30 566 Regels inzake het opleggen van beperkende maatregelen aan personen met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid en inzake het weigeren of intrekken van beschikkingen met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid (Wetbestuurlijke maatregelen nationale veiligheid)

E BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juni 2011

Bij koninklijke boodschap van 19 mei 2006 is bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend een voorstel van wet houdende regels inzake het opleggen van beperkende maatregelen aan personen met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid en inzake het weigeren of intrekken van beschikkingen met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid (Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid) (Kamerstukken 30 566). Dit wetsvoorstel is op 20 maart 2007 door de Tweede Kamer aanvaard en sindsdien bij de Eerste Kamer in behandeling. Bij brief van 31 augustus 2009 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens zijn ambtgenoot van Justitie, de Eerste Kamer verzocht het wetsvoorstel aan te houden.

De reden daarvoor was dat het wetsvoorstel is betrokken in het evaluatieonderzoek naar de totstandkoming, toepassing, beoordeling en aanpassing van antiterrorismemaatregelen in Nederland in het eerste decennium van de 21e eeuw. Dit onderzoek is uitgevoerd in eigen verantwoordelijkheid door het kabinet. Het rapport is bij brief van 28 januari 2011 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2010/11, 29 754, nr. 199).

Uitkomst van het onderzoek is dat voor de maatregelen die het afgelopen decennium zijn genomen de noodzaak gebleken is, met uitzondering van het wetsvoorstel bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid.

Bij de beoordeling van het wetsvoorstel bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid wordt in § 4.6.3 van het rapport geconcludeerd dat die noodzaak niet (meer) aanwezig is omdat sinds de aanhouding van het wetsvoorstel aanvullende strafrechtelijke bepalingen zijn aangenomen die zijn gericht op het (preventief) tegengaan van terrorisme. In de bovengenoemde brief heb ik aangegeven dat deze conclusie wordt gedeeld en dat wordt bevorderd dat het wetsvoorstel bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid wordt ingetrokken.

Daartoe gemachtigd door de Koningin trek ik het voorstel van wet hierbij in.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven