nr. 39
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 november 2009
In het Algemeen Overleg van 19 november jl. heeft u gevraagd om nadere
informatie over de juridische aspecten van de fasering van het opslagproject
in Barendrecht. Dit betreft de verenigbaarheid van de fasering met de tendervoorwaarde
van minimaal 2 Mton en welke juridische ruimte bestaat om de vergunning
voor Barendrecht-2 uiteindelijk niet te verlenen. Tevens werd er gevraagd
naar meer duidelijkheid over het onderzoek van de Universiteit van Utrecht
over CO2-opslag. In deze brief informeer ik u, mede namens de minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), over deze
punten.
1. CCS op land en op zee
In de brief van 18 november jl. hebben wij u aangegeven dat het CCS-project
in Barendrecht één van de stappen is naar brede toepassing van
CCS in Nederland (kamerstuk 31 209, nr. 103). Naast het project
in Barendrecht kiezen we ook voor een vorm van wettelijke verplichting, het
ondersteunen van het CCS-project op zee van E.ON/Electrabel, en hebben we
onze voorkeur uitgesproken voor een tweede grootschalig CCS-project op land
in Noord-Nederland. We zien Barendrecht als een essentiële stap voor
de ontwikkeling van CCS op land, met name omdat de ervaringen in Barendrecht
van grote meerwaarde zullen zijn voor het grootschaligere opslagproject in
Noord-Nederland (ook daar gaat het om opslag in lege gasvelden).
Ik vind het van groot belang om al deze zaken, met behoud van de benodigde
zorgvuldigheid, voortvarend te realiseren. Met name door het lid Samsom is
tijdens het recente AO aangedrongen op het verder versnellen van CCS in Noord-Nederland.
De huidige voorziene start van dit project is 2015. Ik zeg uw Kamer toe dat
ik op korte termijn met de initiatiefnemers in Noord-Nederland in overleg
zal treden over de mogelijkheden die er zijn om deze versnelling te kunnen
vormgeven en ik zal uw Kamer over de uitkomsten daarvan in de eerste helft
van 2010 informeren.
2. Juridische aspecten fasering Barendrecht
De minister van VROM en ik hebben gekozen voor fasering in Barendrecht,
omdat het uit het oogpunt van zorgvuldigheid en draagvlak goed is om op kleine
schaal te beginnen. Vanwege de beperkte omvang van het kleine veld in Barendrecht
kan bovendien al snel en zorgvuldig worden gemonitord. Ik wil graag benadrukken
dat de uitgevoerde MER-studies reeds betrekking hadden op beide velden. De
geplande jaarlijkse evaluatie van het injectieproces in het kleinere Barendrecht-veld
geeft ons extra informatie. De wijze waarop wordt gemonitord, wordt vastgelegd
in het meetplan en het opslagplan, die ter goedkeuring aan mij worden voorgelegd,
en in de milieuvergunning. Uw Kamer zal ik hierover dan nader informeren.
Juridische ruimte ten aanzien van besluit 2e fase
In eerste instantie zal alleen de opslagvergunning voor het eerste (kleine)
veld Barendrecht worden verleend. Als over enkele jaren de aanvraag voor opslagvergunning
voor het tweede veld, Barendrecht-Ziedewij, volgt, heb ik de beschikking over
uitgebreide monitoringgegevens en de resultaten van de jaarlijkse evaluatie
van het injectieproces in het Barendrecht-veld. Zoals ik heb aangegeven in
onze brief van 18 november jl. is het hoofdelement bij deze beoordeling
van een vergunning de veiligheid. De Mijnbouwwet (art. 27, eerste lid
onder d.) stelt dat een opslagvergunning kan worden geweigerd in het belang
van de veiligheid. De Richtlijn CCS versterkt die lijn en zal ten tijde van
de vergunningaanvraag voor het grotere veld Barendrecht-Ziedewij zijn geïmplementeerd
in de Mijnbouwwet.
Relatie met de tendervoorwaarde van 2 Mton
Uw Kamer vroeg of de tendervoorwaarde van 2 Mton wel de ruimte biedt
voor deze fasering. Aangezien het uitgangspunt is dat – mits veilig,
zoals hierboven aangegeven – de vergunning voor het tweede veld kan
worden verleend, is de fasering in lijn met de tendervoorwaarde van minimaal
2 Mton. Dan blijft namelijk het uitgangspunt dat – conform de tendervoorwaarde –
er uiteindelijk gedurende 10 jaar tenminste 0,2 Mton per jaar wordt opgeslagen.
3. Onderzoek Universiteit Utrecht
Ik betreur dat er onduidelijkheid is ontstaan over het onderzoek van de
Universiteit van Utrecht over CO2-opslag. De situatie is als volgt.
Mijn ministerie heeft dit voorjaar opdracht verleend aan de Universiteit
van Utrecht voor een onderzoek naar de vraag of de door Ecofys ontwikkelde
screeningmethode om mogelijke velden te selecteren voor CO2-opslag,
verder verdiept kan worden. De screeningmethode van Ecofys heeft betrekking
op een methode voor een eerste screening van velden om te bezien of deze in
aanmerking zouden kunnen komen voor CO2-opslag. Dit is een nuttig
instrument voor een eerste grofmazige selectie van velden. Uiteindelijk zal
voor opslag in een specifiek veld altijd een veel uitgebreidere MER-studie
naar het veld moeten worden verricht. Een MER-studie is altijd gedetailleerder
en nauwkeuriger dan een generieke screeningmethode. Zoals uw Kamer bekend
is, geldt de uitgevoerde (en openbaar beschikbare) MER-studie voor beide velden
in Barendrecht.
Het onderzoek is nog niet afgerond. De studie kan eventueel een rol spelen
bij de totstandkoming van het Masterplan voor Opslag en Transport, waarover
u in het voorjaar 2010 zult worden geïnformeerd.
De minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven