Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31371 nr. 304 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31371 nr. 304 |
Vastgesteld 11 januari 2010
Binnen de vaste commissie voor Financiën1, hebben enkele fracties behoefte over de brief van de minister van Financiën van 19 oktober 2009 inzake de stand van zaken m.b.t. de leenovereenkomst tussen IJsland en Nederland enkele vragen en opmerkingen voor te leggen (Kamerstuk 31 371, nr. 269).
De vragen en opmerkingen zijn op 12 november 2009 aan de minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 11 januari 2010 heeft de minister deze vragen beantwoord.
Hierna volgt eerst uitleg over de methodiek van de totale leenovereenkomst (oorspronkelijke leenovereenkomst van 5 juni 2009 en de aanvulling van 19 oktober 2009) om zo eventuele onduidelijkheden op voorhand te verhelderen. De antwoorden op de schriftelijke vragen en opmerkingen zijn na deze uitleg opgenomen.
IJsland heeft per 1 januari 2009 een hoofdsom van € 1 329 242 850 uitstaan bij de Nederlandse staat. Over deze schuld wordt per 1 januari 2009 5,55% rente berekend. In de overeenkomst is een aflossingsvrije periode van 7 jaar opgenomen. Hierdoor zal IJsland pas vanaf 6 juni 2016 moeten beginnen met het afbetalen van de schuld. Tot dat moment wordt er wel 5,55% samengestelde rente berekend over de schuld. Bij het bepalen van de hoogte van het rentepercentage, is uitgegaan van de Commercial Interest Reference Rates (CIRR) van de OESO. Als basis is de euro CIRR voor leningen met een looptijd langer dan 8,5 jaar waarbij het gemiddelde over het voorafgaande halfjaar tot aan het moment van het sluiten van de overeenkomst genomen. Vervolgens is hier een opslag voor het IJslandrisico aan toegevoegd. Het werkelijke IJslandrisico is overigens aanzienlijk hoger.
IJsland zal in de aflossingsvrije periode (2009–2016) wel aflossen op de hoofdsom met opbrengsten uit de boedel van Landsbanki. IJsland heeft steeds aangegeven te verwachten dat de opbrengst uit de boedel aanzienlijk zal zijn. In deze context is door IJsland – zoals door de SP in de onderhavige kamervragen gesteld – weleens een percentage van ongeveer 75% genoemd. Deze recovery rate is echter nog van vele factoren afhankelijk. Maar uitgaande van dit percentage en afhankelijk van het tempo waarmee IJsland de boedel van Landsbanki zal kunnen liquideren ontstaat er in juni 2016 een nieuwe hoofdsom die bestaat uit € 1 329 242 850 minus dat deel wat afgelost wordt uit de opbrengsten van de boedel van Landsbanki plus de opgebouwde samengestelde rente.
Op basis van deze nieuwe hoofdsom worden er vervolgens afbetalingen gedaan in 32 termijnen vanaf juni 2016, d.w.z. vier termijnen per jaar. Over deze hoofdsom wordt rente berekend die eveneens per kwartaal wordt betaald.
De daadwerkelijke aflossing per termijn wordt echter bepaald door een plafond van 2% van de cumulatieve groei van het IJslandse BBP in euro’s op jaarbasis. Deze cumulatieve groei wordt ieder kwartaal als volgt berekend:
Het uitgangsjaar is 2008. Voor het IJslandse BBP in euro’s is in de overeenkomst uitgegaan van € 11 495 000 000. Voor de afbetaling in een bepaald jaar wordt per afbetalingstermijn het verschil genomen tussen het BBP in euro’s in dat jaar en 2008. Van dit verschil wordt 2% genomen en dit is in principe het maximale bedrag dat IJsland per jaar kan aflossen1. Op grond van de leenovereenkomst is het IJsland toegestaan om te allen tijde boetevrij meer af te lossen.
Indien het bedrag onder het plafond lager is dan dat deel van de nieuwe hoofdsom plus de rente die IJsland over de hoofdsom per jaar moet betalen, betaalt IJsland altijd de rente, ook wanneer alleen al de rentebetalingen boven het plafond uitkomen. Dat deel van de aflossing op de hoofdsom dat niet onder het plafond past, wordt doorgeschoven naar de volgende termijn. In de volgende termijn ontstaat er hierdoor een aflossing die gelijk is aan het 1/32ste deel van de hoofdsom die er in juni 2016 stond plus de doorgeschoven restaflossing uit de vorige termijnen.
Wanneer in juni 2024 de 32 termijnen zijn bereikt en er nog steeds een schuld open staat, zullen de 32 termijnen verlengd worden tot 6 jaar. Zodra in 2030 de 56 termijnen zijn verstreken en er nog steeds een restschuld openstaat, zal de resterende schuld worden terugbetaald in vijf jaar. Deze twintig termijnen blijven zich herhalen totdat de totale schuld is afgelost. Het plafond van 2% van de cumulatieve groei blijft altijd van toepassing. Zodoende wordt zowel voldaan aan het Nederlandse uitgangspunt dat de volledige schuld inclusief alle rente wordt terugbetaald als aan het IJslandse uitgangspunt dat terugbetaling gebeurt naar de draagkracht van de IJslandse economie.
De antwoorden op de door uw kamer schriftelijk gestelde vragen volgen hieronder.
Vragen en opmerkingen en antwoorden
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de minister. Deze leden achten het in principe positief dat er een overeenkomst is gesloten. Deze leden vragen zich wel af of er niet meer kwantitatieve gegevens beschikbaar zijn over deze lening. Genoemde leden hebben dan ook de volgende vragen:
Klopt het dat de omvang van de schuld van IJsland aan Nederland op dit moment € 1,3 mld bedraagt?
Ja dat klopt. Om meer precies te zijn: de hoofdsom per 1 januari 2009 bedraagt € 1 329 242 850. Hier moet uiteraard de rente, die vanaf 1 januari in rekening wordt gebracht, maar die nog niet betaald hoeft te worden, bij gerekend worden.
Een deel van deze schuld zal verrekend kunnen worden met de opbrengst van de boedel van Landsbanki. Kan de minister een inschatting geven van de verwachte opbrengst van deze boedel? Kan deze opbrengst volledig gebruikt worden voor vermindering van de schuld aan IJsland?
De te realiseren opbrengst van de boedel zal worden verdeeld onder de crediteuren van de boedel (van Landsbanki). Voorrang hebben de preferente crediteuren. Daartoe behoren ook degenen die een deposito hadden bij Landsbanki.
Het proces van afwikkeling van de boedel van Landsbanki oud is gaande. Afgelopen november heeft een open creditors meeting plaatsgevonden in Reykjavik, waarbij de claims van Engelse en Nederlandse overheden zijn besproken. Deze vorderingen hebben op dit moment de preferente status verkregen van de Winding Up Board van Landsbanki en zijn voorlopig grotendeels geaccepteerd. Andere crediteuren van Landsbanki hebben echter bezwaar gemaakt tegen deze vorderingen en met name de daaraan toegekende preferentie. De daarmee verband houdende procedures zullen naar verwachting van de Winding Up Board binnen een jaar worden afgerond.
Een inschatting van de verwachte boedelopbrengst is op dit moment nog moeilijk te geven. In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat de afwikkeling een uiterst complex en langdurig traject is. Hoe lang dit traject zal duren, is van veel factoren afhankelijk en is dus niet goed te voorspellen. De IJslanders hebben de verwachting uitgesproken dat de boedelafwikkeling binnen de «grace period» van 7 jaar kan worden afgerond1. De mogelijkheid bestaat dat crediteuren tussentijds uitkeringen ontvangen.
Het is nog onduidelijk welk percentage van de vordering kan worden uitgekeerd (dit percentage is de zogenaamde recovery ratio). Net als voor de boedelopbrengst geldt, valt voor de recovery ratio op dit moment dus slecht te voorspellen wat de uiteindelijke hoogte daarvan zal zijn na afwikkeling. De leden van de fractie van de SP merken bij vraag 14 op dat gesproken wordt van een recovery ratio van 75%. Ik heb ook kennisgenomen van dat percentage, echter ik meen te moeten opmerken dat dit percentage met veel onzekerheden is omgeven zoals de ontwikkeling van de koers van de kroon en het bedrag dat uiteindelijk door Landsbanki New aan Landsbanki Old wordt betaald via het zogenoemde financieel instrument, de procedures die concurrente crediteuren hebben aangespannen met betrekking tot de preferente status van depositohouders en de beslissingen over de status van de vorderingen van alle overige crediteuren. Gemakshalve is bij het maken van een aantal voorbeeldberekeningen echter wel van voornoemd percentage uitgegaan.
De recovery ratio ziet op het gedeelte van de vordering dat alle depositohouders, (waaronder 100 000+-spaarders maar ook de Nederlandse medeoverheden) uit de boedel vergoed krijgen. Depositohouders hebben naar IJslands recht namelijk een preferente vordering. Als gevolg van deze preferentie krijgen concurrente crediteuren, zoals obligatiehouders, in deze berekeningen niets terug.
Zodra de leenovereenkomst van kracht wordt, zal de vordering ten bedrage van € 1 329 242 850 door DNB aan het IJslandse depositogarantiestelsel (TIF) worden overgedragen. TIF verkrijgt daarmee voor het bedrag van de Nederlandse (en de Engelse) lening een vordering op de boedel. Hoeveel uit de boedel naar TIF gaat, is afhankelijk van de recovery ratio. Dit laat echter onverlet de verplichting van TIF om het totale bedrag van 1,3 miljard euro terug te betalen aan Nederland. In hoeverre de afwikkeling van de boedel parallel zal lopen met het afbetalingsschema van TIF aan Nederland valt om redenen zoals hiervoor uiteengezet moeilijk te voorspellen.
Kan de minister een schema opstellen met de verwachte terugbetalingen van IJsland aan Nederland tot aan 2024? Kan de minister hierbij laten zien hoeveel rente er wordt betaald, alsmede hoeveel aflossing er plaatsvindt?
Zie de bijgevoegde bijlagen 2 tot en met 4 inzake het afbetalingsschema.2
Het BBP van IJsland bedroeg eind 2008 € 11,8 mld. Stel dat het BBP groeit met 2% per jaar dan zou het totaal van de aflossingen en de rente per jaar niet meer dan € 4,7 mln bedragen. Hoe verhoudt zich dit tot de verwachte terugbetalingen?
Tegen deze achtergrond vragen de leden van de CDA-fractie een overzicht van de verwachte ontwikkeling van het BBP en de groei van het BBP van IJsland tot aan 2024. De minister kan hierbij bijvoorbeeld uitgaan van een verwachte groei van het BBP van gemiddeld 2 en 3%. Kan de minister op deze wijze tevens inzichtelijk maken bij welke veronderstellingen de jaarlijkse rentebetalingen en aflossingen van de schuld niet hoger zijn dan 2% van de groei van het BBP? In hoeverre acht u deze veronderstellingen haalbaar en realistisch?
In de overeenkomst is een aflossingsvrije periode van 7 jaar opgenomen, waardoor IJsland pas vanaf 2016 hoeft te beginnen met het afbetalen van de schuld. Tot 2016 wordt er wel 5,55% rente over de schuld berekend.
In 2016 zal er een nieuwe hoofdsom tot stand komen. Deze hoofdsom zal bestaan uit de lening van € 1 329 242 850 plus de opgebouwde samengestelde rente minus dat deel wat afgelost wordt uit de opbrengsten van de boedel van Landsbanki. Uitgaande van de recovery rate zoals genoemd in vraag 14 van de SP bedraagt dit 75% van de oorspronkelijke hoofdsom zonder de samengestelde rente wat ongeveer neerkomt op een bedrag van € 996 miljoen.
Het plafond treedt pas in werking op het moment dat IJsland moet gaan aflossen, d.w.z. juni 2016. Voor het IJslandse BBP in euro’s in 2008 is in de overeenkomst uitgegaan van € 11 495 000 000. Er vanuit gaande dat de nominale groei 2% per jaar bedraagt tot en met 2016, zou in 2016 het IJslandse BBP € 13,46 miljard bedragen. Dit zou betekenen dat het plafond in 2016 uitkomt op € 39,4 miljoen (en dus niet de € 4,7 miljoen die u heeft verondersteld). De betaling voor 2016 (€ 99 264 721 aflossing op de hoofdsom plus € 44 073 536 rente) is € 143 338 2801. M.a.w. bij een veronderstelde nominale groei van 2% is het plafond in 2016 knellend waardoor de verwachte terugbetaling voor 2016 gemaximeerd is op € 39,4 miljoen. Het restant wordt doorgeschoven naar de volgende periode (zie ook vraag 4c).
Het IMF doet groeivoorspellingen van 5 jaar vooruit, op dit moment tot en met 2014. Er is bij de verwachte ontwikkeling van het IJslandse BBP in IJslandse Kronen uitgegaan van de prognose van het IMF tot 2014. In het basisscenario van het aflossingsschema wordt er vervolgens uitgegaan van 4% nominale groei per jaar vanaf 2014. Het slechtere scenario gaat uit van 3% nominale groei en het positieve scenario gaat uit van een nominale groei van 5%.
Zoals de verschillende scenario’s in de bijlage laten zien, knelt het plafond in de eerste jaren. Hierdoor zal IJsland naar verwachting in de eerste jaren niet de (volledige) voorziene aflossing doen. Wel zal IJsland altijd de rente betalen ongeacht de hoogte van het plafond.
Zoals het basisscenario (4 procent nominale groei) laat zien, is een grove schatting dat IJsland de schuld rond 2035 volledig zal hebben terugbetaald. Als de nominale groei 1 procent lager uitvalt, dan is de schuld in 2040 terugbetaald. Bij een 1 procent hogere groei is de schuld in 2030 terugbetaald. De Nederlandse staat is met deze leenovereenkomst te allen tijde ervan verzekerd dat de hele schuld inclusief alle rente volledig wordt afgelost.
Kan de minister een precies overzicht geven van de afspraken die IJsland met het Verenigd Koninkrijk heeft gemaakt?
De onderhandelingen met IJsland zijn gezamenlijk met de Britten gevoerd. Dit heeft geresulteerd in vergelijkbare leenovereenkomsten.
In de leenovereenkomst die IJsland met het Verenigd Koninkrijk heeft afgesloten zijn gelijke voorwaarden opgenomen met betrekking tot het rentepercentage, looptijd en grace period.
Op een beperkt aantal punten wijkt de leenovereenkomst van het Verenigd Koninkrijk af van de leenovereenkomst van Nederland:
1. De Britse leenovereenkomst luidt in pond sterling, de Nederlandse leenovereenkomst in euro’s.
2. De hoogte van de cap is in de Britse leenovereenkomst op 4% geplaatst ten opzichte van 2% in de Nederlandse leenovereenkomst. Dit houdt verband met de hoogte van de lening van NL en het VK. De Britse lening is voor een bedrag van (maximaal) £ 2, 3 miljard pond (dat is ongeveer 2,9 miljard euro). De Nederlandse lening bedraagt als gezegd ruim € 1,3 miljard.
3. In Nederland zijn de uitbetalingen aan depositohouders reeds geruime tijd afgerond. In de Nederlandse leenovereenkomst is daarom het definitieve bedrag van de lening opgenomen. In het Verenigd Koninkrijk waren ten tijde van de totstandkoming van de leenovereenkomst nog niet alle betalingen gedaan. In de Britse leenovereenkomst wordt daarom uitgegaan van een maximum bedrag van de lening.
4. Naast de leenovereenkomst is in het Verenigd Koninkrijk ook een Settlement Agreement afgesloten. Hierin zijn de voorwaarden opgenomen betreffende de uitbetalingen onder het depositogarantiestelsel. Gegeven het feit dat in Nederland reeds alle betalingen door DNB hebben plaatsgevonden bestond in de Nederlandse context geen noodzaak voor een dergelijke Settlement Agreement.
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie zich af wat de verwachting van de minister is dat de overeenkomst daadwerkelijk getekend zal worden door het IJslandse parlement. Wat is nu het vervolg? Wordt er in dat geval een protocol opgesteld? Kan de minister al aangeven hoe dit eruit komt te zien?
Inmiddels is duidelijk geworden dat het IJslandse parlement na zorgvuldige afweging heeft ingestemd met een wet waarin een staatsgarantie is opgenomen voor terugbetaling van de voorgeschoten gelden aan Nederland. Omdat echter de president van IJsland deze wet niet heeft bekrachtigd, is deze staatsgarantie nog niet onherroepelijk verleend. Om een definitieve bekrachtiging van de wel in werking getreden wet te bereiken, schrijft de IJslandse grondwet voor dat een referendum moet worden gehouden. De IJslandse regering heeft de organsiatie daarvan ter hand genomen en bovendien op 5 januari uitdrukkelijk verklaard vast te blijven houden aan de getekende overeenkomsten1.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA
De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief waarin de minister de nieuwe leenovereenkomst met IJsland schetst. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
Kan de minister een indicatie geven van de omvang van het bedrag dat uit de boedel van Landsbanki Old zal worden betaald? En hoe groot het restant dus is dat IJsland volgens de nieuwe overeenkomst zal betalen? Kan de minister aangeven hoe groot de schuld per IJslander aan Nederland is nadat uit de boedel van Landsbanki Old een deel is terugbetaald? Hoe groot is de schuld per IJslander als ook rekening wordt gehouden met de vorderingen van andere groepen uit Nederland, zoals de 100 000-plusspaarders?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van de tweede vraag van het CDA. Met betrekking tot de vraag omtrent de grootte van de schuld per IJslander is het volgende van belang. De schuld aan de Nederlandse staat van ca. 1,3 miljard euro zou een schuld per hoofd van de bevolking van ca. 4 300 euro betekenen. De daadwerkelijke lasten voor de IJslandse bevolking zullen echter significant lager uitvallen, nu de verwachting is dat een aanzienlijk deel van de schuld uit de boedel van Landsbanki zal kunnen worden voldaan. Om de schuld in het kader van de IJslandse welvaart te plaatsen, verwijs ik u naar de beantwoording op vraag 11 van de leden van de fractie van de PvdA. Vorderingen van andere groepen uit Nederland zoals de 100 000-plusspaarders, zijn niet van invloed op dit bedrag aangezien deze spaarders geen vordering hebben op de IJslandse staat maar een rechtstreekse vordering op de boedel waarvoor de IJslandse belastingbetalers niet zullen worden belast.
Kan de minister scenario’s geven van de BBP-ontwikkeling van IJsland tot 2024 en de daarbij behorende maximum terugbetalingen weergeven?
Is het waar dat de totale terugbetalingen niet hoger zijn dan 6% van de BBP-groei van IJsland vanaf 2008, zoals op de website van het IJslandse ministerie staat weergegeven? Komt dat op hetzelfde neer als de voorwaarde dat de jaarlijkse betaling in ieder geval niet het bedrag hoeft te overschrijden van 2% van de cumulatieve groei van het IJslandse BBP?
Aangezien het plafond op de afbetaling dat is opgenomen in de leenovereenkomst ervoor zorgt dat de hoogte van de afbetaling per jaar alsmede de snelheid van afbetaling uiterst onzeker zijn, is er een basisscenario gemaakt dat uitgaat van een nominale groei van 4%. Daarnaast zijn er twee alternatieve scenario’s weergegeven. Het slechtere scenario gaat uit van een nominale groei van 3% en het positieve scenario gaat uit van een nominale groei van 5%. Deze drie scenario’s treft u aan in de bijlage tezamen met de aannames en een kwalitatieve beschrijving van de scenario’s.
6% Van de cumulatieve groei van het BBP t.o.v. 2008 is voor het Verenigd Koninkrijk en Nederland samengenomen. Aangezien de claim van het VK ruim twee keer zo groot is als de claim van Nederland (£ 2 350 miljard € 2.9 miljard) is het plafond op de terugbetalingen aan het VK vastgesteld op 4% van de cumulatieve groei van het BBP. De vermelding van 6% van de cumulatieve groei van het BBP op de IJslandse website refereert zodoende naar het plafond op de claim van Nederland en het VK tezamen.
Voor de Nederlandse claim betekent dit dat IJsland per jaar niet meer dan een bedrag van 2% van de cumulatieve groei van het BBP hoeft terug te betalen waarbij het BBP van IJsland in 2008 als basisjaar wordt gebruikt.
Welke «provisions», zoals beschreven op diezelfde website, zijn overeengekomen met betrekking tot de bepaling van het BBP en de invloed van wisselkoersveranderingen?
In de overeenkomst is vastgelegd dat het IJslandse BBP wordt bepaald door de meest recente schatting die beschikbaar is voor het betreffende jaar en gepubliceerd is door het IMF in de World Economic Outlook (WEO).
Verder is in de overeenkomst vastgelegd dat voor de wisselkoers, die nodig is om het IJslandse BBP in kronen om te rekenen naar euro’s, het gemiddelde over het voorafgaande kwartaal van het dagelijks gemiddelde van de wisselkoers zoals gepubliceerd door de IJslandse Centrale Bank wordt genomen.
Indien deze wisselkoers op de betaaldata niet beschikbaar is bij de IJslandse Centrale Bank zullen er dagkoersen gebruikt worden van een bron waar zowel Nederland als IJsland zich in kan vinden.
Daarnaast is er een voorziening opgenomen voor het geval dat een of beide landen een andere valuta invoert dan de nu gebruikte valuta’s (kronen en euro’s). Indien beide landen dezelfde valuta hebben, zal het IJslands BBP niet langer omgerekend hoeven te worden en is de wisselkoers dus niet langer van toepassing. Wanneer IJsland of Nederland een andere valuta neemt, zullen beide partijen tot overeenstemming moeten komen over de te gebruiken bron voor het bepalen van de wisselkoers.
Op welke manier beïnvloeden de IJslandse schuld aan Nederland en de terugbetalingen de Nederlandse EMU-schuld en het EMU-saldo?
De EMU-schuld is opwaarts bijgesteld met 1,3 miljard euro ten gevolge van het voorschieten door de Nederlandse staat van de uitkeringen depositogarantiestelsel Icesave. Terugbetalingen door IJsland aan de Nederlandse staat zullen op het moment van de kasbetaling leiden tot een naar rato neerwaartse bijstelling van de EMU-schuld. Voor het EMU-saldo zijn er geen directe gevolgen. Zowel het voorschieten door de Nederlandse staat als het aflossen van de verplichtingen door IJsland dienen op basis van de Europese regels aangemerkt te worden als financiële transacties, en dus zijn er geen gevolgen voor het EMU-saldo.
Kan de minister de welvaart in Nederland en IJsland met elkaar vergelijken, uitgaande van een BBP per capita en levensverwachting? Is de minister van mening dat het uiteindelijke akkoord over terugbetaling voldoende rekening houdt met de omvang van IJsland en haar welvaart?
Het is moeilijk om «welvaart» in IJsland te vergelijken met welvaart in Nederland aangezien «welvaart» een subjectieve maatstaf is. Wel kan het BBP purchasing-power-parity (BBP PPP) per capita en de leeftijdsverwachtingen van beide landen vergeleken worden. De gemiddelde leeftijdsverwachting van IJsland ligt met 80.67 jaar boven de leeftijdsverwachting van Nederland (79.4 jaar).
De vergelijking van het BBP PPP per capita in dollars (bron IMF) tussen Nederland en IJsland laat zien dat IJsland in 2007 nog een hoger BBP PPP per capita had dan Nederland. Vanaf 2008 is het BBP PPP per capita in Nederland hoger dan in IJsland en de prognose is dat dit verschil oploopt in 2013 tot $ 4 054. In vergelijking met andere Europese landen (Duitsland, Frankrijk, Portugal, Verenigd Koninkrijk, Spanje, Finland en Zweden) is dit verschil in BBP PPP tussen Nederland en IJsland echter klein.
IJsland is weliswaar een klein land qua bevolking (ruim 300 000 inwoners), maar het is ook een relatief rijk land met een hoge welvaart. De schuld per capita die IJsland bij Nederland (en het VK) heeft, is weliswaar hoog voor een relatief klein land als IJsland, maar dit is niet de bepalende factor voor de vraag of het de welvaart van IJsland drukt. Belangrijker is of de schuld houdbaar is. Het IMF heeft aangegeven in de Debt Sustainability Analysis (DSA) dat hoewel de totale schuld voor IJsland hoog is, deze desalniettemin houdbaar is. De verwachting van het IMF tijdens de First Review van het SBA m.b.t. de ontwikkeling van de overheidsschuld (verwacht was in 2009 125% van het BBP), is op 14 december door het IMF naar beneden bijgesteld. Dit is het gevolg van lagere herkapitalisatiekosten van de banken. Wel zal het nodig zijn dat IJsland de belastingen verhoogt, maar hier is volgens het IMF ruimte voor door de belastingverlagingen van de afgelopen jaren ongedaan te maken. IJsland heeft op dit moment een personal income tax rate van 37,2% en de corporate tax rate bedraagt 15% t.o.v. een personal income tax rate en corporate tax rate in 2000 van respectievelijk 45% en 30%. Op basis van de analyse van het IMF ben ik van mening dat de leenovereenkomst, die IJsland toestaat om jaarlijks niet meer dan 2% van de cumulatieve groei af te lossen, ruimschoots voldoende rekening houdt met de capaciteit en welvaart van het land.
Is bekend wanneer het IJslandse parlement over dit aanvullend akkoord zal stemmen?
Inmiddels is bekend geworden dat het IJslandse parlement na zorgvuldige beraadslaging heeft ingestemd met een wet waarin een staatsgarantie is opgenomen voor de terugbetaling van de lening aan Nederland. Omdat deze wet nog niet bekrachtigd is, is deze staatsgarantie nog niet onherroepelijk verleend.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van 19 oktober jongstleden. Zij hebben daarover nog enkele vragen.
In de brief vermeldt u dat u de nadere voorwaarden die het IJslandse parlement aan de overeenkomst van afgelopen juni gesteld heeft, niet zonder meer acceptabel vindt. Kunt u aangeven wat er precies niet acceptabel was? U stelt verder dat er daarom nader overleg met IJsland heeft plaatsgevonden. U vermeldt echter niet of dat overleg tot wijzigingen heeft geleid waardoor de overeenkomst nu wel acceptabel is voor Nederland; het belangrijkste punt van het overleg is namelijk de limiet op de jaarlijkse terugbetalingen. Dat is een positief punt voor IJsland, niet zonder meer voor Nederland. De leden van de SP-fractie vragen de minister daarom aan te geven of de overeenkomst van juni inhoudelijk is aangepast ten voordele van Nederland en zo ja, op welke wijze en of de overeenkomst nu wel acceptabel is voor Nederland.
De belangrijkste voorwaarden van het IJslandse parlement waarmee ik niet akkoord kon gaan, was ten eerste dat er een einddatum opgenomen was. Dit kwam erop neer dat er in de overeenkomst niet was opgenomen wat er zou gebeuren indien er op 5 juni 2024 nog een bedrag van de schuld open zou staan. Hierdoor was Nederland er niet van verzekerd dat de volledige schuld plus rente terugbetaald zou worden. Ten tweede waren ook de rentebetalingen geplafonneerd. Indien het plafond lager was dan alleen al de rentebetalingen zou de rente slechts tot het plafond worden betaald. Op deze manier kon de schuld na 2016 verder oplopen.
Deze twee punten zijn in de huidige overeenkomst veranderd. Er is geen einddatum meer vastgesteld waarop de hele schuld afgelost moet zijn en een eventuele restschuld zou vervallen. De Nederlandse staat is verzekerd dat het de volledige schuld van IJsland inclusief rente terug krijgt doordat de looptijd na 2030 iedere keer met vijf jaar verlengd wordt indien de volledige schuld nog niet is afgelost. Daarnaast is nu overeengekomen dat de rente altijd betaald wordt ongeacht de hoogte van het plafond.
Daarnaast is het belangrijk dat het wetsvoorstel zoals dat op 30 december door het IJslandse parlement is aangenomen ondubbelzinnig duidelijk maakt dat – zoals overeengekomen in de leenovereenkomst – alle rechten en verplichtingen die uit de leenovereenkomst voortvloeien uitsluitend worden beheerst door Engels recht.
Een deel van de terugbetalingen moet uit de boedel van Landsbanki Old komen. De leden van de SP-fractie willen graag weten hoe het met de afwikkeling van deze boedel staat? Is deze al begonnen? Zo nee, wanneer gaat de afwikkeling beginnen? Is er al zicht op hoe lang de afwikkeling gaat duren?
De IJslandse centrale bank verwacht een zogenaamde «recovery ratio» van 75% op de bezittingen van Landsbanki. Deelt de minister deze verwachting of schat hij het percentage hoger of lager in? Betekent dit dat 75% van de schulden van Landsbanki uit de boedel betaald kunnen worden? Wat betekent dit concreet voor de 100 000-plusspaarders? Is er nog een gerede kans dat zij (een deel van) hun geld terug zien?
Hiervoor wordt verwezen naar het antwoord op de tweede vraag van het CDA en de eerste vraag van de PvdA. Daarnaast kan ik u vertellen dat de vorderingen van de 100 000-plusspaarders ook voorlopig als preferente vordering zijn geaccepteerd door de Winding Up Board. Dit betekent dat er een gerede kans bestaat dat zij uitgaande van een gunstige recovery ratio een aanzienlijk deel van hun geld terug zullen krijgen.
Het uitgangspunt van de minister is terugbetaling van het gehele bedrag aan schulden en rente. Eerder is een bedrag van € 1,3 mld genoemd. Is dit bedrag inclusief rente? Zo nee, wat is het totale bedrag dat IJsland terug moet betalen inclusief rente? Hoe hoog is het rentepercentage?
Nee, dit bedrag is niet inclusief rente. IJsland heeft een hoofdsom van € 1 329 242 850 aan schuld uitstaan bij de Nederlandse staat.
In de leenovereenkomst is een aflossingsvrije periode van 7 jaar opgenomen. Dit betekent dat tot juni 2016 de schuld oploopt met de samengestelde rente. In juni 2016 zal de schuld maximaal € 1,986 miljard bedragen, maar dit zal naar verwachting veel lager uitvallen. Uitgaande van een hoge recovery rate zoals voornoemd door de SP zal IJsland immers een aanzienlijk deel van de hoofdsom aflossen met de opbrengsten uit de boedel van Landsbanki.
Het rentepercentage is 5,55%.
De maximale aflossing is gelijk aan 2% cumulatieve groei van het BBP. De leden van de SP-fractie vragen zich af wat u hier precies mee bedoelt. Graag een nadere uitleg. Kunt u de maximale aflossing per jaar voor de jaren 2016–2024 met een getallenvoorbeeld illustreren uitgaande van BBP van $ 12 mld in 2016 en een gemiddelde groei van 2% in de jaren 2016–2024?
Zijn er al verwachtingen voor de economische groei voor de jaren 2016–2024? Zo ja, kunt u deze dan nader toelichten? Zo ja, kunt u het eerder gevraagde getallenvoorbeeld dan ook geven aan de hand van de verwachtte groeicijfers?
Op basis van de nieuwe hoofdsom die in 2016 tot stand is gekomen, worden afbetalingen gedaan in 32 termijnen, d.w.z. vier termijnen per jaar. De hoofdsom wordt gelijkelijk verdeeld over de 32 termijnen. De daadwerkelijke aflossing van de termijnen wordt echter bepaald door een plafond van 2% van de cumulatieve groei van het IJslandse BBP in euro’s op jaarbasis. Deze cumulatieve groei wordt als volgt berekend:
Het uitgangsjaar is 2008. Voor het IJslandse BBP in euro’s in 2008 is in de overeenkomst uitgegaan van € 11 495 000 000. Voor de afbetaling in het eerste jaar (t8 = 2016) wordt het verschil genomen tussen het BBP in euro’s in 2008 en 2016 (t8 – t0). Van dit verschil wordt 2% genomen (0.02*[t8 – t0])1.
Wanneer het bedrag onder het plafond niet voldoende is om alle kwartaal aflossingen op de hoofdsom plus de te betalen rente in een jaar te voldoen dan wordt door IJsland altijd de gehele rente over dat jaar betaald. De resterende aflossing op de hoofdsom die niet door IJsland wordt betaald, omdat het boven het plafond uitkomt, wordt doorgeschoven naar de volgende termijn.
Aangezien het plafond op de afbetaling dat is opgenomen in de leenovereenkomst ervoor zorgt dat de hoogte van de afbetaling per jaar alsmede de snelheid van afbetaling uiterst onzeker zijn, is er een basisscenario gemaakt dat uitgaat van een nominale groei van 4%. Daarnaast zijn er twee alternatieve scenario’s weergegeven. Het slechtere scenario gaat uit van een nominale groei van 3% en het positieve scenario gaat uit van een nominale groei van 5%. Deze drie scenario’s treft u aan in de bijlage tezamen met de aannames en een kwalitatieve beschrijving van de scenario’s.
Voor de periode 2016–2024 zijn er geen officiële verwachtingen voor de groeicijfers. Het IMF maakt voorspellingen tot 5 jaar vooruit, op dit moment tot 2014. In het basisscenario van het aflossingsschema worden tot en met 2014 de cijfers van het IMF gebruikt waarna het BBP cijfer van 2014 wordt doorgetrokken met een nominale groei van 4% per jaar het geen ongeveer overeenkomt met een 2% reële groei.
Als in 2024 nog niet alles is afgelost, zal wederom in reeds afgesproken termijnen worden afbetaald. De leden van de SP-fractie vragen zich af om hoeveel termijnen het dan gaat? Wederom om 8 jaren met elk 4 termijnen? Of gelden voor een eventueel restant andere afspraken? Zo ja welke?
Wanneer in juni 2024 de 32 termijnen zijn bereikt en er nog steeds een schuld open staat, zullen de 32 termijnen verlengd worden tot 56 termijnen, d.w.z. er komen na juni 2024 nog 24 termijnen bij. Dit betekent dat de overeenkomst met 6 jaar wordt verlengd. Zodra in 2030 de 56 termijnen zijn verstreken en er nog steeds een restschuld openstaat, zal de resterende schuld worden terugbetaald in twintig termijnen. Deze twintig termijnen blijven zich herhalen totdat de totale schuld is afgelost. Het plafond van 2% van de cumulatieve groei blijft altijd van toepassing.
Wanneer verwacht de minister een definitieve beslissing van het IJslandse parlement? Wat gaat de minister doen indien het IJslandse parlement wederom niet zonder meer toestemming geeft, of alleen bij voor Nederland ongunstige voorwaarden? Welke andere middelen heeft de minister om het geleende geld uiteindelijk terug te krijgen?
Voor de beantwoording wordt terugverwezen naar de beantwoording van vraag 6 en vraag 12.
De IJslandse premier heeft de Engelse premier Gordon Brown eind augustus uitgenodigd. De leden van de SP-fractie vragen zich af of de Nederlandse premier ook een dergelijke uitnodiging heeft gehad. Zo ja, welk gevolg is er aan deze uitnodiging gegeven?
De Nederlandse premier heeft, evenals premier Brown, eind augustus een brief ontvangen van de IJslandse premier. De brief maakt formeel melding van de goedkeuring van de staatsgarantie door het IJslandse parlement op 28 augustus 2009. De IJslandse premier vraagt NL en het VK begrip te hebben voor de zeer moeilijke omstandigheden waarin IJsland zich vanaf het najaar van 2008 bevindt. Zij toont zich bereidt om, indien behulpzaam, de kwestie in persoon te bespreken met de Nederlandse (en Britse) premier.
Op initiatief van Nederland hebben al op 2 september 2009 in Den Haag besprekingen op ambtelijk niveau plaatsgevonden tussen Nederland, het Verenigd Koninkrijk en IJsland. Na 2 september 2009 hebben nog een aantal vervolgbesprekingen plaatsgevonden.
Naast bespreking op ambtelijk niveau is er ook op ministerieel niveau contact geweest tussen Nederland en IJsland. Zo heeft de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken contact gehad met zijn IJslandse ambtgenoot. Zelf heb ik ook een aantal keer gesproken met mijn IJslandse collega.
Deze contacten hebben geresulteerd in de aangepaste leenovereenkomst die op 19 oktober 2009 is ondertekend. Er was tot dat moment dan ook geen directe aanleiding om een gesprek tussen de premiers te organiseren. Bij gelegenheid van de top van Kopenhagen hebben beide premiers elkaar wel ontmoet en gesproken over de voortgang van de wetgevende procedure in het IJslandse parlement. Na de weigering van de IJslandse president om de wet te bekrachtigen, heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen beide ministers van Financiën en beide premiers. Gegeven de gerezen uitzonderlijke situatie in IJsland kan dat in dit stadium natuurlijk nog niet tot een concrete oplossing leiden. Belangrijk is dat in beide gesprekken is bevestigd dat de IJslandse regering vasthoudt aan de getekende overeenkomsten.
In het debat naar aanleiding van de evaluatie Icesave van 24 en 25 juni jongstleden heeft de minister toegezegd terug te komen op de stand van zaken over de 100 000-plusspaarders. Kan de minister aangeven wat hij in de tussentijd concreet gedaan heeft voor deze groep spaarders?
Tijdens het Algemeen Overleg op 24 en 25 juni jl. over de evaluatie Icesave (Kamerstukken Tweede Kamer, kamerstukken 31 371, nr. 245) heb ik toegezegd in het najaar van 2009 uw Kamer te informeren over de stand zaken met betrekking tot de 100 000-plusspaarders van Icesave. Deze informatie treft u hierbij aan. Naar aanleiding van de déconfiture van Landsbanki zijn de spaarders bij het Nederlandse bijkantoor Icesave gecompenseerd tot een bedrag van maximaal 100 000 euro. Voor tegoeden boven dat bedrag geldt dat spaarders zelf voor hun belangen moeten opkomen en zich met hun vordering tot de boedel moeten wenden. Op het moment dat Landsbanki ten onder ging, waren de tegoeden van Nederlandse spaarders bij Icesave tot een bedrag van € 20 887 gedekt door het IJslandse depositogarantiestelsel en voor het meerdere tot € 40 000 voor 90% gedekt door het Nederlandse depositogarantiestelsel. Voor het meerdere gold – net zoals bij eerdere gevallen van déconfiture van een bank – geen garantie en was het aan spaarders zelf om zich te wenden tot de failliete boedel.
Gegeven de bijzondere omstandigheden heeft Nederland ten behoeve van alle spaarders het IJslandse depositogarantiefonds voorgefinancierd. Hierdoor konden spaarders op korte termijn over (een gedeelte van) hun spaartegoeden beschikken. Bovendien is de maximum uitkering van het Nederlandse depositogarantiestelsel met terugwerkende kracht verhoogd tot een bedrag van € 100 000. Hoe schrijnend ook individuele gevallen kunnen zijn, geldt hiermee dat de spaarders bij Icesave wezenlijk beter behandeld zijn, dan waar zij tevoren recht op hadden, dan wel hoe vergelijkbare gevallen in het verleden zijn behandeld.
Zoals hiervoor al gesteld, moet men zich met het deel van de vorderingen boven 100 000 euro tot de boedel wenden. Het is dus zeker in het belang van de 100 000-plusspaarders dat de verdeling van de boedel op een eerlijke en nette wijze plaatsvindt. Dit belang onderschrijf ik uiteraard ten volle. In de leenovereenkomst tussen TIF, de IJslandse Staat en de Nederlandse Staat is hierover opgenomen dat de IJslandse Staat geen actie zal ondernemen die ertoe leidt dat crediteuren worden behandeld in strijd met Europese en internationale beginselen voor de behandeling van crediteuren in een internationaal faillissement. In die zin heb ik ook met mijn IJslandse ambtgenoot gesproken. Concrete casussen zijn daarbij niet besproken omdat het daarbij gaat om een zaak voor de boedelafwikkeling.
Uiteraard is een goede kennis- en informatie uitwisseling over deze afwikkeling tussen de Nederlandse betrokkenen van belang. De landsadvocaat heeft hiertoe het afgelopen jaar een aantal initiatieven ontplooid waarbij ook de Nederlandse spaarders werden geïnformeerd over de stand van zaken rondom de boedelafwikkeling. Ook op fiscaal gebied zijn we in staat geweest om de 100 000-plusspaarders behulpzaam te zijn. Een voorbeeld hiervan is de vraag of deze spaarders recht hebben op hypotheekrenteaftrek, aangezien niet de volledige overwaarde kan worden geïnvesteerd in het nieuwe huis. De staatssecretaris van Financiën heeft in reactie op kamer vragen van de heer Tang (Aanhangsel Handelingen II 2008/09, nr. 1672) hierover aangegeven dat er onder omstandigheden toepassing kan worden gegeven aan de hardheidsclausule. Daarnaast hebben na voornoemd algemeen overleg op het ministerie van Financiën diverse gesprekken plaatsgevonden met een vertegenwoordiging van 100 000-plusspaarders.
Van de zijde van het ministerie is met de spaarders geïnventariseerd welke stappen er kunnen worden ondernomen door crediteuren die menen dat zij benadeeld zijn door de splitsing. Verder dan dat kan de betrokkenheid van de staat niet gaan bij acties door de 100 000-plusspaarders. Dat heb ik ook toegelicht aan mijn IJslandse collega in een brief. Overigens is de brief aan IJslandse parlementariërs, waarin de vertegenwoordiging van 100 000+-spaarders daags voorafgaand aan de parlementaire behandeling van de leenovereenkomst opriep tot verwerping van de leenovereenkomst, bepaald niet behulpzaam geweest.1 En hetzelfde geldt het beroep dat deze vertegenwoordiging gedaan heeft op president Grimsson om de wet niet te bekrachtigen2.
De 100 000+-spaarders verenigd in Icesaving stellen door de splitsing van Landsbanki in Landsbanki old en Landsbanki new gediscrimineerd te zijn omdat de spaarders van Landsbanki met een IJslandse spaarrekening zijn overgegaan naar Landsbanki new dat is «doorgestart». Dit in tegenstelling tot spaarders met een rekening buiten IJsland die zijn achtergebleven in Landsbanki oud dat momenteel wordt afgewikkeld. De vraag of dit het geval is, hangt sterk samen met een juridische duiding van wat er nu eigenlijk precies in IJsland is voorgevallen en wat daarbij van de IJslandse staat verwacht mocht worden. Het is belangrijk om te kijken of de genomen maatregelen adequaat en proportioneel waren. Gegeven de bijzonder ernstige situatie waar de IJslandse staat mee geconfronteerd werd, is een eenduidig antwoord hier bepaaldelijk niet zomaar te geven. Dit alles laat onverlet dat het de spaarders natuurlijk vrij staat om vragen over een eventuele discriminatie aan de rechter voor te leggen, de geëigende procedure daarvoor is via de Efta surveillance authority of anders via de IJslandse rechter. De 100 000-plusspaarders hebben eind september naar verluid een dergelijke klacht bij de Efta ingediend.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de leenovereenkomst tussen IJsland en Nederland en hebben de volgende vragen.
Een deel van het terug te betalen bedrag zal afkomstig zijn uit de boedel van Landsbanki. Kan de minister een inschatting maken van de grootte van het gehele bedrag dat voort zal komen uit de boedel van Landsbanki? Welk percentage van dit bedrag zal dan naar verwachting ten goede komen aan Nederland? De restantschuld betaalt IJsland in 32 gelijke termijnen terug (4 termijnen per jaar), te rekenen van 2016. De leden van de VVD-fractie vragen de minister te beargumenteren waarom is gekozen voor een betalingsmodel dat 32 termijnen behelst en start in 2016?
Voor beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording op de tweede vraag van het CDA en de eerste vraag van de PvdA.
Dat gekozen is voor een betalingsmodel van 32 termijnen verdeeld in kwartalen is op verzoek van IJsland gebeurd. Op deze wijze wordt de rente voor IJsland lager omdat de lening in stukken wordt afbetaald. Voor de zogenaamde «grace period» is gekozen omdat in IJsland werd ingeschat dat de volledige afwikkeling van de boedel 7 jaar in beslag zal nemen. Het uitgangspunt van de terugbetaling is dat in eerste instantie diegenen moeten betalen die de problemen hebben veroorzaakt. Dit betekent dus dat het bedrag in eerste instantie uit de boedel moet komen.
Om voor IJsland voldoende flexibiliteit te behouden is in de aanvullende overeenkomst afgesproken dat de jaarlijkse betaling van IJsland in elk geval niet het bedrag hoeft te overschrijden dat gelijk is aan 2% van de cumulatieve groei van het BBP van IJsland. Welke gemiddelde duurzame groei verwacht het IMF voor IJsland? Hoe luidt in dat (basis) scenario het aflossingsschema. En hoe ziet het aflossingsschema eruit bij een rooskleurige groei van gemiddeld 1% respectievelijk in de worst case scenario’s van – 1% ten opzichte van het basispad respectievelijk stagnatie en nulgroei?
Het IMF doet slechts groeivoorspellingen voor 5 jaar. Hieronder ziet u een overzicht van de door het IMF voorspelde nominale en reële groei van het IJslandse BBP tot en met 2014.
Aangezien het plafond op de afbetaling dat is opgenomen in de leenovereenkomst ervoor zorgt dat de hoogte van de afbetaling per jaar alsmede de snelheid van afbetaling uiterst onzeker zijn, is er een basisscenario gemaakt dat uitgaat van een nominale groei van 4%. Daarnaast zijn er twee alternatieve scenario’s weergegeven. Het slechtere scenario gaat uit van een nominale groei van 3% en het positieve scenario gaat uit van een nominale groei van 5%. Deze drie scenario’s treft u aan in de bijlage tezamen met de aannames en een kwalitatieve beschrijving van de scenario’s.
Indien het IJslandse BBP in euro’s vanaf 2016 gelijk is aan het BBP in euro’s in 2008, al dan niet doordat de wisselkoers ervoor zorgt dat het BBP in euro’s gelijk is aan het BBP in euro’s in 2008, zal de cumulatieve groei in euro’s gelijk zijn aan nul wat betekent dat IJsland alleen de rente betaalt en niets op de hoofdsom hoeft af te lossen.
Op het moment dat er duidelijkheid is over de besluitvorming in het IJslandse parlement zal de minister de Kamer hierover berichten. Wanneer wordt deze besluitvorming verwacht? Kan de minister een inschatting maken van het feit of deze nog voor de Kerst plaats zal vinden?
Voor de beantwoording wordt terugverwezen naar de beantwoording van vraag 6 en vraag 12.
IJsland heeft een vergelijkbare overeenkomst ook gesloten met het Verenigd Koninkrijk. Zijn er verschillen tussen de Nederlandse overeenkomst en die van het Verenigd Koninkrijk? Zo ja, graag ontvangen de leden van de VVD-fractie een overzicht waarin de verschillen tussen de overeenkomsten helder wordt weergegeven.
Voor beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 5.
Blijkens de brief van de minister van Financiën a.i. de dato 10-10-2008 (31 371, 18), heeft DNB de IJslandse toezichthouder respectievelijk de IJslandse regering aansprakelijk gesteld voor de ontstane situatie en de schade die uit het onvoldoende/niet adequate toezicht is voortgevloeid. Waarom heeft de minister, gelet op deze aansprakelijkheidsstelling en claim, een leenovereenkomst gemaakt voor louter de eerste € 20 887 van het IJslandse depositogarantiestelsel? Waarom heeft de minister niet samen met DNB en alle niet door het depositogarantiestelsel gegarandeerde spaarders het gehele bedrag van IJsland geclaimd en is met aanmerkelijk minder genoegen genomen?
Op grond van Europese regelgeving is iedere lidstaat van de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte (EER) verplicht om een garantie van minimaal € 20 000 te bieden op spaartegoeden. Als lid van de EER is IJsland aan deze richtlijn gebonden. Op grond van IJslandse wetgeving wordt minimaal een bedrag van € 20 887 vergoed.
Het depositogarantiestelsel is een belangrijke waarborg voor het vertrouwen in de financiële sector en draagt daarmee in belangrijke mate bij aan de stabiliteit van de financiële sector. Het was daarom van groot belang dat deze verplichting jegens spaarders gestand zou worden gedaan. Op het moment dat duidelijk werd dat het IJslandse depositogarantiefonds niet in staat zou zijn om spaarders de minimumgarantie te bieden, werd besloten om de verplichting van het IJslandse depositogarantiestelsel voor te financieren. Op deze wijze kon het overgrote deel van de Nederlandse spaarders voor het einde van 2008 over hun spaargeld beschikken.
De onderhandelingen die hebben geresulteerd in de leenovereenkomst zagen dan ook slechts op de verplichtingen die het IJslandse depositogarantiestelsel heeft op grond van Europese regelgeving.
De vraag of de IJslandse regering respectievelijk de IJslandse toezichthouder aansprakelijk is voor aanvullende schade kan niet op voorhand worden vastgesteld. In IJsland loopt op dit moment een parlementair onderzoek naar de gebeurtenissen van de crisis in IJsland. De resultaten van dit onderzoek worden begin 2010 verwacht. Ik wil op dit moment niet vooruitlopen op de uitkomsten van dit onderzoek.
Uiteraard hebben alle depositohouders en crediteuren het recht om deze vraag voor te leggen aan de IJslandse (en uiteindelijk de Europese) rechter.
Bovendien moet worden benadrukt dat spaarders naar verwachting nog een significant deel van hun spaartegoed terug zullen krijgen uit de boedel van Landsbanki indien de voornoemde recovery rate van 75% zoals genoemd in de beantwoording bij vraag 2 van het CDA wordt bereikt.
Het is voor de leden van de VVD-fractie op dit moment onduidelijk wat de gevolgen zijn van de lening op de boedelafwikkeling van Landsbanki Old. De lening is verstrekt aan IJsland voor het IJslandse depositogarantiefonds. De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat op dit moment de mogelijkheden om dit fonds een superpreferente status te geven wordt onderzocht. Klopt dit? Zo ja, kan de minister aangeven wat de gevolgen van een dergelijke superpreferentie zal zijn voor overige schuldeisers in de boedel?
Wordt de rente die wordt gerekend over het geleende bedrag ook ten laste gelegd van de boedel van Landsbanki Old?
De Winding Up Board (de WuB) heeft nog geen uitspraak gedaan over de status van de vordering van TIF. Deze uitspraak wordt verwacht op de volgende creditors meeting van 24 februari 2010. Over een mogelijke superpreferente status van TIF wordt gespeculeerd, echter het IJslands recht lijkt hier volgens de meeste experts geen basis voor te hebben. In het geval de Winding Up Board TIF wel een superpreferente status verleent, zal bezwaar tegen deze beslissing moeten worden gemaakt, om zodoende de pari-passu clausule van de leenovereenkomst in werking te laten treden.
Deze clausule regelt dat TIF aan DNB moet bijbetalen in het geval TIF een superpreferente status verkrijgt. Hiervoor moet DNB of een van de andere crediteuren van Landsbanki wel in bezwaar gaan tegen een eventuele positieve beslissing van de Winding Up Board omtrent superpreferentie voor TIF. Wat de gevolgen zijn van een dergelijke superpreferentie voor de boedel, is op dit moment nog moeilijk te overzien aangezien de waardering van de boedel en verder behandeling van vorderingen nog in volle gang is. Wel kan gesteld worden dat andere partijen dan minder geld op hun vorderingen terug zullen krijgen.
De rente uit de leenovereenkomst tussen Nederland en IJsland die over het geleende bedrag wordt gerekend wordt niet ten laste gelegd van de boedel aangezien dit geen vordering op Landsbanki betreft, maar een vordering op TIF die wordt gegarandeerd door IJsland. Overigens heeft DNB wel andere (wettelijke) rentes geclaimd bij haar vordering op de boedel van Landsbanki Old.
De leden van de VVD-fractie vragen de minister helderheid te verschaffen over de invloed die de wisselkoersen hebben op de afwikkeling van de boedel van Landsbanki. De onderhavige leenovereenkomst is gesloten in euro’s. Klopt het dat de overige schuldeisers hun bedrag in Kronen terug zullen krijgen (als ze überhaupt iets terug zullen krijgen)? Een tijd geleden is de Kroon, naar aanleiding van een sterke waardedaling ten opzichte van de euro, gekoppeld aan de euro. Is dit houdbaar? Zal het verlies als gevolg van de waardedaling van de Kroon en de daaropvolgende koppeling aan de euro bij eventuele terugbetaling voor rekening komen van de overige schuldeisers? Kan de minister een inschatting maken van het totale bedrag dat op dit moment voor de overige schuldeisers verloren is gegaan als gevolg van deze waardedaling van de Kroon?
Met betrekking tot de uitbetalingen van de boedel is het zo geregeld dat vorderingen die door crediteuren van Landsbanki in euro’s bij de WuB zijn ingediend zijn omgerekend naar IJslandse kronen. Daarbij is de koers van 22 april 2009 gehanteerd. Als gevolg van bovenstaande regeling ligt het wisselkoersrisico t.o.v. de IJslandse Kroon over de periode tussen indiening en uitdeling in principe bij de crediteuren. De consequenties voor het uitkeringspercentage zijn op voorhand echter lastig in te schatten, aangezien de afwikkeling van de boedel van Landsbanki nog een behoorlijk lange tijd in beslag kan nemen en de wisselkoers zich in die periode zowel naar boven als naar beneden kan bewegen. Bovendien bestaat de boedel voor een deel uit activa in buitenlandse valuta. Als de kroon daalt ten opzichte van de euro is de opbrengst van deze activa in kronen hoger.
In het AO van 24 en 25 juni jl. heeft de minister, na een Kamerbreed verzoek, aangegeven in overleg te willen treden met de 100 000-plusspaarders om te kijken wat hij kan betekenen voor deze groep gedupeerden. De leden van de VVD-fractie willen precies weten welke gesprekken de minister van Financiën heeft gevoerd met deze groep gedupeerden; welke hulp van de Nederlandse regering is gevraagd en wat is aangeboden; en wat heeft de minister van Financien uiteindelijk voor de groep betekend en wat zal hij nog betekenen. Heeft de minister op enigerlei wijze op ministerieel niveau contact gehad met IJsland over deze groep gedupeerden? Zo neen, waarom niet, zo ja, wat is er besproken?
Voor beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording van de achtste vraag van de SP-fractie.
Daarbij merk ik nog op dat na bedoeld AO een reeks van gesprekken heeft plaatsgevonden waarin van de zijde van de vertegenwoordiging van de 100 000-plusspaarders is aangedrongen op compensatie door de Nederlandse staat dan wel het voeren van een gerechtelijke procedure. Zoals hiervoor al is uiteengezet, ben ik van mening dat van verdere compensatie dan de verhoging van de DGS-grens naar 100 000 euro geen sprake kan zijn. Het staat partijen wel vrij om indien zij dat nodig achten de gang naar de rechter te maken, echter daarbij ligt geen directe betrokkenheid voor de staat in de rede. Wel hebben de specialisten van de landsadvocaat de 100 000-plusspaarders uitgebreid geïnformeerd over het juridisch kader terzake.
Kan de minister ingaan op de klacht dat het gelijkheidsbeginsel door IJsland is geschonden omdat IJslandse spaarders naar verluidt zouden zijn «gered» door Landsbanki New en de buitenlandse spaarders in het failliete Landsbanki Old als gedupeerden zijn achtergebleven. Wat betekent dit Europees rechtelijk en wat betekent dit in financiële zin voor beide groepen van spaarders.
Voor beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording van achtste vraag van de SP-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het schrijven van de minister van 19 oktober. Wel resten er nog een groot aantal vragen.
Allereerst zijn de leden van de fractie van GroenLinks geïnteresseerd in de meest recente raming van het percentage van de voorgeschoten € 1,3 mild dat middels deze overeenkomst terug zal komen. Dit mede gelet op het feit dat in een eerder stadium het volledige bedrag al is opgenomen in de rijksbegroting, terwijl de overeenkomst tot terugbetaling zoals de minister ook nu meldt nog niet geratificeerd is door het IJslandse parlement. Hoe wordt de eventuele restschuld van IJsland in 2024 nu gewaardeerd? En wat is de waardering van de restschuld na 2030?
De Nederlandse staat gaat ervan uit dat de hele schuld inclusief alle rente volledig afgelost wordt. Op de Rijksbegroting zijn de ontvangsten nog niet opgenomen. Op de staatsbalans ultimo 2008 is de vordering op IJsland geactiveerd tegen de nominale waarde van 1,3 miljard euro. Waardering tegen nominale waarde is voorgeschreven in het ESR 1995, de methode waarop de staatsbalans wordt samengesteld. Eventuele restschulden dienen op dezelfde manier geactiveerd te worden op de staatsbalans.
Daarbij vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich af tot in hoeverre de minister de last van de schuld aan het Verenigd Koninkrijk en ons land draagbaar acht voor IJsland. Immers wanneer de terugbetaling aan Nederland daadwerkelijk op 2% van het BBP zou uitkomen en de terugbetaling aan het Verenigd Koninkrijk van gelijke orde zou zijn, kan de druk van de buitenlandse schulden gemakkelijk meer dan 10% van de overheidsbegroting van IJsland bedragen. Mede gelet op het feit dat de staatsschuld van het eiland door de crisis ruim over de 100% BBP is geschoten, is het zeer goed mogelijk dat de ontwikkeling van de IJslandse economie in het gedrang komt. Daar komt nog eens bij dat de IJslandse munteenheid sterk is gedevalueerd en er buiten deze schulden om nog vele schulden op het eiland bestaan genomineerd in vreemde valuta. Graag ontvangen wij een reactie van de minister; Wat zijn de verwachtingen van de minister van de ontwikkeling van de IJslandse economie gegeven de schuldenlast?
Zie het antwoord op vraag 11. Overigens wordt het plafond niet berekend door 2% van het BBP te nemen, maar door 2% van de cumulatieve groei van het BBP in euro’s te nemen. Zie ook het antwoord op vraag 16.
Het IMF geeft in de DSA aan dat de schuld van IJsland houdbaar is, mits de overheid een aantal door haar reeds aangekondigde beleidsveranderingen implementeert. Ik ben van mening dat indien IJsland het IMF programma volgt en de daarmee gepaard gaande financiële hulp (IMF, Nordics en andere) ontvangt, de economie op niet al te lange termijn weer op peil zal zijn. Bovendien bestaat een groot deel van de totale schuld van IJsland uit corporate debt. Wanneer deze schuld geherstructureerd wordt, zal naar verwachting de schuldomvang van IJsland aanzienlijk dalen.
Daarnaast zijn genoemde leden erg benieuwd hoe er wordt omgegaan met de eventuele restschuld in 2024, zeker wanneer zou blijken dat er op dat moment nog een grote som open staat. Zijn er dan wellicht ook andere mogelijkheden waarop de schuld voldaan kan worden? De leden van de GroenLinks-fractie zouden bijvoorbeeld de suggestie aan de hand willen doen om te participeren in de vele mogelijkheden die het land heeft wat betreft de winning van duurzame energie. Is dat wellicht zelfs in een eerder stadium al mogelijk?
Zie het antwoord op vraag 17. Andere mogelijkheden om de schuld af te lossen zijn in de leenovereenkomst niet opgenomen.
Tot slot zijn de leden van de fractie van GroenLinks erg benieuwd welk deel van de schuld van IJsland nog teruggehaald kan worden uit de boedel van Landsbanki? Zou daarbij aangegeven worden hoe deze schattingen tot stand komen?
Voor beantwoording van deze vraag, wordt verwezen naar de beantwoording van de tweede vraag van het CDA en de eerste vraag van de PvdA.
Samenstelling:
Leden: De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Dijck (PVV), Luijben (SP), Spekman (PvdA), Cramer (CU), Kalma (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Sap (GL), Van der Burg (VVD), Irrgang (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Ten Hoopen, (CDA), ondervoorzitter, Van der Vlies, (SGP), Van Haersma Buma, (CDA), Blok (VVD), voorzitter, Linhard (PvdA), Bashir (SP) en Weekers (VVD).
Plv. leden: Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), De Roon (PVV), Ulenbelt (SP), Heerts (PvdA), Anker (CU), Van der Veen (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP), Smilde (CDA), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Vendrik (GL), Nicolaï (VVD), Kant (SP), Elias (VVD), Pieper (CDA), Van der Staaij (SGP), De Vries (CDA), Remkes (VVD), Smeets (PvdA), Van Gerven (SP), Aptroot (VVD).
Aangezien IJsland in 2016 niet een heel jaar aflost, maar pas begint met aflossen vanaf juni 2016 geldt er voor 2016 een plafond van 1% van de cumulatieve groei van het BBP.
Zie voor een toelichting op de grace period het antwoord op vraag 5 van de leden van de fractie van het CDA.
In dit antwoord wordt uitgegaan dat 2016 een heel jaar is. Dit is in werkelijkheid niet zo aangezien IJsland pas moet beginnen met afbetalen in juni 2016. In 2016 wordt er in werkelijkheid zodoende maar een half jaar afgelost. Dit antwoord wijkt dan ook af van de gegevens die u in het basisscenario aantreft.
Zie bijvoorbeeld www.iceland.org: «Icelandic Government prepares to submit the Icesave legislation for approval by national referendum and remains fully committed to honor Iceland’s obligations with respect to depositor’s insurance».
In deze brief is door de vertegenwoordiging van de 100 000-plusspaarders een voorstel gedaan voor een voor hen veel gunstigere regeling, inhoudende volledige compensatie voor alle crediteuren, die weliswaar voor IJsland niet nadelig zou zijn vanwege het veel lagere rentepercentage, maar gezien dat lage percentage voor de Nederlandse begroting zeer ongunstig zou uitpakken waardoor de Nederlandse belastingbetalers indirect ook voor deze schulden zou moeten opdraaien.
Zie www.nu.nl, bericht van 4 januari 2010: «Icesave-spaarders willen gesprek met president IJsland».
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31371-304.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.