31 371
Kredietcrisis

nr. 269
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 oktober 2009

Graag informeer ik u over de laatste stand van zaken met betrekking tot de leenovereenkomst tussen IJsland en Nederland.

Op 5 juni jongstleden is door Nederland met IJsland een overeenkomst gesloten, waarover ik u op 10 juni jongstleden heb geïnformeerd (Kamerstukken II 2008/09, 31 371, nr. 204). Om deze overeenkomst in werking te kunnen laten treden, was het noodzakelijk dat het IJslandse parlement zou instemmen met de afgesproken staatsgarantie. Op 28 augustus jongstleden heeft het IJslandse parlement het besluit genomen om een partiële staatsgarantie te verlenen. Partieel, omdat het IJslandse parlement voorwaarden aan de staatsgarantie verbond.

Na bestudering van deze voorwaarden zijn wij tot de conclusie gekomen dat deze voor Nederland niet zonder meer acceptabel zijn. Belangrijkste reden hiervoor was dat in onze optiek onvoldoende gegarandeerd zou worden dat de gehele schuld inclusief rente door IJsland zou worden terugbetaald. Tegelijkertijd kunnen we wel begrip opbrengen voor de wens van het IJslandse parlement om voldoende financiële armslag te houden.

Dit was voor ons aanleiding om met IJsland in gesprek te gaan. De afgelopen weken is hard gewerkt aan een aanvulling op de overeenkomst van 5 juni jongstleden. Deze aanvullende overeenkomst doet zoveel mogelijk recht aan de wensen van het IJslandse parlement. Tegelijkertijd is vastgehouden aan het uitgangspunt dat Nederland het gehele bedrag van de lening inclusief rente terugbetaald krijgt.

Inhoudelijk is het meest belangrijke punt in de aanvullende overeenkomst de opname van een zogenoemde limiet op de jaarlijkse terugbetalingen door IJsland aan Nederland.

Terugbetaling van de lening werkt als volgt. Een deel van het terug te betalen bedrag zal afkomstig zijn uit de boedel van Landsbanki Old. De restantschuld betaalt IJsland in 32 gelijke termijnen terug (4 termijnen per jaar), te rekenen vanaf 2016. Dit betekent dat in beginsel de schuld in 2024 zal zijn afgelost. Om voor IJsland voldoende flexibiliteit te behouden is in de aanvullende overeenkomst afgesproken dat de jaarlijkse betaling van IJsland in elk geval niet het bedrag hoeft te overschrijden dat gelijk is aan 2% van de cumulatieve groei van het Bruto Binnenlands Product van IJsland.

Zou IJsland een aantal jaren van weinig groei van het Bruto Binnenlands Product kennen, dan kan dit tot gevolg hebben dat in 2024 niet de gehele schuld inclusief rente is terugbetaald. Een eventuele restantschuld in 2024 zal door IJsland dan wederom in reeds afgesproken termijnen worden afbetaald.

Vandaag is de aanvullende overeenkomst door Nederland en IJsland ondertekend. Tegelijkertijd is vandaag ook een goedkeuringswet ingediend bij het IJslandse parlement. In deze wet wordt de eerder afgegeven partiële staatsgarantie in lijn gebracht met de aanvullende overeenkomst die vandaag is gesloten. Pas na positieve besluitvorming in het IJslandse parlement over deze goedkeuringswet, zal een afdoende staatsgarantie zijn verkregen. Pas dan zullen ook de overeenkomst van 5 juni jongstleden en de aanvulling daarop die vandaag ondertekend is, in werking treden.

Op het moment dat er duidelijkheid is over de besluitvorming in het IJslandse parlement zullen wij u daarover berichten. In die brief zal ik dan ook ingaan op de andere toezeggingen die ik heb gedaan in het Algemeen Overleg van eind juni.

Een vergelijkbare overeenkomst als met Nederland heeft IJsland ook gesloten met het Verenigd Koninkrijk.

De minister van Financiën,

W. J. Bos

Naar boven