31 570
Herziening Grondwet

nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 januari 2009

Naar aanleiding van het algemeen overleg dat ik samen met de minister van Justitie in tweede termijn heb gevoerd op woensdag 21 januari jl. met de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft het kabinet zich beraden over de voorgenomen opdrachtverlening aan de in te stellen staatscommissie Grondwet. In verband hiermee kan ik u, mede namens de minister van Justitie, het volgende meedelen.

Het kabinet heeft, gehoord hetgeen gewisseld is in het debat, besloten in de opdrachtverlening aan de staatscommissie Grondwet de volgende onderwerpen op te nemen:

– de toegankelijkheid en de betekenis van de Grondwet voor burgers;

– de opneming van een preambule, waarin begrepen een concreet tekstvoorstel, tenzij de staatscommissie het kabinet zou willen adviseren hiertoe niet over te gaan;

– de verhouding tussen de opgenomen grondrechten en de uit internationale verdragen voortvloeiende rechten, zoals het recht op een eerlijke procesgang en het recht op leven;

– de grondrechten in het digitale tijdperk;

– de invloed van de internationale rechtsorde op de nationale rechtsorde;

– de verhouding tussen wezenlijke Nederlandse constitutionele waarden en besluiten van volkenrechtelijke organisaties of verdragsbepalingen;

– de beperkingsystematiek van grondrechten.

Het kabinet is van mening dat met bovenstaande onderwerpen een goede en samenhangende opdracht aan de staatscommissie wordt meegegeven.

De constitutionele positie van de politieke partijen en de herzieningsprocedure van de Grondwet zullen niet in de taakopdracht aan de staatscommissie worden opgenomen. Het kabinet zal de Kamer afzonderlijk informeren over zijn standpunt inzake grondwetswijzigingen ten aanzien van deze punten.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven