31 001
Programma voor Jeugd en Gezin

nr. 66
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 februari 2009

Op 15 en 16 januari jongstleden vond in Genève de behandeling plaats door het VN-Kinderrechtencomité van de Nederlandse rapportages. Het ging om Nederlands derde rapportage over het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en de eerste Nederlandse rapportage over het facultatieve protocol bij het IVRK inzake de handel in kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie. Op de zitting werden tevens de rapportages van de Nederlandse Antillen en van Aruba besproken.

Het comité toonde veel belangstelling voor de wijze waarop Nederland de rechten van kinderen naleeft. De vragen van het comité hadden onder andere betrekking op de voorbehouden die Nederland heeft gemaakt bij het Verdrag (waaronder de toepassing van volwassenstrafrecht op 16- en 17-jarigen), de aanpak van kindermishandeling, de wachtlijsten in de jeugdzorg, jeugdigen in detentie, uitbreiding van de gesloten jeugdzorg, de positie van vluchtelingen- en asielzoekerskinderen en over de instelling van een Kinderombudsman in Nederland.

In vervolg op de zitting heeft het VN-Kinderrechtencomité op 30 januari 2009 haar aanbevelingen, de zogenaamde Concluding Observations, bekend gemaakt. Deze aanbevelingen treft u als bijlage bij deze brief aan.1 In deze brief vindt u mijn reactie, mede namens de minister en de staatssecretaris van Justitie, op deze aanbevelingen.

Hiermee vormt deze brief een reactie op de brief van de algemene commissie voor Jeugd en Gezin van 27 januari jongstleden (kenmerk 2009Z00954/2009D03022), waarin om het verslag van het VN-comité, vergezeld van mijn reactie aan de Kamer, wordt gevraagd.

Tevens stuur ik u, conform mijn eerdere toezegging aan uw Kamer, als bijlage de reactie van Nederland op de «List of Issues» die het comité voorafgaand aan de zitting aan Nederland heeft gestuurd, als ook de «List of Issues» zelf. De List of Issues en de reactie daarop bevatten zowel vragen betreffende het IVRK als het facultatieve protocol.

20 Jaar IVRK – aandacht voor kinderrechten

Tijdens de zitting sprak het Kinderrechtencomité zijn waardering uit voor het feit dat er in Nederland een minister voor Jeugd en Gezin is benoemd, de samenhangende aanpak in het beleidsprogramma Alle kansen voor alle Kinderen en het gegeven dat het VN-Kinderrechtenverdrag een belangrijk kader vormt voor het Nederlandse beleid ten aanzien van kinderen.

In de dialoog met het Kinderrechtencomité heb ik mijn waardering uitgesproken voor de kritisch-constructieve wijze waarop het comité haar taken uitvoert. Nederland voelt zich gesteund door de aanbevelingen van het comité voor de verdere ontwikkeling van het kinderrechtenbeleid in Nederland.

Eerdere aanbevelingen van het Kinderrechtencomité hebben mede geleid tot het verbod op het gebruik van geweld in de opvoeding, de opheffing van de mogelijkheid van levenslange gevangenisstraf voor minderjarigen, het beëindigen van het samenplaatsen van strafrechtelijk en civielrechtelijk geplaatste jeugdigen in de justitiële jeugdinrichtingen, de landelijke uitrol van de RAAK-methodiek gericht op het tegengaan van kindermishandeling en het initiatief voor het instellen van een Kinderombudsman.

De nieuwe aanbevelingen van het Kinderrechtencomité geven mij aanleiding om door te gaan op de ingeslagen weg en waar nodig de inspanningen te versterken.

Ook in 2009 wil ik de samenwerking met de maatschappelijke organisaties zoals UNICEF en Defence for Children en met jongeren en jeugdorganisaties verder voortzetten.

Ik vind het van groot belang dat kinderen in Nederland bekend zijn met de kinderrechten. In Nederland ligt het niet voor de hand om dit vast te leggen in een onderwijsprogramma. We zullen hier op andere manieren aandacht aan besteden. Zo vieren wij gedurende 2009 het 20 jarig bestaan van het VN-Kinderrechtenverdrag met diverse activiteiten. Op 20 november, de Internationale Dag voor de Rechten van het Kind, organiseren de kinderrechtenorganisaties een kinderrechtentop in Leiden.

In 2009 gaat naar verwachting de Nederlandse Kinderombudsman van start. Ik wacht daarvoor de behandeling af van het initiatief wetsvoorstel van het kamerlid mw. Arib, dat voorziet in wijziging van de Wet Nationale ombudsman teneinde de benoeming van een Kinderombudsman door uw Kamer mogelijk te maken. Het zou een positief signaal zijn wanneer dit wetstraject vóór 20 november 2009 afgerond is.

Jeugdzorg en Aanpak Kindermishandeling

De aanbeveling van het comité om de wachtlijsten in de jeugdzorg terug te brengen, sluit naadloos aan bij mijn beleidsprioriteiten. Ik heb met de provincies en grootstedelijke regio’s afgesproken dat eind dit jaar, gegeven de verwachte groei, geen jeugdige meer langer dan negen weken wacht op zorg. Ik verwijs hierbij onder andere naar mijn brieven over de wachtlijsten van 5 september 2008 (Vergaderjaar 2007–2008, 29 815, nr. 166) en 18 december (Vergaderjaar 2008–2009, 29 815, nr. 178). De aanbeveling van het Comité om onderzoek te verrichten naar de wachtlijsten is al eerder in gang gezet. Zoals u weet heb ik het onderzoekbureau HHM gevraagd de wachtlijsten door te lichten. De uitkomsten van dit onderzoek ontvangt uw Kamer binnenkort in een brief over de wachtlijstcijfers per 1 januari 2009. Over de wachtlijsten in de jeugd-ggz en de uitvoering van de motie Sterk (vergaderjaar 2008–2009, 31 700 XVII, nr. 11) heb ik uw Kamer onlangs geïnformeerd middels de brief CZ/FBI-2908333.

Tot 1 januari 2010 is sprake van een overgangsperiode waarin jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdzorg ook nog in een justitiële jeugdinstelling kunnen worden geplaatst. Ik werk eraan om de capaciteit van het gesloten jeugdzorgaanbod zo snel mogelijk op te bouwen. In reactie op de motie Voordewind (vergaderjaar 2006–2007, 30 800 XVI, nr. 98), die vroeg om versnelling van de opbouw van het gesloten jeugdzorgaanbod, heb ik in 2008 een justitiële jeugdinrichting eerder omgevormd tot een instelling voor gesloten jeugdzorg. Met de aanwijzing van Den Engh en De Lindenhorst als aanbieders voor gesloten jeugdzorg op 1 februari 2009, zijn er op dit moment circa 1150 plekken voor de gesloten jeugdzorg beschikbaar.

Het Kinderrechtencomité spoort aan om te komen tot mechanismen voor monitoring van het aantal gevallen van geweld, seksueel misbruik, verwaarlozing en uitbuiting, inclusief gevallen die plaatsvinden in huiselijke kring, instellingen of andere zorg. Het Advies- en meldpunt Kindermishandeling verzamelt gegevens op individueel niveau. Daarnaast zal het landelijke prevalentieonderzoek dat in 2005 is uitgevoerd naar aantallen gevallen van kindermishandeling worden herhaald, voor het eerst weer in 2010.

Vreemdelingenbeleid, vluchtelingen- en asielzoekerskinderen

Artikel 37 van het IVRK bepaalt dat geen enkel kind onwettig of op grond van willekeur van zijn of haar vrijheid wordt beroofd. Verder vereist het Verdrag dat het inbewaringstellen van kinderen alleen als een ultimum remedium wordt toegepast voor een zo kort mogelijke duur.

Bij de uitvoering van het vreemdelingenbeleid worden deze bepalingen van het IVRK in acht genomen. Waar mogelijk wordt in Nederland vrijheidsontneming van kinderen voorkomen en wordt gebruik gemaakt van alternatieve vormen van opvang of vrijheidsbeperking.

In beginsel kunnen gezinnen met kinderen alleen in bewaring worden gesteld indien het vertrek uit Nederland binnen veertien dagen gerealiseerd kan worden. Indien er sprake is van toegangsweigering aan de grens geldt een maximale termijn van vier weken vanaf het moment dat het gezin verwijderbaar is.

Ook ten aanzien van de alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) wordt het instrument van vreemdelingenbewaring alléén toegepast indien een lichter middel niet toereikend is. Ter bescherming van amv’s die het risico op verdwijning en uitbuiting lopen is op 1 januari 2008 een pilot van start gegaan. In de pilot worden amv’s die (mogelijk) slachtoffer zijn of dreigen te worden van mensenhandel, beschermd opgevangen in kleinschalige opvangcentra. Op 4 november 2008 heeft de staatssecretaris van Justitie de Tweede Kamer per brief (Vergaderjaar 2008–2009, 27 062, nr. 63) geïnformeerd over de voortgang van deze pilot. Vanaf eind 2009 worden de resultaten van deze pilot geëvalueerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum (WODC) van het ministerie van Justitie. Op basis van de resultaten wordt beoordeeld welke vorm van opvang het meest geschikt is voor amv’s die het slachtoffer (zouden kunnen) zijn van mensenhandel.

Bij de herijking van het amv-beleid die op dit moment plaatsvindt en waarover uw Kamer in het voorjaar van 2009 bericht zal worden, is het belang van het kind uitgangspunt. Daarbij bestaat het voornemen om speciale herintegratieprojecten voort te zetten voor kwetsbare groepen als amv’s en slachtoffers van mensenhandel.

Kinderhandel, kinderprostitutie en kinderpornografie

Het comité vraagt Nederland om systematisch gegevens te verzamelen op dit terrein. Op het gebied van mensenhandel (daaronder valt kinderhandel) is al sprake van een systematische verzameling van gegevens over opsporing, waarover bovendien onafhankelijk wordt gerapporteerd door de nationaal rapporteur mensenhandel. Op het gebied van kinderpornografie is gepland dat de lopende verbeterprogramma’s bij politie en openbaar ministerie een systematische gegevensverzameling opleveren vanaf 2010. Over jeugdprostitutie worden door de Nationale rapporteur mensenhandelgegevens verzameld.

In reactie op de aanbeveling van het Kinderrechtencomité om te voorzien in strafbaarstelling van het vervaardigen en verspreiden van materiaal waarin de in het Protocol omschreven strafbare feiten worden gepromoot, kan ik u melden dat Nederland tot nu toe via beleidsmaatregelen uitvoering gegeven heeft aan deze bepaling. De desbetreffende gedragingen zijn als zodanig niet strafbaar gesteld in Nederland. Wel kan tegen het verspreiden van bedoeld materiaal onder omstandigheden strafrechtelijk worden opgetreden op grond van strafbare uitlokking.

Het comité spoort aan om het hebben van seks met minderjarigen in het buitenland actief aan te pakken. Ook vanuit uw Kamer is hier aandacht voor gevraagd, onder andere in de motie Arib (Vergaderjaar 2008–2009, 31 700 VI, nr. 50). Deze motie ziet enerzijds op het verschaffen van informatie over aantallen vervolgingen in Nederland van Nederlanders die zich in het buitenland schuldig hebben gemaakt aan het hebben van seks met minderjarigen sinds de strafbaarstelling daarvan.

Anderzijds is verzocht om een actief beleid te voeren ten aanzien van het opsporen van dit misdrijf en de Kamer over dit beleid te informeren.

Een verzoek om aantallen vervolgingen van Nederlandse verdachten van deze misdrijven sinds de strafbaarstelling daarvan (aanpassing Zedelijkheidswet per 1 oktober 2002) is al neergelegd bij het OM.

Over het actieve beleid ten aanzien van het opsporen van dergelijke misdrijven kan worden gewezen op de actieweken die op Schiphol zijn georganiseerd om zogenoemde kinderpornokoeriers aan te pakken. Volgend jaar volgen er dus nog 4 actieweken. Over andere mogelijkheden in de aanpak van dit fenomeen heeft in januari 2009 overleg plaatsgevonden met het OM en de politie. Ook kan worden gewezen op de intensivering van samenwerkingsprojecten met Bronlanden van kindersekstoerisme. Verder is in Nederland door de toeristenindustrie al in positieve zin op verschillende punten invulling geven aan de ECPAT Code of Conduct. Over zowel de aantallen als het beleid met betrekking tot de opsporing van dit misdrijf zal de Kamer uiterlijk eind februari 2009 worden geïnformeerd.

Nederlandse voorbehouden bij het IVRK en Ratificatie van het Facultatief Protocol inzake Kinderen in Gewapende Conflicten

Nederland heeft bij de ratificatie van IVRK drie voorbehouden gemaakt, te weten met betrekking tot de toepassing van volwassenenstrafrecht op 16en 17-jarigen (art. 37c IVRK), rechtsbijstand en hoger beroep in alle gevallen (art. 40 IVRK) en het recht op sociale zekerheid (art. 26 IVRK). Het comité beveelt aan deze voorbehouden in te trekken.

Nederland heeft goede argumenten voor deze voorbehouden, die ik nog eens uitvoerig heb toegelicht ten overstaan van het Comité. Dat neemt niet weg dat ik van mening ben dat wij, nu het Comité opnieuw aandringt, bereid moeten zijn om deze voorbehouden nog eens zorgvuldig te bezien met het oog op de volgende rapportage.

Voorts dringt het comité aan op spoedige ratificatie van het Facultatief Protocol bij IVRK inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten. Zeer binnenkort wordt publicatie van de goedkeuringswet hierover in het Staatsblad verwacht. Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na publicatie.

Tot slot

Het Kinderrechtenverdrag vormt het vertrekpunt voor mijn beleidsprogramma Alle kansen voor alle kinderen. De nieuwe aanbevelingen van het VN-Kinderrechtencomité geven steun aan het Nederlandse beleid ten aanzien van kinderen en jongeren en de richting waarin we dit beleid nog verder kunnen versterken. Blijvende aandacht is nodig voor snelle zorg, kindermishandeling, de positie van vreemdelingen en de uitvoering van het protocol.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven