. Dit gebeurt op verzoek van de ouder die aantoont dat hij onder één van de genoemde uitzonderingsgronden valt.
Financiën op macroniveau
De opbrengst van de ouderbijdrage is geraamd op een bedrag van 26,6 miljoen per jaar. Dit bedrag gaat naar gemeenten. De uitvoering van de ouderbijdrage door het CAK wordt betaald door het Rijk.
Hoogte ouderbijdrage
De ouderbijdrage is inkomensonafhankelijk. De verschuldigde bedragen liggen wettelijk vast. Het bedrag is afhankelijk van de leeftijd en van het aantal etmalen en dagdelen per week.
Voor 2015 is de ouderbijdrage bij voltijdse dag- en nachtplaatsing (7 etmalen per week):
– |
0 t/m 5 jaar: |
€ 75,75 per maand |
(€ 910 per jaar); |
– |
6 t/m 11 jaar: |
€ 104,16 per maand |
(€ 1.250 per jaar); |
– |
12 t/m 20 jaar: |
€ 132,56 per maand |
(€ 1.590 per jaar). |
Voor 2015 is de ouderbijdrage bij voltijdse dagplaatsing (10 dagdelen per week):
– |
0 t/m 5 jaar: |
€ 37,88 per maand |
(€ 455 per jaar); |
– |
6 t/m 11 jaar: |
€ 52,08 per maand |
(€ 625 per jaar); |
– |
12 t/m 20 jaar: |
€ 66,28 per maand |
(€ 795 per jaar). |
Bij minder plaatsingsdagen betalen ouders evenredig minder ouderbijdrage afhankelijk van het aantal dagen en/of dagdelen.
Aantallen jeugdigen
Het gaat in totaal om ongeveer 50.000 jeugdigen. Uit de voormalige jeugdzorg gaat het om circa 34.000 jeugdigen (25.000 met verblijf buitenshuis + 9000 met dagopvang). De groep wordt naar verwachting uitgebreid met 11.000 jeugdigen uit de voormalige Awbz (3500 met verblijf buitenshuis + 7500 met dagopvang) en uitgebreid met 5000 jeugdigen uit de Zvw (500 met verblijf buitenshuis + 4500 met dagopvang).
Welke regelingen zijn er voor ouders?
Vanaf 2015 is het aantal regelingen voor ouders verminderd. In dit kader zijn de regelingen voor Kinderbijslag en kindgebonden budget van belang.
Kinderbijslag
Kinderbijslag is een bijdrage in de kosten voor de opvoeding van kind(eren) tot 18 jaar. Hoe hoog dit bedrag is, hangt af van de leeftijd van het kind en van waar het kind woont.
Kinderbijslag bedragen voor 2015:
– |
0 t/m 5 jaar: |
€ 191,65 per kwartaal |
(766,60 euro per jaar); |
– |
6 t/m 11 jaar: |
€ 232,71 per kwartaal |
(930,84 euro per jaar); |
– |
12 t/m 20 jaar: |
€ 273,78 per kwartaal |
(1.095,12 euro per jaar). |
Kinderbijslag en dubbele kinderbijslag bij extra kosten uitwonend kind
Als het kind niet thuis kan wonen, kunnen ouders in aanmerking komen voor kinderbijslag als ze kosten maken voor hun kind. Ouders moeten aantonen dat ze € 416 per kwartaal aan kosten maken. Een ouderbijdrage geldt ook als kosten voor het kind. Ouders van wie het kind niet thuis woont wegens ziekte of handicap of wegens het volgen van een school of studie, kunnen recht hebben op dubbele kinderbijslag. Zij moeten daartoe aantonen dat zij voldoen aan de onderhoudseis, namelijk dat zij tenminste € 1.103 per kwartaal kosten maken voor hun kind.
Kindgebonden budget
Om kindgebonden budget te krijgen, moeten ouders onder andere in aanmerking komen voor kinderbijslag en een bepaald inkomen hebben (er is een inkomensgrens) en een niet te hoog vermogen. Het kindgebonden budget is afhankelijk van de hoogte van het inkomen en van de achtergrond van de ouders (alleenstaande ouders hebben andere rechten).
Inhoud onderzoek
Doel
De opdracht aan de opdrachtnemer luidt als volgt: Voer een verkenning uit naar de ouderbijdrage in de Jeugdwet en zo mogelijk in de voormalige Wet op de jeugdzorg met als insteek het voorkomen van zorgmijding door ouders die de ouderbijdrage niet willen of kunnen betalen. De verkenning gaat uit van de situatie vanaf 1 januari 2015 en de resultaten worden vastgelegd in een rapportage. De rapportage zal naar de Tweede Kamer gaan.
Voorgestelde aanpak
De verkenning geeft inzicht in de gevolgen en effecten van de ouderbijdrage en geeft antwoord op de volgende vragen:
1. Breng in kaart welke besparingen wel/niet optreden voor ouders bij verschillende vormen van verblijf?
2. Het onderbouwen van de verwachte opbrengst en daarbij wellicht een onderscheid maken naar 2015 als startjaar, inclusief de gevolgen van het overgangsrecht, en de volgende jaren? Welke kosten worden bij het CAK en de gemeenten gemaakt om de ouderbijdrage te kunnen heffen? Welke administratieve handelingen zijn nodig voor gemeenten om de ouderbijdrage te kunnen uitvoeren? Hierbij is het nodig om onderscheid te maken naar de startfase waarin de uitvoering wordt opgezet en de reguliere fase waarin de uitvoering is verankerd. Zijn er maatregelen mogelijk die de uitvoeringskosten van de ouderbijdrage kunnen verminderen?
3. Zorgt de heffing van de ouderbijdrage voor opwerping van onnodige drempels? Levert de ouderbijdrage een rem op de zorg op? Zijn er voldoende mogelijkheden om onnodige drempels voor jeugdhulp te voorkomen?
4. Welke middelen zijn beschikbaar om de ouderbijdrage te compenseren (kinderbijslag en dergelijke) en hoe werkt dat uit bij de verschillende groepen? En als er dan problemen zijn om de ouderbijdrage te betalen, zijn er dan voldoende uitzonderingsgronden om vrijgesteld te worden? Is de taakverdeling tussen de gemeenten en het CAK op het gebied van de uitzonderingsgronden logisch en werkbaar? Is de hardheidsclausule als nieuw instrument in de Jeugdwet een voldoende aanvulling? In hoeverre vormt het een belemmering dat het CAK de hardheidsclausule uitvoert en niet de gemeenten?
Het onderzoek leidt tot een rapportage die voor 1 juli 2015 gereed dient te zijn. Er is een begeleidingsgroep waar in ieder geval het Rijk (VWS en VenJ) en de VNG en ouderorganisaties met de opdrachtnemer zitting zullen hebben. Daarnaast bestaan er al diverse overlegvormen die ook in dit kader gebruikt kunnen worden. Er is regelmatig overleg tussen gemeenten en het CAK over de uitvoering. En er is frequent overleg tussen het Rijk, de VNG en het CAK over knelpunten en mogelijke oplossingen.
Planning en vorm aanbesteding
Het onderzoek zal uiterlijk begin april 2015 van start gaan. De beoogde doorlooptijd is maximaal drie maanden. De definitieve rapportage dient voor 1 juli 2015 afgerond te zijn.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31839-461.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.