31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 231 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 april 2015

Hierbij zend ik u het inspectierapport «Zittenblijven in het voortgezet onderwijs» (februari 2015)1. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) constateert daarin dat het landelijk percentage zittenblijvers sinds 2011 weliswaar licht daalt, maar in vergelijking met andere landen nog steeds vrij hoog is. Het relatief hoge aantal zittenblijvers is een punt van aandacht, omdat doubleren (dat wil zeggen: leerlingen moeten een heel jaar overdoen) in veel gevallen weinig effectief is. De inspectie constateert ook dat scholen weinig beleid voeren om zittenblijven te voorkomen of te verminderen. Dat is volgens de inspectie des te opvallender omdat scholen ook zelf aangeven te twijfelen aan het nut van zittenblijven.

In het Sectorakkoord VO hebben we afgesproken om het percentage zittenblijvers terug te dringen van 5,8% (in 2014) naar maximaal 3,8% (in 2020). Zittenblijven in het voortgezet onderwijs, en het voorkómen daarvan, staat daardoor recentelijk meer nadrukkelijk in de belangstelling. Het is positief dat de inspectie een daling van het aantal zittenblijvers constateert, maar we zijn er nog niet.

De inspectie benadrukt dat de sleutel naar succes ligt bij meer op maat gesneden onderwijs en intensievere leerlingbegeleiding. Zomerscholen zijn hiervan mogelijk een effectieve invulling. Er kunnen goede redenen zijn om een individuele leerling te laten doubleren. Voor veel leerlingen die blijven zitten geldt echter dat zij ondermaats presteren op slechts één of enkele vakken. Het is dan zonde als zij een heel jaar volledig moeten overdoen. Op een zomerschool krijgen leerlingen in de zomervakantie intensieve en persoonlijke begeleiding gericht op een beperkt aantal vakken, zodat ze zich de vereiste leerstof eigen kunnen maken. Als zij daarin slagen, kunnen zij alsnog doorgaan naar het volgende leerjaar.

In 2013 en 2014 is in pilots ervaring opgedaan met zomerscholen in het voortgezet onderwijs. In het Algemeen Overleg over vroegtijdig schoolverlaten en kwalificatieplicht d.d. 3 april 2014 heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over zomerscholen (Kamerstuk 26 695, nr. 96). Daartoe stuur ik u hierbij ook het rapport van de Rijksuniversiteit Groningen (november 2014)2. Dat laat op basis van genoemde pilots zien dat zomerscholen een effectieve interventie zijn tegen zittenblijven.

Vanaf 2015 is structureel € 9 mln. beschikbaar voor het voorkómen van zittenblijven. Met deze middelen kunnen scholen in het voortgezet onderwijs onder meer zomerscholen inrichten. Ruim 130 scholen hebben dit jaar in het kader van de Regeling Zomerscholen VO 2015 subsidie aangevraagd om een zomerschool te beginnen. Hieraan zullen de komende zomer circa 6.000 leerlingen deelnemen. Dit stemt positief.

Dit jaar is bovendien het Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) Effectieve Leerroutes gestart. Het doel daarvan is om nog beter in beeld te krijgen wat gedaan kan worden om zittenblijven (verder) te beperken, wat daarvoor nodig is en voor welke neveneffecten gewaakt moet worden. Rond de zomer zal de IBO-werkgroep haar rapport aan mij uitbrengen. In het najaar zal ik dat rapport met een kabinetsreactie aan uw Kamer sturen. Daarin kan ook ingegaan worden op het onderhavige inspectierapport over zittenblijven. Ik zal dat rapport onder de aandacht brengen van de IBO-werkgroep.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven