Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2013
De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben een brief
ontvangen van een ouder uit Rotterdam over zijn bezwaar tegen de weigering van een
Rotterdamse school om kinderen te plaatsen van ouders die streefden naar het voortbestaan
van de Islamitische school Ibn Ghaldoun. Deze leden vragen mij om een reactie op deze
brief en hebben mij verzocht de uitspraak van de rechter in deze zaak af te wachten.
Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.
Toelating oud-leerlingen Ibn Ghaldoun
De leerlingen en de ouders van de leerlingen van Ibn Ghaldoun hebben – na het faillissement
van Ibn Ghaldoun – een uitnodiging gekregen om zich aan te melden voor de De Opperd.
Van de 631 leerlingen die aan het begin van het schooljaar bij Ibn Ghaldoun stonden
ingeschreven, werden er 617 ingeschreven bij De Opperd. Veertien leerlingen zijn niet
ingeschreven bij De Opperd: zeven leerlingen zijn naar een andere school gegaan, twee
leerlingen naar het buitenland en vijf leerlingen zijn door de school geweigerd. De
ouders van deze vijf leerlingen hebben twee procedures aangespannen. In beide zaken
eisten ouders toelating van hun kinderen op De Opperd.
Uitspraak rechter en consequenties
Afgelopen vrijdag 8 november 2013 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak in de twee
zaken gedaan. De rechter heeft geoordeeld dat De Opperd vier van de vijf leerlingen
alsnog moet toelaten. De vijfde leerlinge is verdachte in de examendiefstalzaak. De
Opperd hoeft haar van de rechter niet toe te laten, omdat voldoende aannemelijk is
dat haar toelating op de school spanningen veroorzaakt.
Naar aanleiding van de uitspraak van de rechter heeft De Opperd de vier leerlingen
alsnog toegelaten. Zij zijn op maandag 11 november jl. begonnen. De leerlinge die
niet toegelaten hoeft te worden, heeft een plek op een andere school aangeboden gekregen.
Tot slot
Het is goed dat alle oud-leerlingen van Ibn Ghaldoun een plek hebben gevonden in het
onderwijs. Ik vertrouw erop dat zij hun verdere schoolcarrière ongestoord kunnen voortzetten.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker