31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 361 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 2018

Inleiding

Onder invloed van onder andere technologisering, automatisering en robotisering veranderen beroepen en de vraag naar arbeid in een steeds hoger tempo. Hoewel de aantrekkende economie er momenteel voor zorgt dat er steeds meer vraag komt naar mbo-gediplomeerden blijft de aansluiting van het mbo op de arbeidsmarkt voor met name bepaalde opleidingen op niveau 2 een aandachtspunt. Door de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt wordt het ook steeds belangrijker voor werkenden om zich tijdens de loopbaan op, om of bij te scholen. En voor jongeren die moeite hebben met het behalen van een startkwalificatie is het van belang dat het mbo optimaal samenwerkt met zijn (regionale) partners, zodat er een sluitende aanpak ontstaat.

Over de invloed van deze ontwikkelingen op het mbo heeft de Sociaal-Economische Raad (SER) onlangs het advies «Toekomstgericht beroepsonderwijs»1 opgesteld. De Commissie Macrodoelmatigheid MBO (CMMBO) heeft in de adviezen «Arbeidsmarktperspectief niveau 2»2 en «Aanbevelingen van CMMBO voor de Minister van OCW» (zie bijlage voor dit advies3) eveneens een aantal aanbevelingen gedaan. In deze brief reageer ik, namens het kabinet, op deze adviezen.

In april 2016 heeft het kabinet de SER om advies4 gevraagd hoe het beroepsonderwijs studenten zo goed mogelijk kan voorbereiden op de veranderende arbeidsmarkt. Vanwege de complexiteit van dit vraagstuk heeft de SER besloten om in twee delen antwoord te geven op de vragen van het kabinet. In oktober 2016 heeft de SER het eerste deel van zijn advies uitgebracht over hoe praktijkleren kan worden gestimuleerd.5 Het kabinet heeft begin 2017 op dit eerste deel gereageerd.6 In november 2017 heeft de SER het tweede deel van zijn advies uitgebracht en aan uw Kamer aangeboden. In dit vervolgadvies gaat de SER in op de gevolgen van de toenemende dynamiek op de arbeidsmarkt voor het mbo. De CMMBO heeft mij daarnaast op 7 maart 2017 geadviseerd over het arbeidsmarktperspectief van mbo niveau 2 opleidingen. Voorts heeft de CMMBO in een advies naar aanleiding van het regeerakkoord een aantal aanbevelingen gedaan.

Leeswijzer

Deze reactie is als volgt opgebouwd. Eerst worden de hoofdlijnen van de adviezen van de SER en de CMMBO geschetst. Aansluitend geef ik, namens het kabinet, mijn reactie op deze adviezen aan de hand van de vijf prioriteiten die de SER benoemt voor een toekomstgericht beroepsonderwijs.

Hoofdlijnen van de adviezen van de SER en de CMMBO

SER: toekomstgericht beroepsonderwijs: voorstellen voor een sterk en innovatief beroepsonderwijs

Vertrekpunt van het SER-advies is de goede uitgangspositie van het mbo. Het Nederlandse mbo hoort internationaal gezien tot de top. Die goede uitgangspositie moet behouden blijven. Daarom kijkt de SER vooruit naar ontwikkelingen die op het mbo afkomen. De SER concludeert dat de toekomstige arbeidsmarkt zich zal kenmerken door een toenemende dynamiek. Hierdoor dreigen er meer mismatches tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te ontstaan. Deze mismatches komen bijvoorbeeld tot uiting in groeiende tekorten aan gekwalificeerd personeel in bepaalde sectoren of beroepen, terwijl in andere sectoren werkgelegenheid verdwijnt door onder meer automatisering en robotisering. Kennis en vaardigheden raken op de toekomstige arbeidsmarkt steeds sneller verouderd. Wendbaarheid, weerbaarheid en het vermogen jezelf te blijven ontwikkelen zijn sleutelvaardigheden voor duurzame inzetbaarheid en maatschappelijke participatie. Leren stopt dan ook niet bij het behalen van een diploma in het initieel onderwijs. Iedereen zal zich tijdens het werkzame leven moeten blijven ontwikkelen door informeel en formeel leren. Zeker voor middelbaar opgeleiden – en met name ook voor jongeren die moeite hebben met het behalen van een startkwalificatie – is de uitdaging groot om duurzaam inzetbaar te blijven op de toekomstige arbeidsmarkt.

De SER doet een groot aantal aanbevelingen. De adviezen van de raad zijn hoofdzakelijk gericht op het verbeteren van de aansluiting van het mbo op de arbeidsmarkt, het wegnemen van knelpunten bij overgangen tussen opleidingen en onderwijssectoren, het verbeteren van de positie van jongeren die moeite hebben met het behalen van een startkwalificatie en het stimuleren van een leven lang leren en ontwikkelen.

Commissie Macrodoelmatigheid MBO: arbeidsmarktperspectief van mbo niveau 2 opleidingen

De CMMBO constateert dat onder invloed van baanpolarisatie de werkgelegenheid in het middensegment van de arbeidsmarkt geleidelijk, maar structureel, aan het afnemen is. Hoewel de arbeidsmarkt inmiddels aantrekt en de vraag naar mbo-gediplomeerden op de arbeidsmarkt groot is, is er nog wel sprake van druk op het arbeidsmarktperspectief van bepaalde mbo niveau 2 opleidingen.

De CMMBO stelt vast dat ongeveer de helft van de mbo niveau 2 studenten een gemotiveerde studiekeuze weet te maken die aansluit bij hun interesse en een basis biedt voor een goede start op de arbeidsmarkt en/of ontwikkeling naar een vervolgopleiding. Deze groep is sterk vertegenwoordigd in de beroeps begeleidende leerweg (bbl). De huidige leerroutes volstaan voor deze groep. De andere helft van de mbo niveau 2 studenten twijfelt (sterk) over de te kiezen opleiding, overziet het arbeidsmarktperspectief niet en maakt daarom «verkeerde» keuzes en/of is voor doorstroom naar een (meer arbeidsmarktrelevante) opleiding al beperkt door keuzes uit het verleden. Deze groep is sterker vertegenwoordigd in de beroeps opleidende leerweg (bol). De CMMBO concludeert dat deze leerroutes zijn verkokerd en weinig ruimte bieden voor noodzakelijke (her)oriëntatie.

Commissie Macrodoelmatigheid MBO: aanbevelingen voor de nieuwe Minister van OCW

De CMMBO heeft ook enkele overwegingen meegegeven in reactie op de voornemens uit het regeerakkoord. De commissie constateert, op basis van hun onderzoek in een aantal cases, dat de zorgplichten arbeidsmarktperspectief en doelmatigheid bij mbo-instellingen nog onvoldoende worden toegepast. De vraag naar mbo-gediplomeerden is momenteel groot en mbo-studenten vinden gemiddeld genomen snel een baan na hun opleiding. Maar er worden ook opleidingen met weinig arbeidsmarktperspectief gestart of gehandhaafd en jongeren maken mede daardoor verkeerde studiekeuzes. Dit is in strijd met de zorgplicht arbeidsmarktperspectief die mbo-instellingen verplicht om uitsluitend opleidingen aan te bieden waar vraag naar is op de arbeidsmarkt. En voor het starten van nieuwe opleidingen geldt dat mbo-instellingen dit tijdig moeten melden, zodat regionale partners daarvan op de hoogte worden gesteld. Ook het beoogde doelmatigheidsoverleg tussen mbo-instellingen, gericht op het bereiken van overeenstemming, vindt niet altijd plaats. De CMMBO stelt daarom voor om de zorgplichten expliciet te verbinden aan de nieuwe Kwaliteitsafspraken die vanaf 2018 worden afgesloten.

De CMMBO benoemt in zijn advies ook een aantal oplossingsrichtingen om te komen tot meer instroom in technische opleidingen door verbetering van de doorstroom van het vmbo naar het mbo, onder andere via een doorlopende route vanuit één onderwijskundige benadering. Op dit deel van het advies van de CMMBO komen de Minister van BVOM en ik terug in de voortgangsbrief over sterk beroepsonderwijs die uw Kamer dit voorjaar zal ontvangen.

Reactie op de hoofdlijnen van de adviezen van de SER en de CMMBO

Het kabinet herkent de analyses van de SER en de CMMBO. Het mbo is van hoge kwaliteit en de aansluiting op de arbeidsmarkt is over het algemeen op orde, zeker nu er weer economische meewind is. De werkloosheid onder mbo-gediplomeerden is de afgelopen jaren dan ook afgenomen.7 Maar er zijn ook uitdagingen. Er zijn verschillen in de mate waarin opleidingen aansluiten op de vraag van de arbeidsmarkt, er is een aankomende structurele daling van het aantal mbo-studenten als gevolg van de demografische ontwikkelingen, het aantal studenten in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) begint nu weer toe te nemen maar is in de afgelopen jaren afgenomen, jongeren in een kwetsbare positie hebben doorlopende aandacht en begeleiding nodig om een startkwalificatie en een duurzame plek op de arbeidsmarkt te behalen, en ondanks het belang van leven lang leren en ontwikkelen investeert niet iedereen hier voldoende in. Zoals de SER en de CMMBO adviseren neem ik dan ook, samen met de mbo-sector, maatregelen om deze uitdagingen aan te pakken. Aan de hand van de vijf prioriteiten die de SER in zijn advies benoemt, geef ik een reactie.

Prioriteit: versterken van de regionale, sectorale en landelijke samenwerking

Bestuursakkoord mbo

Mede geïnspireerd door de adviezen van de SER en de CMMBO heb ik met de mbo-sector het «Bestuursakkoord 2018–2022 Trots, vertrouwen en lef» afgesloten. Het Bestuursakkoord gaat over de invulling van de nieuwe tranche Kwaliteitsafspraken en de gezamenlijke ambities voor het mbo. Onderdeel van het bestuursakkoord zijn de Kwaliteitsagenda’s waarin de mbo-instellingen, samen met hun regionale partners, plannen en ambities vastleggen voor de komende vier jaar. De Kwaliteitsagenda’s worden in oktober 2018 opgeleverd en geven in ieder geval uitwerking aan ambities op drie landelijke speerpunten: onderwijs dat voorbereidt op de arbeidsmarkt van de toekomst, gelijke kansen in het onderwijs (waaronder goede doorlopende leerlijnen) en jongeren en (jong)volwassenen in een kwetsbare positie. De mbo-scholen bepalen verder zelf, met hun regionale partners, welke ambities zij naast de landelijke speerpunten opnemen in hun Kwaliteitsagenda’s.

De mbo-scholen gaan nu aan de slag om de landelijke speerpunten te vertalen naar concrete plannen en acties voor de komende vier jaar. Zo gaan de instellingen ambities formuleren om het onderwijs beter te laten aansluiten op de vraag van de arbeidsmarkt in de regio. Dat kan betekenen dat het aanbod van opleidingen nog meer dan nu wordt afgestemd op wat de (toekomstige) regionale arbeidsmarkt vraagt. Kortom, dat bepaalde opleidingen worden gestimuleerd, maar ook dat opleidingen met een weinig (duurzaam) arbeidsmarktperspectief worden afgebouwd of dat instellingen opleidingen uitwisselen. Aandacht en ambities voor goede doorlopende leerlijnen en het verbeteren van de positie van kwetsbare jongeren worden ook onderdeel van de regionale Kwaliteitsagenda’s. Het kabinet vertrouwt op de expertise van de mbo-instellingen en hun regionale partners om te komen tot een krachtige aanpak voor het mbo in hun regio.

Vervolg Regionaal Investeringsfonds

Via het Regionaal Investeringsfonds (RIF) stimuleer ik de vorming van duurzame publiek-private samenwerkingsverbanden waardoor onderwijs, bedrijfsleven en de (regionale) overheid nauw samenwerken voor innovatief beroepsonderwijs. Momenteel werk ik aan het vervolg van het RIF voor de jaren 2019–2022. Naast subsidie voor nieuwe projecten wil ik het ook mogelijk maken om subsidie aan te vragen voor verbreding en verdieping van al bestaande RIF-projecten. Ik ben voornemens uw Kamer voor het zomerreces van 2018 over de inrichting van het RIF 2019–2022 te informeren.

Prioriteit: een daadkrachtige integrale aanpak voor jongeren in een kwetsbare positie

Aanpak jongeren in een kwetsbare positie

De SER constateert in zijn advies dat er aandacht nodig is voor iedereen die moeite heeft met het behalen van een startkwalificatie. De aandacht voor deze groep onderstreep ik van harte en op 7 maart jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stappen die we de komende tijd voor deze jongeren gaan zetten.8 Zo is binnen de nieuwe Kwaliteitsafspraken deze groep één van de landelijke speerpunten. Binnen dit thema is er nadrukkelijk ruimte voor mbo-instellingen om samen met partners in de regio (waaronder gemeenten en werkgevers) maatregelen te nemen om jongeren beter voor te bereiden op en te begeleiden naar de arbeidsmarkt, zodat zij duurzaam hun plek vinden op de arbeidsmarkt en volwaardig kunnen deelnemen aan de maatschappij. Dit vermindert het risico dat een deel van de jongeren in de problemen komt, waaronder armoede of criminaliteit. Binnen de Kwaliteitsafspraken is er ook meer financiële ruimte beschikbaar voor niveau 2 opleidingen. Voor studenten op mbo niveau 2 krijgen mbo-instellingen extra geld vanuit het budget voor de Kwaliteitsafspraken mbo, zodat zij meer mogelijkheden krijgen om begeleiding op maat te organiseren voor deze studenten.

De motie Kwint-Özdil9 roept op om een proef te starten om studenten uit de entreeopleiding en niveau 2 twee jaar te begeleiden bij de start op de arbeidsmarkt. De SER pleit ook voor begeleiding van jongeren vanuit de mbo-instelling bij hun eerste stappen op de arbeidsmarkt. Ik bekijk nu samen met onder andere de MBO Raad, Ingrado, Divosa en SBB hoe de proef te starten en te leren van de initiatieven die er al zijn. Ik ben voornemens uw Kamer voor het zomerreces van 2018 nader over de uitwerking te informeren.

Een andere maatregel die ik neem is het vormgeven van een vakcertificaat voor jongeren waarvoor het (nog) niet mogelijk om een startkwalificatie te halen. Bij de uitwerking die dit voorjaar start zullen ook de branches betrokken worden, zoals aanbevolen door de SER.

Eveneens deel ik het advies van de SER dat de gegevenslevering over deze jongeren een belangrijke randvoorwaarde is om de samenwerking nog beter te laten verlopen tussen partijen. In het wetsvoorstel «Regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie» wordt hiertoe al een aantal stappen genomen. Het onderwerp staat ook op de agenda binnen het programma «Samen, Slim, Slagvaardig kansen creëren voor minder zelfredzame jongeren». Hierin werken ministeries, gemeenten en overige organisaties uit het domein onderwijs, zorg en arbeidsmarkt samen om knelpunten in de samenwerking rond deze jongeren aan te pakken.

Verkenning domeinprogramma’s niveau 2 (bol)

Een aantal grotere mbo niveau 2 opleidingen heeft een matig tot onvoldoende arbeidsmarktperspectief. De CMMBO constateert dat de functie van deze opleidingen in de praktijk aan het veranderen is. Het accent verschuift van opleiden voor een specifiek beroep naar een oriëntatie- en doorstroomfunctie en het voorkomen van voortijdige uitval. Een niveau 2-opleiding als Helpende Zorg & Welzijn heeft bijvoorbeeld een matig arbeidsmarktperspectief, terwijl het arbeidsmarktperspectief van Pedagogisch Medewerker en Verzorgende-IG op niveau 3 voldoende tot uitstekend is. Niveau 2 gediplomeerden Helpende Zorg & Welzijn stromen vaak door naar deze opleidingen.

In 2012 is de mogelijkheid gecreëerd voor inschrijving van mbo-studenten in een domeinprogramma. Inschrijving in een domeinprogramma zou jongeren, die nog twijfelen over een studiekeuze, eerst de gelegenheid moeten bieden een stap in hun loopbaanontwikkeling te zetten zodat zij later in het onderwijsprogramma meer gemotiveerd voor een kwalificatie kunnen kiezen. Door (te) strikte randvoorwaarden aan de bekostiging, opleidingsduur, de indeling van kwalificaties in te veel smalle opleidingsdomeinen en het ontbreken van een (landelijk) ondersteuningsprogramma zijn echter nauwelijks tot geen domeinprogramma’s ontwikkeld en ingevoerd. De CMMBO adviseert daarom om de randvoorwaarden voor deze domeinprogramma’s te verbeteren. Ik heb de heer Van Gils (voormalig voorzitter van het college van bestuur van het Graafschap College) gevraagd om op dit punt een nadere verkenning uit te voeren. De heer Van Gils gaat onderzoeken waar mogelijkheden liggen om de randvoorwaarden voor domeinprogramma’s te verbeteren door bijvoorbeeld verbreding van de domeinen en eventuele aanpassing van de bekostiging. Onderdeel van deze verkenning is de ontwikkeling van een ondersteuningsprogramma voor de ontwikkeling van nieuwe domeinprogramma’s. Deze verkenning start dit voorjaar en een eerste beeld van de opvattingen van alle betrokken partijen en wat nodig is om deze programma’s verder te brengen, wordt dit najaar verwacht.

Afschaffing cascadebekostiging

Per 1 januari 2019 is de budget neutrale afschaffing van de cascadebekostiging gepland. Door het beëindigen van de cascadebekostiging wordt de afnemende bekostiging voor de studenten die lang(er) in het mbo verblijven ongedaan gemaakt. Het afschaffen van de cascadebekostiging is een belangrijke maatregel om de kansengelijkheid in het onderwijs te bevorderen. De afschaffing van de cascadebekostiging is ook een wens die is geuit door de SER. Over de wijze waarop de afschaffing zal plaatsvinden heb ik uw Kamer op 6 maart jl. geïnformeerd.10

Prioriteit: het duurzaam toerusten voor arbeidsmarkt en samenleving

Landelijk speerpunt: onderwijs dat voorbereid voor de arbeidsmarkt van de toekomst

De samenstelling van het portfolio aan opleidingen van mbo-scholen zal met de nieuwe kwaliteitsafspraken sterker dan nu verbonden worden met de sociaaleconomische kenmerken en ontwikkeling van het werkgebied. Dit kan een bijdrage leveren aan het voorkomen dat studenten met een incourante opleiding aan de kant komen te staan, met alle maatschappelijke kosten van dien, terwijl het sectorale en regionale bedrijfsleven in haar ontwikkeling wordt gehinderd door een tekort aan goed opgeleide vakmensen. Hiermee geef ik ook invulling aan het voornemen uit het Regeerakkoord dat de eisen van het regionaal arbeidsmarktperspectief worden aangescherpt. Van mbo-scholen wordt immers verwacht dat zij hun opleidingsaanbod afstemmen met het bedrijfsleven en met andere scholen in hun regio.

Experiment met regionale ruimte in de kwalificatiestructuur

Onze arbeidsmarkt kent een toenemende dynamiek als gevolg van technologisering, robotisering, automatisering en verduurzaming.11, 12 Deze dynamiek kan er toe leiden dat de mismatch tussen het aanbod van (mbo-)gediplomeerden en de vraag vanuit de arbeidsmarkt naar werknemers groter wordt.13, 14 De SER heeft geadviseerd om het veld voldoende te faciliteren om flexibiliteit in de totstandkoming van nieuwe kwalificaties en erkenningen van leerbedrijven toe te kunnen passen. Zodoende kan innovatie uit de beroepspraktijk snel indalen in het onderwijs. De CMMBO beveelt hierbij aan om te komen tot een regionaal georiënteerde innovatie-aanpak, zodat mbo-instellingen via regionaal overleg met het werkveld kunnen komen tot permanente vernieuwing van opleidingen. Volgens de commissie is het dan wel nodig dat de kwalificatiestructuur voldoende ruimte biedt en flexibel is: de vrije ruimte in de curriculumopbouw dient daarom te worden uitgebreid.

In dit kader is in het regeerakkoord het voornemen geuit om te bezien op welke wijze er aanvullende ruimte binnen de kwalificatiestructuur geboden kan worden, deze ruimte biedt het kabinet in een experiment. Binnen dit experiment wordt het voor mbo-instellingen mogelijk om – in afstemming met het regionaal bedrijfsleven – een deel van hun onderwijs in de regio te ontwikkelen en zo dus regionaal in te kleuren. Doel van het experiment is om te onderzoeken of beroepsopleidingen gebaseerd op kwalificaties met een regionaal en een landelijk deel de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren. Tevens is een doel om te onderzoeken of deze beroepsopleidingen het eigenaarschap van het onderwijs bij docenten en (regionale) werkgevers vergroten en de kwaliteit en innovatiekracht van het onderwijs versterken. Om dit mogelijk te maken is er een experimenteer-AMvB in voorbereiding die ik nog voor de zomer van 2018 met uw Kamer deel.

Stimuleer praktijkleren

De SER adviseert te komen tot meer hybride leeromgevingen (zowel in de bol als in de bbl). Praktijkleren en hybride vormen van onderwijs dragen bij aan het vormgeven van actuele en innovatieve opleidingen en leren in de praktijk is zeer motiverend voor veel studenten. De raad stelt voor om dit onder andere te realiseren via (overheid)subsidies voor innovatieve duurzame samenwerkingsverbanden en door ruimte en tijd te geven aan professionals bij scholen en leerbedrijven zodat zij gezamenlijk invulling kunnen geven aan het organiseren van praktijkleren.

Tevens wijst de SER op de forse daling van de bbl sinds 2012, onderzoek van ECBO laat zien dat het aantal bbl-plekken met bijna de helft is afgenomen. Ook valt op dat in sommige sectoren de instroom van post-initiële studenten in de bbl vrijwel geheel verdwenen is. Dit is zorgelijk, omdat juist voor werkenden de bbl een interessante route voor op- of omscholing is. In reactie op het eerste deel van het SER-advies heb ik samen met de SBB ingezet op een bbl-offensief, om werkgevers aan te moedigen om (ook in sectoren waar deze leerweg minder sterk geworteld is) bbl-plekken aan te bieden. Het aantal beschikbare leerbanen op Stagemarkt.nl is in ruim één jaar tijd toegenomen van 13.000 naar 40.000 leerbanen. Meer dan 3.000 belangstellende bbl-studenten hebben SBB om hulp gevraagd bij het zoeken van een leerbaan. Deze (potentiële) studenten hebben vrijwel altijd kansrijke leerbanen aangereikt gekregen. Tevens is er geïnventariseerd in welke (vernieuwende) sectoren er ruimte is om studenten via de bbl-route op te leiden. SBB voert op dit moment gesprekken met vijftien landelijke partijen om de bbl in hun sectoren een impuls te geven. Ik heb SBB gevraagd ook in 2018 het bbl-offensief uit te blijven voeren.

Voor het stimuleren van deelname aan de bbl is het zaak om vmbo-afgestudeerden – juist ook op de hogere niveaus – te wijzen op de kansen die de bbl hen biedt. Daarom zijn de ouders van vmbo-scholieren, via de voorlichtingsbrief aan alle eindexamenkandidaten vmbo, nogmaals gewezen op de kansen die een bbl-opleiding biedt. Uw Kamer heb ik onlangs geïnformeerd naar aanleiding van de motie van het lid Wiersma c.s. (Kamerstuk 31 524, nr. 326) over onderzoek naar de daling van de instroom in de beroepsbegeleidende leerweg.15 Het CPB zal voorts een analyse naar de kosten-batenanalyse voor werkgevers van de bbl dit voorjaar aan mij toezenden en ik zal haar vervolgens naar uw Kamer doorgeleiden.

Aandacht voor studenten met een migratieachtergrond

Het mbo vervult een cruciale rol voor veel jongeren met een migratieachtergrond, omdat binnen deze groepen veel jongeren een onderwijsloopbaan in de beroepskolom doorlopen. De SER vraagt extra aandacht voor het studiekeuzegedrag van jongeren met een niet-westerse migrantenachtergrond. Vergeleken met autochtone jongeren ervaren deze jongeren meer moeite bij het vinden van een stage en passende plek op de arbeidsmarkt. Discriminatie speelt hierin mogelijk een rol, maar ook de keuzes van deze jongeren. Zij kiezen relatief vaker voor opleidingen met een beperkter arbeidsmarktperspectief. Bewustwording over vooroordelen, discriminatie en weloverwogen studiekeuzes kan de kansen op stage van deze jongeren verbeteren.

Het project LOB – Gelijke Kansen onderstreept het belang van goede loopbaanoriëntatie en begeleiding. Het doel van dit project is om jongeren extra te ondersteunen bij het maken van de juiste studiekeuze, het vinden van een stageplaats en het zoeken van werk na afronding van de opleiding. Het project begeleidt mbo-instellingen om jongeren te helpen met vooroordelen en discriminatie om te gaan en bevordert daardoor gelijke kansen. Het Meldpunt Stagediscriminatie van de SBB is een goed instrument dat breed onder de aandacht moet worden gebracht, aldus de SER. Momenteel werkt de SBB aan de optimalisering van het meldpunt. Zo wordt duidelijker vermeld wat er gebeurt met de meldingen en zal het promoten van het meldpunt, zowel onder scholen als studenten, een belangrijk aandachtspunt vormen. Bovendien zijn er ook elders in het land goede initiatieven, zo is het College voor de Rechten van de Mens een campagne gestart over stagediscriminatie. Voor de zomer zal ik uw Kamer, samen met de Staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een brief sturen over het voorkomen van discriminatie op de arbeidsmarkt, waaronder stages.

Prioriteit: het stimuleren van scholen om lerende organisaties te worden met ruimte voor professionals

Ruimte in de regels en professionalisering

Om ervoor te zorgen dat de ambities van onder andere het bestuursakkoord worden gerealiseerd is het essentieel dat er voldoende en kwalitatief goed onderwijzend personeel is dat zich kan richten op de juiste dingen en daarbij maximaal gebruik maakt van de ruimte die hiervoor is. Om onduidelijkheid over wet- en regelgeving weg te nemen beveelt de SER aan om een servicedesk in te richten voor bedrijven, mbo-instellingen en docenten die problemen hebben met regelgeving die innovatie in de weg staat. Ook adviseert de raad om een werkgroep in het leven te roepen om de werkdruk onder mbo-docenten te verminderen en dat regionale partners (onderwijsinstellingen, gemeenten en beroepspraktijk) samen actief op zoek te gaan naar aanknopingspunten om de regeldruk te verminderen.

In het bestuursakkoord is afgesproken dat er meer duidelijkheid komt over wet- en regelgeving. Hier wordt mede invulling aan gegeven door inrichting van een brigade die goede voorlichting over wet- en regelgeving gaat geven, regels gaat doorlichten en voorstellen doet voor eventuele aanpassing. De brigade wordt gevormd door docenten, studenten en andere experts. Met de MBO Raad werk ik de komende periode de aanpak van deze brigade nader uit. Om ervoor te zorgen dat de aanpak en inrichting van de brigade aansluit bij de behoeften van het mbo-veld organiseer ik dit voorjaar een bijeenkomst voor docenten, studenten en andere betrokkenen om hierover mee te denken. Voornemen is om de brigade na de zomer van 2018 te laten starten.

Om duidelijkheid over regels te geven zal ik, zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling, onder meer ook voor het mbo een brochure Ruimte in regels maken. Hierbij betrek ik ook de motie Van Meenen die het kabinet oproept om de urennorm in het mbo zo toe te passen dat docenten voldoende tijd hebben om hun onderwijs en zichzelf zo te kunnen ontwikkelen dat de kwaliteit van het onderwijs is gewaarborgd.16 In dit traject trek ik onder andere samen op met de BVMBO, de Aob, de MBO Raad, de NRTO en het JOB.

Als uit bovenstaande trajecten naar voren komt dat er wet- en regelgeving is die het verzorgen van kwalitatief goed onderwijs in de weg staat, dan bezie ik of die regels kunnen worden weggenomen. Hierover blijf ik de komende periode in gesprek met het veld.

De SER doet ook aanbevelingen ter bevordering van professionalisering van docenten en de raad adviseert te onderzoeken of er maatregelen mogelijk zijn om het docentschap in het mbo aantrekkelijker te maken voor studenten en zij-instromers, zonder concessies te doen aan de kwaliteit en het niveau van docenten en aanvullend op de (subsidie)regeling die er al is voor zij-instromers in het onderwijs.

Ik onderschrijf het belang van deze adviezen en maak dan ook werk van het vergroten van de mogelijkheden voor zij-instromers om aan de slag te gaan in het mbo. Zo bezie ik, zoals afgesproken in het bestuursakkoord, op het moment of ik binnen de huidige financiële kaders de (financiële) mogelijkheden voor het verruimen van de zij-instroom en het opleiden in de school kan vergroten. Conform de motie Westerveld/Van der Hul bezie ik daarbij ook of het subsidieplafond voor zij-instromers in het mbo kan worden verhoogd.17

Prioriteit: een grote rol van het mbo bij een leven lang ontwikkelen

De SER doet in zijn advies verschillende aanbevelingen om een leven lang ontwikkelen te stimuleren en heeft hier ook eerder advies18 over uitgebracht. De Commissie Vraagfinanciering MBO heeft het kabinet op dit punt ook geadviseerd.19 Leven lang ontwikkelen is ook een speerpunt in het bestuursakkoord mbo. Zoals aangekondigd in de brief over leven lang ontwikkelen van 13 maart jl.20 informeren Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik uw Kamer voor de zomer nader over de uitwerking van de maatregelen uit het Regeerakkoord, in het bijzonder de voortgang van het overleg met sociale partners, onderwijsinstellingen en andere stakeholders over de uitwerking van de individuele leerrekening en de wijze waarop de randvoorwaarden voor leven lang ontwikkelen worden versterkt, zoals een digitaal overzicht dat inzichtelijk maakt welke scholingsmogelijkheden een individu heeft. In deze brief wordt tevens ingegaan op de aanbevelingen uit de adviezen van de SER en de Commissie Vraagfinanciering mbo.

Conclusie

Technologisering, robotisering en automatisering zorgen onder andere voor steeds snellere ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Het beroepsonderwijs staat aan de lat om op deze veranderingen in te spelen en studenten zo goed mogelijk voor te bereiden voor een duurzame positie op de arbeidsmarkt. Het mbo heeft een goede uitgangspositie om deze ontwikkelingen het hoofd te bieden. De adviezen van de SER en de CMMBO bieden belangrijke bouwstenen om het mbo verder te versterken. De komende jaren gaan de mbo-instellingen, hun partners en ik, zoals weergegeven in deze brief, voortvarend met deze adviezen aan de slag.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

SER (november 2017), Toekomstgericht Beroepsonderwijs Deel 2. Voorstellen voor een sterk en innovatief beroepsonderwijs.

X Noot
2

Kamerstuk 31 524, nr. 313.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
4

Ministerie van OCW (april 2016), Adviesaanvraag middensegment en praktijkleren.

X Noot
5

SER (oktober 2016), Advies Toekomstgericht Beroepsonderwijs Deel 1. Voorstellen ter versterking van de beroepsbegeleidende leerweg.

X Noot
6

Kamerstuk 31 524, nr. 312.

X Noot
7

Na een piek in 2014 van 13% werkloosheid voor mbo-bol studenten, daalde de werkloosheid in 2016 verder naar 7%. Voor mbo-bbl studenten lag de werkloosheid altijd al lager, maar ook hier is hetzelfde patroon van een piekwerkloosheid in 2014 van 6% naar een werkloosheid van 2% in 2016. (Bron: Schoolverlatersonderzoek, CBS/ROA, 2017).

X Noot
8

Kamerstuk 34 812, nr. 8.

X Noot
9

Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 120.

X Noot
10

Kamerstuk 31 524, nr. 353.

X Noot
11

SER (2017), Toekomstgericht beroepsonderwijs Deel 2 Voorstellen voor een sterk en innovatief beroepsonderwijs.

X Noot
12

Sociaal en Cultureel Planbureau (2016), Beroep op het mbo; Betrokkenen over de responsiviteit van het middelbaar beroepsonderwijs, Den Haag.

X Noot
13

ROA (2013) en (ROA 2017).

X Noot
14

UWV (2017), Kansrijke beroepen: Waar is de arbeidsmarkt krap? Landelijk overzicht.

X Noot
15

Kamerstukken 31 524 en 33 650, nr. 352.

X Noot
16

Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 86.

X Noot
17

Kamerstuk 31 524, nr. 350.

X Noot
18

SER (maart 2017), Leren en ontwikkelen tijdens de loopbaan.

X Noot
19

Commissie Vraagfinanciering MBO (april 2017), Doorleren werkt.

X Noot
20

Kamerstuk 30 012, nr. 77.

Naar boven