Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 augustus 2011
In het Algemeen Overleg van 15 december 2010 (Kamerstuk 30 545, nr. 101) is ter sprake gekomen dat ik de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) heb verzocht nauwlettend toe te zien op mogelijk onterechte
vormen van categoriale bijzondere bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), waaronder de verschillende
vormen van eindejaarsuitkeringen. Daarbij heb ik toegezegd dat ik de resultaten van het IWI-onderzoek aan uw Kamer zal toezenden, hetgeen ik hierbij doe1.
Op grond van mijn verzoek heeft IWI bij alle 418, per 1 januari 2011 bestaande gemeenten onderzocht of het beleid met betrekking
tot de toepassing van categoriale inkomensondersteuning in overeenstemming is met de WWB. Het onderzoek heeft zich gericht
op de periode 2008 tot en met 2010.
IWI concludeert dat het beleid in 389 gemeenten (93%) in overeenstemming met de WWB is. Bij de overige 29, voornamelijk kleinere
gemeenten heeft IWI tekortkomingen geconstateerd. Op grond van eerdere onderzoeken hebben hiervan 9 gemeenten hun beleid in
overeenstemming gebracht met de WWB en heb ik 2 gemeenten een aanwijzing gegeven. Het recente IWI-onderzoek heeft derhalve
18 nieuwe signalen over een onjuiste wetstoepassing aan het licht gebracht. Van deze 18 gemeenten hebben inmiddels 12 gemeenten
aangegeven zich in het vervolg te onthouden van buitenwettelijke toepassing van categoriale bijzondere bijstand. De overige
gemeenten zal ik aanspreken op hun onjuiste wetsuitvoering en, waar nodig, hen een aanwijzing geven.
De praktijk laat zien dat het probleem van de onterechte eindejaarsuitkeringen, of daarmee vergelijkbare uitkeringen, hardnekkig
en jaarlijks terugkerend is. In de praktijk heb ik ook moeten ervaren dat de huidige aanwijzing de gemeente de mogelijkheid
biedt tot bestuurlijke calculatie. Dit houdt in dat de gemeente zich bij de voorbereiding van een besluit bewust is van het
feit dat het in strijd is met de wet, maar de besluitvorming toch doorzet op grond van de afweging dat zij van de wetschending
geen direct (financieel) nadeel kan ondervinden.
Om deze ongewenste bestuurlijke calculatie uit te sluiten onderzoek ik of het mogelijk is het wettelijk regime met betrekking
tot de aanwijzing zodanig aan te scherpen, dat ingeval van een verwijtbare ernstige tekortkoming een aanwijzing direct gekoppeld
wordt aan een financiële maatregel en dat de aanwijzing ook gevolgen zal hebben voor de gemeente indien zij een beroep doet
op de incidentele- of meerjarige aanvullende uitkering.
Indien het onderzoek positief uitvalt zal ik zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel bij uw Kamer indienen.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
P. de Krom