nr. 204
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juni 2009
Graag wil ik u inlichten over het resultaat van de onderhandelingen over
de voorwaarden van de leenovereenkomst tussen IJsland en Nederland. Om dit
resultaat in de juiste context te kunnen plaatsen wil ik ook de «spelregels»
waaraan voldaan moest worden in herinnering roepen.
Op 7 oktober 2008 werd bekendgemaakt dat de IJslandse bank Landsbanki
onder overheidscuratele was gesteld in IJsland. Op basis van de Richtlijn
inzake depositogarantiestelsels hebben depositohouders in het geval dat een
bank niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen recht op vergoeding van
het in de richtlijn genoemde minimumbedrag. Op het moment van de val van Landsbanki
moest op grond van deze richtlijn per depositohouder een minimumbedrag van € 20 000
worden gegarandeerd door alle Europese lidstaten en lidstaten die lid waren
van de Europese Economische Ruimte, waaronder ook IJsland. Op grond van IJslandse
wetgeving die op deze richtlijn was gebaseerd werd door IJsland een bedrag
van € 20 887 gegarandeerd. Deze garantie was tevens van toepassing
op tegoeden aangehouden bij het bijkantoor van Landsbanki in Nederland. De
uitvoering van deze Europese verplichting is in IJsland neergelegd bij het
IJslandse depositogarantiefonds.
IJsland kon op dat moment echter niet aan deze verplichting voldoen. Naast
de door IJsland gegarandeerde € 20 887, garandeerde het Nederlandse
depositogarantiestelsel op dat moment 90% van het meerdere per depositohouder
tot een maximum van € 40 000. Na afloop van de Ecofinraad van
7 oktober 2008 heb ik aangekondigd dat de dekking van het Nederlandse
depositogarantiestelsel verhoogd zou worden tot € 100 000.
Verder heb ik aangegeven dat ik mij in zou spannen om ook een oplossing te
vinden voor het IJslandse deel van de garantie. Omdat ik het onwenselijk vond
dat Nederlandse spaarders lang in onzekerheid zouden moeten verkeren over
de terugbetaling van hun tegoeden, heb ik besloten om IJsland steun te bieden
om aan haar verplichting te kunnen voldoen door een lening van € 1,3
miljard te verstrekken. Met deze lening is inmiddels aan alle depositohouders
die onder de dekking van het IJslandse depositogarantiestelsel
vallen de eerste € 20 887 uitbetaald. Overigens is tegelijkertijd
ook de topping up tot € 100 000 uitbetaald. Al deze betalingen
zijn gedaan door De Nederlandsche Bank.
Over de uitwerking van de leenovereenkomst voor de door IJsland gegarandeerde
eerste € 20 887 hebben IJsland en Nederland de afgelopen maanden
onderhandeld. Op vrijdag 5 juni jongstleden is tussen Nederland en IJsland
overeenstemming bereikt over de definitieve voorwaarden van de leenovereenkomst.
Met deze brief wil ik u hierover informeren.
In de leenovereenkomst is vastgelegd dat IJsland vijftien jaar de tijd
krijgt om het volledige bedrag aan Nederland terug te betalen. Uitgangspunt
voor IJsland was dat deze lening in principe moet worden terugbetaald door
degene die de problemen heeft veroorzaakt, namelijk Landsbanki zelf. Daarom
is afgesproken dat gedurende de eerste zeven jaar van de lening de terugbetaling
wordt gefinancierd uit gelden die het IJslandse depositogarantiefonds ontvangt
uit de boedel van (old) Landsbanki. Voor het gedeelte van de lening dat na
betaling uit de boedel overblijft, stelt de IJslandse staat zich garant. Het
hele bedrag van ongeveer € 1.3 miljard, vermeerderd met de rente,
is dan uiterlijk in 2024 terugbetaald.
De overeenkomst bepaalt tevens dat IJsland geen acties zal ondernemen
die nadelig zijn voor de behandeling van andere schuldeisers van Landsbanki.
Tegoeden uit de boedel van (old) Landsbanki dienen, waar zij zich ook bevinden,
ten goede te komen aan alle schuldeisers van Landsbanki. Mede omdat er zowel
in IJsland als in Engeland en Nederland nog bezittingen aanwezig zijn, is
de verwachting dat uit de boedel uiteindelijk een significant deel van iedere
(restant)vordering van depositohouders, die naar IJslands recht een preferente
positie hebben, kan worden voldaan. In Nederland is dit van belang voor de
depositohouders die meer dan € 100 000 bij Landsbanki Nederland
hadden staan (waaronder ook de decentrale overheden). Ook voor de vorderingen
die de Nederlandse staat en de Nederlandse banken nog hebben op grond van
de uitbetalingen in het kader van het Nederlandse depositogarantiestelsel
is belangrijk dat er nog een substantieel bedrag uit de boedel komt.
Deze week verscheen in de pers een bericht van gedupeerde spaarders dat
in de overeenkomst die Nederland met IJsland heeft bereikt, onvoldoende rekening
zou zijn gehouden met de belangen van spaarders die niet volledig zijn gecompenseerd
onder het IJslandse – en Nederlandse depositogarantiestelsel. Zoals
ik in deze brief ook heb aangegeven heeft de overheid echter wel degelijk
de belangen van alle Icesave spaarders behartigd. Naast de snelle uitbetaling
onder het IJslandse – en Nederlandse- depositogarantiestelsel (incl.
topping-up tot € 100 000) heeft Nederland bovendien met de
IJslandse regering afgesproken dat IJsland geen acties mag ondernemen die
crediteuren benadelen. Verder moet niet worden vergeten dat spaarders ook
een eigen verantwoordelijkheid hebben bij het wegzetten van hun spaargeld.
Ten slotte is vermeldenswaard dat de onderhandelingen met IJsland gezamenlijk
met het Verenigd Koninkrijk hebben plaatsgevonden. Het Verenigd Koninkrijk
heeft een nagenoeg identieke regeling getroffen.
De minister van Financiën,
W. J. Bos