31 293 Primair Onderwijs

Nr. 359 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 maart 2017

In het AO kleuteronderwijs van 13 oktober 2016 (Kamerstuk 31 293, nr. 339) is gesproken over de ruimte die er is in het curriculum van de lerarenopleiding voor de specifieke kennis en vaardigheden die nodig zijn om les te geven aan het jonge kind. Aan uw Kamer is toen toegezegd om in gesprekken met lerarenverenigingen en de Werk-/Steungroep Kleuteronderwijs (WSK) te peilen of er behoefte is aan verdere specialisatie binnen de lerarenopleiding voor het jonge kind.

Op 14 december 2016 heeft deze veldconsultatie plaatsgevonden. Hierbij was een vertegenwoordiging aanwezig van leraren, schoolleiders, bestuurders en pabo’s via de Algemene Onderwijsbond (AOb), CNV Onderwijs, de Werk-/Steungroep Kleuteronderwijs (WSK), de PO-Raad, het Landelijk Overleg Lerarenopleiding Basisonderwijs (LOBO) en verschillende pabo’s. Met deze brief willen wij u informeren over de uitkomsten.

Belang van aandacht voor het jonge kind onmiskenbaar

Onderwijs verzorgen voor jonge kinderen vraagt deels andere kennis en vaardigheden van leraren dan het lesgeven aan oudere kinderen. De gesprekken die zijn gevoerd met de verschillende leraren bevestigen dit beeld. Eensgezind gaven zij aan dat het van groot belang is dat aankomende leerkrachten goed worden opgeleid in het lesgeven aan het jonge kind, dat er gericht aandacht is voor de specifieke manier van lesgeven, het begeleiden van spel en het inzicht hebben in de ontwikkeling van jonge kinderen waarbij zowel de theoretische kennis als de praktijkervaring belangrijk is.

Goede ontwikkelingen op de Pabo’s

Tijdens de veldconsultatie deelde een aantal pabo’s de ontwikkelingen die ze de afgelopen tijd hebben doorgemaakt met betrekking tot het jonge kind. Pabo’s hebben veel stappen gezet om in het curriculum meer recht te doen aan de manier van leren van het jonge kind. In 2011 startte het LOBO het project «Het jonge kind op de pabo».1 In dit project is gewerkt aan een gezamenlijk kader voor de specialisatie van het jongere en het oudere kind. In dit kader is een aantal thema’s vastgesteld die inhoudelijke richting vormen voor de specialisatie, en is opgenomen dat de specialisatie in de initiële opleiding minimaal één jaar duurt. Mede door dit project is op de pabo’s een ontwikkeling ingezet waarbij steeds meer ruimte is voor de specifieke kennis en expertise die nodig is om les te geven aan het jonge kind, zowel in het algemene deel als in de specialisatie. Sinds 2013 hebben alle pabo’s in het curriculum een specialisatie voor het jonge ofwel het oudere kind. De manier waarop dit gebeurt verschilt per opleiding, passend bij de scholen in de omgeving en de visie van de pabo.

Benadering van het jonge kind

Ook de WSK benadrukt het belang van aandacht voor het jonge kind. Ondanks de goede ontwikkeling op de pabo’s maakt de WSK zich zorgen of studenten na de opleiding voldoende voorbereid zijn om les te geven aan het jonge kind. Na de veldconsultatie gaf de WSK aan dat ze in de huidige situatie afgestudeerde pabo-studenten onvoldoende startbekwaam acht voor het lesgeven in de onderbouw. Dit heeft onder andere te maken met een onderwijskundige discussie die hieraan ten grondslag ligt. De WSK stelt dat op de pabo de theorie van ontwikkelingsfasen van Piaget onderwezen zou moeten worden. Een deel van de pabo’s kiest er voor om in de opleiding uit te gaan van de theorie van de zone van naaste ontwikkeling van Vygotsky. Het is niet aan ons of aan de politiek om hier stelling te nemen. Wij vertrouwen er op dat de pabo’s zich voor het curriculum baseren op wetenschappelijk onderzoek en dat ze continu kijken hoe ze studenten zo goed mogelijk kunnen voorbereiden op het beroep van leraar.

Waar het gaat om de ambitie van de WSK dat aankomende leerkrachten zo goed mogelijk moeten worden voorbereid op het beroep delen wij deze. Het standpunt dat de pabo tekort zou schieten in het opleiden van studenten voor het jonge kind delen wij niet. De pabo’s hebben de afgelopen jaren een kwaliteitsslag gemaakt en geven een goede basis om les te kunnen geven aan zowel het jonge als het oude kind. Deze kwaliteitsslag wordt bevestigd door de laatste accreditatie van de NVAO in 2015 en het rapport van de onderwijsinspectie «Beginnende leraren kijken terug».2 Wij hebben veel waardering voor de ontwikkelingen die de pabo’s de afgelopen jaren hebben doorgemaakt. Wij hebben er vertrouwen in dat deze ontwikkelingen zich voort zullen zetten en dat pabo’s studenten goed voorbereiden om in het basisonderwijs aan de slag te gaan.

Samenwerking tussen opleiding en de school is essentieel

Het opleiden van studenten staat nooit op zichzelf. In een doorlopende leerlijn voor leraren verwachten wij van opleidingen en scholen dat zij het werk goed op elkaar afstemmen. In de veldconsultatie werd benadrukt dat het belangrijk is dat de pabo continu in gesprek is met de afnemende scholen en kijkt of het curriculum voldoende aansluit bij de behoeften die bij hen leeft. De kwaliteit van de stageplekken speelt een belangrijke rol bij het goed opleiden van studenten. Bij een jonge kind specialisatie is het belangrijk dat een student stage kan lopen bij een leerkracht die zelf ook is gespecialiseerd in het jonge kind. Via het traject «opleiden in de school» geven we een impuls aan samenwerking tussen de lerarenopleiding en de school.

Een goede leraar word je in de praktijk

Goed leraarschap start bij een goede opleiding. Maar een goede opleiding is zeker geen eindpunt. Beginnende leraren moeten de kans krijgen om door te groeien: van startbekwaam naar vakbekwaam. De leraren, de school waar ze werken en de pabo’s hebben daarin allemaal hun eigen rol te vervullen. De kwaliteit van leraren moet groeien met wat zij in de praktijk opdoen. Startende leerkrachten hebben gedegen begeleiding en een lerende cultuur nodig om zich goed te kunnen ontwikkelen. De afgelopen tijd is samen met de bestuurlijke partners gewerkt aan verbeteren van de begeleiding van startende leerkrachten.

Ook zullen leerkrachten hun kennis en vaardigheden moeten versterken, verdiepen en actualiseren, door ervaring en door verdere scholing, bijvoorbeeld in het jonge kind. Verschillende pabo’s bieden een nascholingstraject «Jonge kind specialist» aan. Voor schoolleiders ligt de taak om goed te kijken naar de kwaliteiten van leerkrachten en de kennis die ze al hebben opgedaan in de opleiding. Als ze niet beschikken over de specifieke kennis voor het jonge kind en worden ingezet in de onderbouw is het aan schoolleiding om er samen met de leerkracht voor te zorgen dat ze de juiste nascholing (kunnen) volgen.

Soms ervaren leerkrachten op hun school onvoldoende ruimte om les te geven op een manier zoals zij in de opleiding hebben geleerd. Dit kan komen omdat de bestuurder, schoolleider of intern begeleider een andere visie op leren heeft of weinig kennis heeft van het jonge kind. Uitwisseling van kennis tussen opleiding en werkveld, maar ook tussen leerkrachten, intern begeleiders en schoolleiders via bijvoorbeeld een netwerk van jonge kind specialisten, is erg belangrijk.

Breed inzetbaar

Naast de specialisatie is het belangrijk dat leerkrachten kennis hebben van de doorlopende leerlijnen in de hele basisschool. Door deze goed te kennen weten leerkrachten hoe leerlingen als kleuter binnenkomen en hoe ze eind groep 8 zich hebben ontwikkeld. Uit de veldconsultatie bleek dat het, zeker met het oog op het lerarentekort, belangrijk is om leerkrachten op te leiden voor het hele basisonderwijs en daarmee ook breed in te kunnen zetten. Mede door de goede ontwikkelingen op de pabo’s en de behoefte aan brede inzetbaarheid zien wij geen noodzaak om de bevoegdheid van leerkrachten te beperken door ze smal op te leiden om les te mogen geven aan alleen het jonge of het oude kind. Specialisaties binnen de brede bevoegdheid zorgen voor de benodigde specifieke expertise, en de keuzevrijheid hierbinnen maakt de pabo aantrekkelijker voor doelgroepen die we graag meer op de opleiding zien, zoals bijvoorbeeld mannen.

Een oplossing voor de zorgen over het jonge kind ligt niet alleen bij pabo’s maar in het hele systeem; de cultuur van de school, de visie van de schoolleider, de kwaliteit van de stageplekken, de sturing vanuit het bestuur en de ruimte die er is voor professionalisering en nascholing. Wij zullen er met de betrokken partijen aan blijven werken dat elk kind, jong of oud, de aandacht krijgt dat het verdient.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Sardes (2015) – Werken aan de specialisaties het jongere kind en het oudere kind op de Pabo (http://www.sardes.nl/uploads/publicaties_downloads/art_bsm_specialisatie_pabo_201501.pdf)

X Noot
2

NVAO (2015) «Kwalitatieve verbetering pabo’s goed op weg» en Onderwijsinspectie (2015) «Beginnende leraren kijken terug – Onderzoek onder afgestudeerden. Deel 1: de Pabo»

Naar boven