nr. 213
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juni 2009
De vaste Kamercommissie voor Financiën heeft aangegeven graag een
openbaar gesprek te voeren met de Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit
Financiële Markten (de AFM) over de door hen gepubliceerde principes
voor beheerst beloningsbeleid in de financiële sector (2009D24168). Voorts
heeft de commissie aangegeven met belangstelling uit te kijken naar het advies
van DNB en de AFM over het rapport van de commissie Maas. Bij brief van 19 mei
2009 heeft u mij verzocht toestemming te verlenen voor het voeren van het
openbaar gesprek met beide toezichthouders over de principes en de Kamer het
advies van DNB en de AFM over het rapport van de commissie Maas toe te sturen.
Uit deze brief leid ik tevens af dat de commissie voornemens is het rapport
van de commissie Maas in dit openbaar gesprek met DNB en de AFM te betrekken.
Voor wat betreft het verzochte openbaar gesprek over de principes van
de toezichthouders voor beheerst beloningsbeleid merk ik, mede namens de minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, op hiertegen geen bezwaar te hebben
voor zover het gesprek ertoe strekt de heer Wellink en de heer Hoogervorst
als deskundige op technische aspecten te bevragen. Overigens zal het u genoegzaam
bekend zijn dat DNB, evenals de AFM, gehouden is aan de geheimhoudingsplicht,
neergelegd in de artikelen 1:89 tot en met 1:93 van de Wet op het financieel
toezicht, en voortvloeiend uit Europese richtlijnen. Als gevolg daarvan kunnen
de heer Wellink en de heer Hoogervorst geen mededeling(en) doen over vertrouwelijke
gegevens die betrekking hebben op het toezicht op individuele financiële
ondernemingen.
Voor wat betreft het voornemen om het rapport van de commissie Maas bij
dit openbaar gesprek te betrekken merk ik op dat een dergelijk gesprek niet
voor de hand ligt. Zoals ik u in mijn brief van 23 april 2009 (Kamerstuk
31 371, nr. 171) heb bericht, brengt het beginsel van de ministeriële
verantwoordelijkheid met zich mee dat de minister het aanspreekpunt is voor
Kamerleden.
In lijn daarmee heb ik de toezichthouders verzocht om advies over het
rapport van de commissie Maas en zal ik u, zodra ik de adviezen van de toezichthouders
heb ontvangen, van de bevindingen hiervan op de hoogte brengen. Het ligt voor
de hand om eventuele vragen over het rapport van de commissie Maas tot mij
te richten. Mede gelet hierop vertrouw ik er op dat tijdens het openbaar gesprek
met de toezichthouders niet zal worden ingegaan op het rapport Maas.
Een kopie van deze brief zend ik aan de president van DNB en de bestuursvoorzitter
van de AFM.
De minister van Financiën,
W. J. Bos