Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2015
Hierbij zend ik u het inspectierapport «Zittenblijven in het voortgezet onderwijs»
(februari 2015)1. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) constateert daarin dat het landelijk
percentage zittenblijvers sinds 2011 weliswaar licht daalt, maar in vergelijking met
andere landen nog steeds vrij hoog is. Het relatief hoge aantal zittenblijvers is
een punt van aandacht, omdat doubleren (dat wil zeggen: leerlingen moeten een heel
jaar overdoen) in veel gevallen weinig effectief is. De inspectie constateert ook
dat scholen weinig beleid voeren om zittenblijven te voorkomen of te verminderen.
Dat is volgens de inspectie des te opvallender omdat scholen ook zelf aangeven te
twijfelen aan het nut van zittenblijven.
In het Sectorakkoord VO hebben we afgesproken om het percentage zittenblijvers terug
te dringen van 5,8% (in 2014) naar maximaal 3,8% (in 2020). Zittenblijven in het voortgezet
onderwijs, en het voorkómen daarvan, staat daardoor recentelijk meer nadrukkelijk
in de belangstelling. Het is positief dat de inspectie een daling van het aantal zittenblijvers
constateert, maar we zijn er nog niet.
De inspectie benadrukt dat de sleutel naar succes ligt bij meer op maat gesneden onderwijs
en intensievere leerlingbegeleiding. Zomerscholen zijn hiervan mogelijk een effectieve
invulling. Er kunnen goede redenen zijn om een individuele leerling te laten doubleren.
Voor veel leerlingen die blijven zitten geldt echter dat zij ondermaats presteren
op slechts één of enkele vakken. Het is dan zonde als zij een heel jaar volledig moeten
overdoen. Op een zomerschool krijgen leerlingen in de zomervakantie intensieve en
persoonlijke begeleiding gericht op een beperkt aantal vakken, zodat ze zich de vereiste
leerstof eigen kunnen maken. Als zij daarin slagen, kunnen zij alsnog doorgaan naar
het volgende leerjaar.
In 2013 en 2014 is in pilots ervaring opgedaan met zomerscholen in het voortgezet
onderwijs. In het Algemeen Overleg over vroegtijdig schoolverlaten en kwalificatieplicht
d.d. 3 april 2014 heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over zomerscholen (Kamerstuk
26 695, nr. 96). Daartoe stuur ik u hierbij ook het rapport van de Rijksuniversiteit Groningen (november
2014)2. Dat laat op basis van genoemde pilots zien dat zomerscholen een effectieve interventie
zijn tegen zittenblijven.
Vanaf 2015 is structureel € 9 mln. beschikbaar voor het voorkómen van zittenblijven.
Met deze middelen kunnen scholen in het voortgezet onderwijs onder meer zomerscholen
inrichten. Ruim 130 scholen hebben dit jaar in het kader van de Regeling Zomerscholen
VO 2015 subsidie aangevraagd om een zomerschool te beginnen. Hieraan zullen de komende
zomer circa 6.000 leerlingen deelnemen. Dit stemt positief.
Dit jaar is bovendien het Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) Effectieve Leerroutes
gestart. Het doel daarvan is om nog beter in beeld te krijgen wat gedaan kan worden
om zittenblijven (verder) te beperken, wat daarvoor nodig is en voor welke neveneffecten
gewaakt moet worden. Rond de zomer zal de IBO-werkgroep haar rapport aan mij uitbrengen.
In het najaar zal ik dat rapport met een kabinetsreactie aan uw Kamer sturen. Daarin
kan ook ingegaan worden op het onderhavige inspectierapport over zittenblijven. Ik
zal dat rapport onder de aandacht brengen van de IBO-werkgroep.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker