Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 november 2010
Op dinsdag 16 november vindt de plenaire behandeling van bovengenoemd voorstel van wet plaats. Artikel IV van het voorstel
bepaalt dat de artikelen van de wet niet tegelijkertijd in werking behoeven te treden.
Mocht de Eerste Kamer het wetsvoorstel aannemen, dan wil ik u nu reeds berichten dat in het koninklijk besluit, bedoeld in
artikel IV, alleen artikel 15b van de Tracéwet, artikel 9a van de Spoedwet wegverbreding en de artikelen 8.4a en 8.4b (dat
in dit wetsvoorstel nog genummerd is als artikel 8.4c, maar ingevolge artikel VIIA van de Wet bestuurlijke lus Awb zal worden
verletterd tot artikel 8.4b) van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden opgenomen.
Reden daarvoor is dat de artikelen 8.4d, 8.4e en 8.4f inmiddels onjuiste verwijzingen bevatten. Het gewijzigd voorstel van
wet (Kamerstukken I vergaderjaar 2008/09, 31 546, nr. A) ligt sinds 28 mei 2009 bij de Eerste Kamer en in de sedertdien in werking getreden Crisis- en herstelwet (Chw) en de Invoeringswet
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Invoeringswet Wabo) zijn de verwijzingen in de genoemde artikelen niet aangepast
aan de in de Chw en de in de Invoeringswet Wabo doorgevoerde vernummering of verlettering van de artikelen waarnaar de artikelen
8.4d, 8.4e en 8.4f verwijzen.
1. De verwijzing in artikel 8.4d, eerste lid, naar artikel 3.6, vijfde lid, van de Wro is sinds 1 oktober 2010 niet meer juist.
Als gevolg van de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wabo (artikel 9.13 (wijziging van de Wro), onderdeel c, onder 3) is
het vijfde lid van artikel 3.6 vernummerd tot het vierde lid. Het huidige artikel 3.6 kent geen vijfde lid meer.
2. De verwijzing in artikel 8.4e, eerste lid, onder a, naar artikel 3.11 van de Wet ruimtelijke ordening is sinds 1 oktober 2010
niet meer juist. Het artikel is komen te vervallen met de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wabo in relatie tot artikel
3.24a van de Chw. In artikel 3.24a, onderdeel A, is afdeling 3.3, bestaande uit alleen het artikel 3.10, van de Wro opnieuw
vastgesteld. Artikel 3.11, dat voorheen ook deel uitmaakte van afdeling 3.3, is daarmee komen te vervallen.
3. De verwijzing in artikel 8.4f naar artikel 3.35, eerste lid, onder b, en artikel 3.35, eerste lid, onder a, van de Wro, is
sedert 31 maart 2010 niet meer juist.
Artikel 8.4f dient te verwijzen naar artikel 3.35, eerste lid, onder c, respectievelijk onder b. Immers ingevolge artikel
3.24, onderdeel B, van de Chw, zijn de onderdelen a en b van artikel 3.35, eerste lid, verletterd tot de onderdelen b en c,
vanwege een nieuw ingevoegd onderdeel a.
De bedoelde artikelen 8.4d, 8.4e en 8.4f zullen niet in werking treden. Ik ben voornemens om de artikelen in gewijzigde vorm
– dus met de juiste verwijzingen – toe te voegen aan een reeds bij de Tweede Kamer liggend wetsvoorstel of in te dienen voorstel
van wet.
Materieel betekent dit dat – mocht de Eerste Kamer het wetsvoorstel aannemen de bevoegdheid om – onder omstandigheden – zonder
ontwerp-besluit een besluit dat onder de rechter ligt te wijzigen, ontstaat ten aanzien van een tracébesluit, wegaanpassingsbesluit,
bestemmingsplan en inpassingsplan. Met het niet inwerkingtreden van de artikelen 8.4d, 8.4e en 8.4f ontstaat de hier bedoelde
bevoegdheid niet ten aanzien van een besluit tot wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan of een uitvoeringsbesluit
van een bestemmingsplan of inpassingsplan.
De minister van Infrastructuur en Milieu,
Mw. drs. M. H. Schultz van Haegen