31 322 Kinderopvang

Nr. 279 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2015

In deze brief informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), over de verdere uitwerking van de harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang, zoals aangekondigd in het kabinetsplan «Een betere basis voor peuters»1. Het doel van de harmonisatie is om verschillen tussen peuterspeelzalen en kinderopvang weg te nemen en te zorgen voor een betere afstemming tussen kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en onderwijs. De harmonisatie van voorschoolse voorzieningen berust op drie pijlers, namelijk het versterken van de pedagogische kwaliteit, één kwaliteitskader voor peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en één financieringsstructuur voor werkende ouders.

Ten aanzien van de gelijkschakeling van de kwaliteitseisen, zijn de eerste stappen inmiddels gezet. De eisen aan de beroepskracht-kindratio, het vierogenprincipe en de eisen aan het pedagogisch beleidsplan zijn dit jaar voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang gelijk getrokken. De verdere gelijkschakeling loopt mee in de brede herijking van de huidige set kwaliteitseisen in het project Het Nieuwe Toezicht.2 Dit leidt ertoe dat het wettelijke onderscheid tussen deze voorzieningen verdwijnt. Het kabinet wil doorgaan met de harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang en hierover met deze brief duidelijkheid geven. Ondernemers, beroepskrachten, ouders en gemeenten willen weten wat er gaat veranderen en moeten zich daarop kunnen voorbereiden.

U treft eerst een toelichting aan omtrent de financieringsstructuur voor werkende ouders. In de tweede paragraaf ga ik in op het implementatietraject waarmee peuterspeelzalen worden voorbereid op de veranderingen. Tot slot komt de inzet op het versterken van de pedagogische opdracht aan bod.

1. Eén financieringsstructuur voor werkende ouders

U bent met de brief «Een betere basis voor peuters» geïnformeerd over het voornemen om de financiering voor werkende ouders die gebruikmaken van kinderopvang en van peuterspeelzalen gelijk te schakelen. Het gelijktrekken van de financieringsstructuur stimuleert een eerlijker speelveld tussen kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Werkende ouders kunnen straks kinderopvangtoeslag aanvragen voor opvang in een voorschoolse voorziening van hun keuze. Op dit moment kunnen werkende ouders alleen kinderopvangtoeslag aanvragen voor kinderopvang.

In het voorjaar van 2016 zal ik een wetsvoorstel voor de harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk aan uw Kamer voorleggen. Met dit wetsvoorstel sluit ik aan bij de beweging die in veel gemeenten al gaande is: peuterspeelzalen zijn daar omgevormd tot kinderopvang. Vaak wordt het nieuwe aanbod «peuteropvang» genoemd: een kortdurend aanbod dat voldoet aan de kwaliteitseisen voor kinderopvang, waardoor werkende ouders kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen. Inmiddels is het aanbod van peuterspeelzaalwerk in circa een kwart van de gemeenten al onder de kinderopvangtoeslag gebracht.

Wat gaat er veranderen?

  • Werkende ouders kunnen kinderopvangtoeslag aanvragen voor opvang in een peuterspeelzaal. Het organiseren van een aanbod voor kinderen van alleenverdieners of niet-werkende ouders blijft de rol van gemeenten;

  • Voor peuterspeelzalen wordt dezelfde maximaal te vergoeden uurprijs gehanteerd als voor de dagopvang;

  • De huidige randvoorwaarden voor het recht op kinderopvangtoeslag blijven gelden, zoals de koppeling aan gewerkte uren;

  • In het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (lrkp) wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. De naam van het register zal daardoor ook wijzigen.

Vanwege het onderbrengen van peuterspeelzalen onder de kinderopvangtoeslag neemt het Rijk uitgaven over van gemeenten. Zoals in de vorige brief is aangegeven3, zal dit gepaard gaan met het stopzetten van de decentralisatie-uitkering in het kader van de wet OKE.

Aansluiting bij de nieuwe financieringssystematiek voor de kinderopvang

Zoals per brief «Kabinetsbesluit nieuwe financieringssystematiek kinderopvang» d.d. 5 juni 2015 is aangegeven4, is het voorstel van het kabinet om over te gaan op een nieuwe financieringssystematiek voor de kinderopvang. De nieuwe financieringssystematiek houdt in dat de overheid kinderopvanginstellingen rechtstreeks bekostigt en dat ouders een eigen bijdrage betalen waarvan de hoogte afhangt van hun vastgestelde inkomen. De beoogde overgang op de nieuwe financieringssystematiek staat gepland per 1 januari 2018.

Om de transitie voor peuterspeelzalen zo eenvoudig mogelijk te houden, wordt ervoor gekozen dat zij meteen overgaan op de nieuwe financieringssystematiek in de kinderopvang. Zo wordt voorkomen dat peuterspeelzalen voor één jaar met de kinderopvangtoeslag moeten werken om vervolgens een jaar later met een nieuwe financieringssystematiek te worden geconfronteerd. Dat betekent dat het moment van inwerkingtreding van de harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang wordt verschoven van 1 januari 2017 naar 1 januari 2018.

2. Voorbereiding voor peuterspeelzalen op nieuwe situatie

Voor peuterspeelzalen betekent de harmonisatie een aanzienlijke verandering in de bedrijfsvoering, de positionering en de samenwerking met andere partijen in het veld. Werkende ouders krijgen ook voor peuterspeelzaalaanbod recht op kinderopvangtoeslag en peuterspeelzalen krijgen, net als de dagopvang, te maken met een verandering van de kwaliteitseisen. Ik vind het daarom belangrijk om peuterspeelzalen voldoende tijd te geven voor deze omvangrijke transitie en ze daarin ook te ondersteunen. Daarmee wil ik bereiken dat de ondernemers en beroepskrachten in peuterspeelzalen goed zijn voorbereid op de nieuwe situatie. Om die reden is met subsidie van het Rijk een meerjarig implementatietraject gestart in samenwerking met de Maatschappelijk Ondernemers Groep (MOgroep, brancheorganisatie voor peuterspeelzalen). Dit gebeurt in betrokkenheid met andere partijen in het veld.

De MOgroep zal digitale handreikingen voor medewerkers en organisaties ontwikkelen, er worden regionale bijeenkomsten voor gemeenten, peuterspeelzalen en kinderopvangorganisaties georganiseerd en er wordt een ambassadeursnetwerk opgezet. Dat netwerk bestaat uit ondernemers die ervaring hebben met eerdere harmonisatietrajecten en mee kunnen denken in het implementatietraject. Verder wordt er onderzoek gedaan naar het aantal vrijwilligers dat werkzaam is in peuterspeelzalen, de mate van regionale spreiding van deze groep en de wens naar scholing. Ook richt de MOgroep een helpdesk in voor vragen. Ten slotte zal er een breed communicatietraject worden opgezet waarbij alle relevante partijen in het veld worden betrokken.

3. Versterking van de pedagogische kwaliteit

Zoals aangegeven in «Een betere basis voor peuters» d.d. 17 juni 20145 streeft het kabinet naar een verdere kwaliteitsverhoging binnen de voorschoolse voorzieningen. De kwaliteitsverhoging steunt op twee pijlers: meer aandacht voor de ontwikkeling van kinderen en een betere samenwerking tussen scholen en voorschoolse voorzieningen. Bepaalde kwaliteitsverhogende maatregelen zullen verankerd moeten worden in wet- en regelgeving. Deze aspecten lopen mee in de brede herijking van de kwaliteitseisen binnen Het Nieuwe Toezicht. De Kamer wordt separaat geïnformeerd over de verdere uitwerking van de herijking van de kwaliteitseisen in «Het Nieuwe Toezicht: betere doelen, betere eisen en betere kwaliteit». In deze brief ga ik ook in op welke wijze ik de kwaliteitseisen voor de kinderopvang zou willen aanpassen, zodat samenwerking tussen opvang en onderwijs vergemakkelijkt wordt. Ik geef daarmee uitvoering aan de motie Yücel/Tellegen (Kamerstuk 31 322, nr. 237).

Andere plannen om de pedagogische kwaliteit te verhogen kunnen in samenwerking met het veld al worden gerealiseerd. Hiervoor is tussen 2015 en 2017 een stapsgewijs implementatietraject opgezet. Deze plannen worden hieronder toegelicht.

Een betere aansluiting tussen voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs

Een goede overgang tussen voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs draagt bij aan een doorlopende leer- en ontwikkellijn voor kinderen. Om de kwaliteit te versterken, wordt daarom gekeken naar mogelijke verbeteringen in de afstemming met het onderwijs en de rol van kindvolgsystemen daarbij. Op dit moment inventariseer ik met o.a. BOinK, PO-Raad, Brancheorganisatie Kinderopvang, MOgroep, de Inspectie voor het Onderwijs, praktijkexperts en wetenschappers waar de meest kansrijke mogelijkheden voor verbetering liggen.

Structurele scholing van pedagogisch medewerkers

De kwaliteit van kinderopvang en de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen wordt voor een groot gedeelte bepaald door de kwaliteit van de pedagogisch medewerkers. Daarom is structurele scholing van pedagogisch medewerkers op de werkvloer van groot belang. Aan de Brancheorganisatie Kinderopvang is eind 2014 subsidie verstrekt om de structurele scholing van pedagogische medewerkers vorm te geven. De eerste stappen om te komen tot een bij- en nascholingssysteem voor alle medewerkers in de kinderopvangsector zijn gezet. Er wordt daarbij nauw samengewerkt met het MBO.

Pedagogisch medewerkers in de kinderopvang en peuterspeelzalen kunnen via het bij- en nascholingssysteem modules volgen die bijdragen aan de kennis over het kind en hun professionele vaardigheden vergroten. Deze scholing biedt zowel leerstof over het opgroeiende kind in verschillende leeftijden, als leerstof gebaseerd op inzicht over het eigen functioneren als volwassene ten opzichte van kind, ouders en omgeving/organisatie. Onderdeel van deze scholing moet een goede beheersing van de Nederlandse taal zijn. Op dit moment worden in een digitale leeromgeving de eerste tests gedaan met diverse groepen deelnemers en digitale toetsvormen. Onderwerpen waarop de eerste modules worden geënt, zijn ondermeer werken met baby's, peuterkennis, de rol van de professional in de ontwikkeling van de baby en in de ontwikkeling van de peuter.

Wat gaat er veranderen?

  • Er wordt onderzocht of de afstemming tussen voorschoolse voorzieningen en het onderwijs verbeterd kan worden;

  • Er wordt een bij- en nascholingssysteem opgezet waar alle pedagogisch medewerkers gebruik van kunnen maken;

  • Het systeem zal modules bevatten over onder meer werken met baby's en peuterkennis de rol van de professional in de ontwikkeling van de baby en in de ontwikkeling van de peuter.

4. Proces

Vorig jaar heeft twee keer een bestuurlijk overleg plaatsgevonden tussen het kabinet en de VNG over de harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang. Daarnaast is er ook gesproken met de betrokken partijen uit het veld. Uit die gesprekken blijkt een breed draagvlak voor de kwaliteitsdoelen: peuterspeelzalen en kinderopvang moeten dezelfde kwaliteit bieden en dus aan dezelfde eisen voldoen. Met de VNG zijn wij niet nader tot elkaar gekomen in onze eindbeelden en onze ideeën over de financieringssystematiek. Er is een groot financieel verschil tussen het kabinetsplan en het voorstel van de VNG. In de brief «Harmonisatie peuterspeelzalen en kinderopvang: de volgende stap» wordt een toelichting gegeven op de financiële kaders van het kabinetsplan en het plan van de VNG en het kostenverschil tussen beide plannen.6

Ook zonder overeenstemming met de VNG over de wijze van financiering wil het kabinet doorgaan om de harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang te ondersteunen. Gezien de bestaande beweging in veel gemeenten waarbij peuterspeelzalen onder de kinderopvangtoeslag worden gebracht, ziet het kabinet de harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk als een logische stap om nu te nemen.

Om de transitie voor peuterspeelzalen zo eenvoudig mogelijk te houden, wordt wel gekozen voor een nieuw tijdpad. Onder Het Nieuwe Toezicht worden de kwaliteitskaders gefaseerd gelijk getrokken tussen 2017 en 2018. Voor het onderbrengen van de financiering van peuterspeelzaalwerk onder de Wet Kinderopvang wordt uitgegaan van 1 januari 2018. Dan wordt namelijk de overgang naar het systeem van directe financiering voor de kinderopvang beoogd. Peuterspeelzalen komen meteen onder de nieuwe financieringssystematiek te vallen. In de tussenliggende jaren werkt het kabinet samen met partijen binnen de sector om deze omvangrijke transitie vorm te geven, zodat peuterspeelzalen en kinderopvang straks goed zijn voorbereid op de nieuwe situatie.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 31 322, nr. 227.

X Noot
2

Kamerstuk 31 322, nr. 243.

X Noot
3

Kamerstuk 31 322, nr. 264

X Noot
4

Kamerstuk 31 322, nr. 277

X Noot
5

Kamerstuk 31 322, nr. 243.

X Noot
6

Kamerstuk 31 322, nr. 264

Naar boven