Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 april 2010
Hierbij zend ik u, conform uw verzoek van 8 april 2010 (2010Z06111/2010D17476), de rapporten die de IGZ heeft opgesteld naar
aanleiding van inspectiebezoeken aan drie locaties van zorgaanbieder HWW Zorg in Den Haag (Zorghuis Willem Drees, verpleeghuis
Houtwijk en woonzorgcentrum Op de Laan).1 Deze locaties waren tot begin 2009 onderdeel van het Meavita-concern. Na het faillissement van Meavita zijn deze locaties
onderdeel geworden van de nieuwe stichting HWW Zorg. U hebt mij tevens gevraagd om een standpunt op de rapporten.
De rapporten geven aan dat er bij de drie bezochte locaties «randvoorwaarden, praktijken of processen zijn die risicovol zijn
voor de veiligheid, effectiviteit of de cliëntgerichtheid van de zorg». Daarom concludeert de IGZ in alle rapporten dat het
bestuur van HWW Zorg op korte termijn maatregelen moet nemen om de risico’s te beperken. Hiertoe moest de Raad van Bestuur
van HWW Zorg binnen vier weken na uitkomen van de rapportages een plan van aanpak maken. Dit plan is inmiddels opgesteld en
door de IGZ geaccordeerd.
Er zal een maandelijkse voortgangsrapportage aan de IGZ moeten worden uitgebracht. Gedurende de uitvoering van het plan van
aanpak zal de IGZ aangekondigde en onaangekondigde bezoeken afleggen. Wanneer er binnen drie maanden geen forse vooruitgang
zichtbaar is, dan zal de IGZ verdere noodzakelijke stappen nemen.
Op grond van de Kwaliteitswet, artikel 7, zijn er verschillende mogelijkheden denkbaar voor verdere stappen: verscherpt toezicht,
een aanwijzing of – in geval van acuut gevaar – een bevel tot sluiting. De IGZ kan een zorgaanbieder onder verscherpt toezicht
stellen als zij bijvoorbeeld van mening is dat een verbeterplan tot onvoldoende resultaat heeft geleid en er onvoldoende vertrouwen
is dat de zorgaanbieder alsnog tot het gewenste resultaat komt. Verder ben ik op grond van artikel 7, eerste lid, van de Kwaliteitswet
zorginstellingen bevoegd (dit gebeurt meestal op advies van de IGZ) aan een instelling een aanwijzing te geven, als ik van
mening ben dat geen sprake is van verantwoorde zorg. Wanneer de IGZ constateert dat er geen sprake is van verantwoorde zorg
en een acuut gevaar aanwezig is, kan de IGZ op grond van artikel 7, vierde lid, van de Kwaliteitswet zorginstellingen een
bevel geven. Dit bevel is van tijdelijke duur met een maximum van zeven dagen. Vervolgens kan ik besluiten het bevel te verlengen.
Uit de rapporten is mij duidelijk dat de kwaliteit van zorg bij de drie locaties onder de maat is. Het huidige bestuur van
HWW Zorg erkent dit. Zoals gebruikelijk in situaties waarbij de kwaliteit van zorg in het geding is, houdt de IGZ als toezichthouder
de vinger aan de pols bij de instelling. De IGZ handelt in mijn ogen adequaat en houdt de voortgang van de noodzakelijke verbeteringen
zo nauwlettend mogelijk in de gaten, opdat verdere noodzakelijke stappen gezet kunnen worden wanneer dit nodig is.
U hebt mij gevraagd om in mijn brief in te gaan op het feit dat de drie locaties binnen één stad gehuisvest zijn. Dit feit
maakt de bevindingen van de IGZ voor mij niet meer of minder zorgwekkend. Elk geval waarin de kwaliteit van zorg onder de
maat is, moet worden aangepakt. De IGZ is kritisch over de kwaliteit bij HWW Zorg en zet daarom nu stevig in op verbetering.
Dat vind ik de geëigende manier om de verbetering van de kwaliteit van zorg voor de cliënten van de drie locaties te waarborgen.
Op het moment dat blijkt dat HWW Zorg de kwaliteit van zorg niet op zeer korte termijn kan verbeteren, dan zal de IGZ zoals
gezegd verdere noodzakelijke stappen nemen. Het nu acuut sluiten van de locaties, zou direct een bedreiging van de continuïteit
van zorg opleveren, omdat de cliënten niet zomaar in een andere zorginstelling terecht kunnen.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink