30 862 Goedkeuring van het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest betreffende de uitvoering van de ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium (Trb. 2005, 310)

Nr. 94 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2013

In het AO van 19 september jl. heb ik de heer Dijkgraaf (SGP) toegezegd aanvullende informatie te verstrekken over «de snelheid van opslibbing na ontpoldering van de Hedwigepolder». Dit met de onderliggende vraag of de opslibbing, juist in de bocht van de Schelde, te snel gaat gezien het beoogde doel van een laagdynamisch gebied.

Tevens zend ik u mijn reactie op het verzoek van 10 september jl. van uw commissie over de brief van de heer Lases betreffende de kennisgeving voor de terinzagelegging van het Rijksinpassingsplan Hedwigepolder.

De doelen conform MER en ontwerpRijksinpassingsplan Hedwigepolder

Het Milieueffectrapport (MER) is bedoeld om de effectiviteit van voorgenomen maatregelen in het project Hedwige te beoordelen. De mate van opslibbing en het aandeel «laagdynamisch intergetijdengenbied» die in het AO genoemd werden zijn daarbij belangrijke aspecten. Het MER is opgesteld vanuit het volgende uitgangspunt:

«Er wordt gestreefd naar een zo groot mogelijk, duurzaam slik- en schorgebied met een maximale kans op ontwikkeling van een dynamische sedimentatie erosie situatie door middel van een éénmalige ingreep waarna het systeem de vrijheid krijgt zichzelf binnen randvoorwaarden te ontwikkelen.»

In het ontwerpRijksinpassingsplan (ontwerpRIP) Hertogin Hedwigepolder is het voorkeursalternatief uit het MER verder uitgewerkt. Op basis daarvan zijn de uitgangspunten voor het project Hedwigepolder vanuit twee invalshoeken geformuleerd:

  • A. De bijdrage aan het beoogde natuurherstel in de Westerschelde.

    Belangrijkste voorwaarde voor het natuurherstel van de Westerschelde is te komen tot systeemherstel vooral door ruimte te geven aan de rivier. Met het project wordt daar voor een belangrijk deel aan voldaan. Extra ruimte geeft de mogelijkheid voor het ontstaan van getijdenstromen, het bevorderen van geleidelijke overgangen onder invloed van getij en ondersteunt het unieke meergeulige karakter van de Westerschelde.

  • B. Het te realiseren streefbeeld in het plangebied zelf.

    Ten einde een gunstige staat van instandhouding te bereiken in de Westerschelde in het kader van de Habitatrichtlijn is uitbreiding van een aantal habitattypes noodzakelijk en wel de habitattypen H1130 (estuaria), H1310 (zilte pioniersbegroeiingen) en H1330 (schorren en zilte graslanden). De inrichting moet leiden tot deze drie componenten.

Betekenis van sedimentatie in het MER

Het MER geeft aan dat opslibbing c.q. sedimentatie een normaal onderdeel is van de ontwikkeling van een intergetijdengebied. Het draagt bij aan de uitbouw en differentiëring van het krekensysteem en aan de natuurlijke ontwikkeling in opeenvolgende ontwikkelingsstadia. Een zekere mate van sedimentatie van de Hedwigepolder op deze plek in de rivier is een hydrologisch gegeven. Dat wil zeggen: hoger in de Westerschelde bevat de rivier meer slib dan naar de zeemonding toe. Ook de ligging in een bocht van de rivier heeft invloed. Dat is de achtergrond voor een relatief snelle sedimentatie en betrekkelijk korte ontwikkeltermijn van het ecosysteem op die locatie. Experts spreken van «relatief kort» als het gaat om een sedimentatie in 15 tot 20 jaar. De natuurlijke ontwikkeling begint met de aanzet van kreken in relatie met de rivier, en vervolgens het ontstaan van natuurwaarden als open water, zandplaat, slik, pionierschor en schor.

In het MER is consequent aandacht besteed aan sedimentatie en de condities waaronder dit plaatsvindt. De maatregelen zijn beoordeeld op het tot stand komen van een duurzaam aandeel van de gewenste habitattypen in het ecosysteem, waaronder habitattype H 1130 (estuaria) met daarin het «laagdynamisch intergetijdengebied»:

  • Bij de bepaling van het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) en het voorkeursalternatief (VKA) is gekozen voor een alternatief in inrichting voor de Hedwigepolder met de meeste dynamiek en daardoor traagste mate van sedimentatie. De inzet is om langere tijd te kunnen beschikken over een ecosysteem met open water, zandplaten, onbegroeid slik en begroeid slik en schor.

  • De dimensionering van de geulen- en kreekaanzetten heeft de nodige aandacht gekregen, omdat dit van cruciaal belang is voor de verhouding sedimentatie/erosie. Er is daarbij gekeken naar de kreekaanzetten en de evolutie van het krekenstelsel in relatie tot de vegetatie. In het VKA wordt hierop ingespeeld door een uitgebreid krekenstelsel in het gebied aan te leggen. Doel is een goede drainage en bij gevolg zo traag mogelijke sedimentatie.

Bevindingen MER over effecten van voorgenomen maatregelen

Het MER baseert haar bevindingen op professional judgement, zoals onder andere ingevuld met de expertmeeting ter voorbereiding op het MER. Daarnaast baseert ze zich op ondersteuning door een modelstudie. De modelstudie heeft betrekking op sedimentatie van het gehele gebied op grond van hydrodynamische mechanismen en het aandeel slib in het rivierwater.

In het model is de huidige hoogteligging en de ligging van de Hedwige in de bocht van de Schelde ingebracht. Vegetatie is in het model niet meegenomen. De looptijd van de modelstudie is 15 jaar, omdat in die periode de hydrologische invloeden dominant zijn en vegetatie nog een betrekkelijk geringe rol speelt. Het MER komt tot de volgende bevindingen:

  • De modelstudie over sedimentatie met een looptijd van 15 jaar komt tot een gemiddelde opslibbing van ongeveer 1 cm per jaar voor het MMA en het VKA. Bij alle varianten in het MER vlakt – gelijk vanaf het begin – de sedimentatie af en wordt na verloop van 10 à 15 jaar ook trager.

  • Het model geeft aan dat er na 15 jaar een tussensituatie voor het ecosysteem ontstaat, waarin een dynamisch systeem met de Habitattypen H 1130, H 1310 en H 1330 voorhanden is. Het MER doet geen uitspraken over een percentage of oppervlakteverdeling van de verschillende habitattypen. Dat komt doordat de daadwerkelijk ontwikkeling van vegetatie en habitattypen nog van diverse afzonderlijke factoren afhankelijk is o.a. lokale verschillen in sedimentatie.

  • Het MER doet eveneens geen uitspraken over een eindbeeld van het ecosysteem op de lange termijn, dat wil zeggen tientallen jaren verder dan de modelstudie. Ze beveelt aan nauwkeurig te monitoren en eventueel bij te sturen. Ondanks de voorkeur voor natuurlijke processen waarbij het systeem zichzelf in stand houdt worden beheermaatregelen niet uitgesloten, zoals dat bij Nederlandse natuurgebieden vrijwel overal gebruikelijk is.

Hedwigepolder in voorgaande rapporten

In de loop der jaren is een serie rapporten verschenen over natuurherstel Westerschelde, waarbij de Hedwigepolder is meegenomen. Het belangrijkste rapport is dat van de commissie Nijpels (2008) vanwege de bundeling van kennis en inzichten. Na 78 verschillende potentiële alternatieven te hebben onderzocht en gewaardeerd concludeert de commissie dat het ontpolderen van de Hertogin Hedwigepolder de beste maatregel is.

Brief de heer Lases en ingekomen rapport Svasek

Uw commissie heeft van de heer Lases een reactie ontvangen naar aanleiding van de kennisgeving bij de terinzagelegging van het ontwerpRIP Hedwigepolder. Het is mij bekend dat de briefschrijver ook een officiële zienswijze heeft ingediend. De inhoud van deze brief zal ik betrekken bij beantwoording van de ingebrachte zienswijzen.

Voorafgaande aan een nog in te dienen zienswijze is het rapport «Verwachte bodemontwikkeling Hedwigepolder» van bureau Svasek aan de provincie Zeeland ter beschikking gesteld met het verzoek dit rapport tevens in handen te stellen van de MER-commissie. De provincie heeft aangegeven het rapport serieuze aandacht te zullen geven en te betrekken bij de behandeling van zienswijzen.

Behandeling van zienswijzen

De termijn voor het indienen van zienswijzen op het ontwerpRijksinpassingsplan Hertogin Hedwigepolder sloot op 30 september 2013. De zienswijzen zullen in de periode van twaalf weken daaropvolgend worden behandeld. Uit te voeren activiteiten in de periode van behandeling van zienswijzen zijn:

  • Alle ingebrachte zienswijzen zullen nauwkeurig worden bestudeerd.

  • Als daar aanleiding toe is worden bij zienswijzen ingebrachte rapporten afzonderlijk door externe deskundigen beoordeeld.

  • In de periode van behandeling van de zienswijzen is een expertmeeting voorzien om de stand van zaken op te maken. Deze meeting is gericht op optimale planinvulling. Nieuwe inzichten, die uit de zienswijzen naar voren komen worden hier zorgvuldig bij betrokken.

  • Er zal nader gekeken worden naar de rol van het beheer bij de duurzame instandhouding van een dynamisch ecosysteem. Deze vindt plaats in de context van de toekomstige afstemming van het beheer tussen het Land van Saeftinge, de Hedwigepolder en de Prosperpolder.

Zienswijzen kunnen resulteren in de aanpassing van planonderdelen. De conclusies ten aanzien van zienswijzen komen in de Nota van Beantwoording. De Nota van Beantwoording vormt de grondslag voor het bepalen van het definitieve Rijksinpassingsplan die is gepland in januari 2014.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven